2009 was een economisch rampjaar. Onze welvaart ging fors achteruit. Niko Gobbin van de CD&V-studiedienst en Caroline Ven van het kabinet van de premier selecteren in hun boek De welvaartsval tien belangrijke uitdagingen voor de Belgische economie. ‘Als we geen fundamentele keuzes maken, zal onze rijkdom verder afkalven.’

De cijfers voor 2009 stemmen allesbehalve vrolijk. Onze economie is met ruim drie procent gekrompen en zo’n 35.000 banen zijn verloren gegaan. Voor 2010 mogen we rekenen op een minimale groei en een verlies van bijna 60.000 jobs. ‘Sinds de Tweede Wereldoorlog hebben we nog nooit zo’n welvaartsval meegemaakt’, zegt Caroline Ven, kabinetschef sociaal-economisch beleid van premier Yves Leterme. ‘Per hoofd van de bevolking zal onze toegevoegde waarde in 2010 vijf procent lager liggen dan drie jaar geleden’, becijferde Niko Gobbin, adjunct-directeur van de CD&V-studiedienst. Ven en Gobbin later er in hun nieuwe boek De welvaartsval geen twijfel over bestaan: ‘We zullen nog jarenlang lijden onder de kredietcrisis.’

Toch lijkt het voor de meeste mensen voorlopig allemaal nog mee te vallen. ‘We hebben in België dan ook een goed uitgebouwd socialezekerheidssysteem dat de grootste schokken opvangt’, zegt Ven. ‘Maar vergis je niet: als je plots werkloos wordt, of ziek, of met pensioen gaat, daalt je welvaart aanzienlijk. Voor velen is het een schok.’

Veel mensen wijten onze financieel-economische problemen vandaag aan de kredietcrisis, maar er is meer aan de hand. ‘We kampen al van vóór de financiële crisis met structurele problemen, maar ze worden nu wel beter zichtbaar’, zegt Gobbin. ‘Een eerste belangrijk probleem heeft te maken met arbeid. Slechts 62 procent van de mensen op arbeidsleeftijd is aan de slag. Dat is te weinig, ook in vergelijking met andere Europese landen. En wanneer de economie weer aantrekt, zien we zeker in Vlaanderen dat we de vacatures niet vervuld krijgen. We hebben dus niet alleen een probleem van activering, we beschikken ook niet over de juiste mensen voor een baan. Een tweede structureel probleem heeft te maken met de loonkosten. Omdat die zo hoog lagen, hebben we vooral geïnvesteerd in machines om de mensen te vervangen. Onze hoge arbeidsproductiviteit kwam er dankzij onze hoge graad van automatisering. Maar we investeerden te weinig in innovatie en toekomstgerichte producten. Een gevolg is dat we nauwelijks uitvoeren naar de groeilanden van vandaag.’

Caroline Ven vult aan: ‘En omdat de overheid sinds de jaren zeventig constant moest saneren, zakten de overheids-investeringen weg tot een bedroevend laag niveau. Je merkt dat onder meer aan onze slechte wegen, maar ook op het vlak van onderzoek en ontwikkeling heeft de overheid bespaard.’

Sinds de jaren zeventig kent onze economie een systematische groeivertraging. Na een crisis slaagden we er niet in om weer naar het niveau van vóór de crisis (zie grafiek) te klimmen. Ven: ‘De Oeso en de Europese Commissie gaan ervan uit dat die tendens van minder groei zich zal doorzetten, want ze rekenen op een groei van minder dan één procent voor de komende jaren. We moeten ons dan ook afvragen of ons welvaartsmodel, met dat sociale- zekerheidssysteem dat nu de grootste schokken opvangt, kan standhouden als we niet ingrijpen.’ Ven en Gobbin zien tien uitdagingen waarbij we fundamentele keuzes zullen moeten maken. En ze geven aan wat we het best wel en het best niet doen, als we onze welvaart willen behouden.

1 Loonmatiging aanhouden

‘De ondernemingen in ons land hebben veel geld gestopt in machines en automatisering, omdat de loonkosten zo hoog lagen. Sinds 1996 is de loonmatiging vastgelegd bij wet, zodat ons concurrentievermogen op peil kan blijven. De sociale partners moeten de loonvorming afstemmen op de verwachte loonstijging van onze belangrijkste drie handelspartners, Duitsland, Frankrijk en Nederland. En er wordt een beleid gevoerd om de lasten te verlagen. Sindsdien is de vervanging van werknemers door machines afgeremd. Loonmatiging blijft van het grootste belang, zeker zolang de buurlanden onze voornaamste afzetmarkt vormen. Daar vergelijken ze de kostprijs van onze producten met de prijs die ervoor betaald moet worden als de producten ter plaatse worden vervaardigd. Alleen als we erin slagen om meer innovatieve producten met hoge toegevoegde waarde te vervaardigen die we kunnen uitvoeren naar groeilanden, zullen die loonkosten een minder belang-rijke rol gaan spelen. Maar loonmatiging blijft de volgende jaren cruciaal.’

2 Meer opleiding en scholing

‘Het sociale overleg in ons land is te lang beperkt gebleven tot loonoverleg. Gelukkig is er nu meer aandacht voor vorming en opleiding, al moet gezegd dat we daar nog stééds te weinig in investeren. Het jongste verslag van de Hoge Raad voor Werkgelegenheid heeft erop gewezen dat het voornaamste probleem van de arbeidsmarkt het gebrek aan opleiding en scholing is. Het kan toch niet dat in Brussel vandaag zoveel jonge mensen totaal niet inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt? En van de mensen die in ons land werken, volgt slechts 23 procent een opleiding. Het opleidingsbudget vertegenwoordigt ongeveer 1 procent van de loonmassa. Dat zijn schromelijk lage cijfers. Als we willen beweren dat we een kenniseconomie zijn, dan is investeren in opleiding en scholing essentieel.’

3 Aantrekkelijk investeringsklimaat

‘Een bedrijf dat in België investeert, wil hier niet zwaarder belast worden dan elders. Op dat vlak hebben we de voorbije jaren vooruitgang geboekt, dankzij de daling van de vennootschapsbelasting en de notionele-interestaftrek. Maar wat een hele reeks andere zaken betreft, hebben we nog een lange weg af te leggen. De administratieve vereenvoudiging, bijvoorbeeld. We hebben daar wel wetten over, maar op regionaal vlak lijkt het vergunningenbeleid soms hogere wiskunde. En dan kan bijna iedereen ook nog eens naar de Raad van State stappen en een procedureslag beginnen. Dat is niet bevorderlijk voor investeringen. Om de haverklap nieuwe normen en regels uitvaardigen, schrikt potentiële investeerders af. Stabiliteit is het allerbelangrijkste.’

4 Langere loopbaan

‘De discussie is niet of we langer moeten gaan werken, wel hoe we dat zullen realiseren. We zitten met een paradox: sinds we langer zijn gaan leven, is de loopbaan korter geworden, onder meer door het brugpensioen. Nog steeds zeggen mensen dat 60 jaar een mooie leeftijd is om te stoppen. Maar dan kunnen we niet iedereen tot het einde van zijn of haar leven een degelijk pensioen garanderen. We moeten dus langer aan de slag blijven. Daarbij is de pensioenleeftijd niet zo belangrijk, wel de lengte van de loopbaan. Systemen die mensen aanmoedigen om uit de arbeidsmarkt te stappen, zoals het brugpensioen, moeten we herzien. Ze remmen de mogelijke groei af en laten veel kennis en ervaring verdwijnen. De werkomstandigheden dienen op een verstandige manier te worden afgestemd op de leeftijd. Dat vergt een aanpassing van de bedrijfsprocessen, een andere bezoldiging van oudere werknemers, inspanningen voor levenslang leren, et cetera. Maar we kunnen er niet onderuit: een goede sociale bescherming en een degelijk pensioen vereisen een voldoende lange periode van bijdragen.’

5 Correcte vergoeding

‘Excessen moeten worden vermeden. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet. We hebben gemerkt hoe de dividenduitkeringen in de financiële sector de afgelopen jaren geen voeling meer hadden met de realiteit. Ook toplonen en bonussen lagen soms te hoog, of waren op verkeerde doelstellingen gebaseerd. Als ze worden uitbetaald na het nemen van veel te hoge risico’s of het diep snijden in de kosten van medewerkers, is dat verkeerd. Ook de werknemers moeten realistisch zijn. Eind 2007, begin 2008 waren er betogingen om compensaties te eisen voor het verlies aan koopkracht. Maar die koopkracht ging toen eigenlijk verloren door de hoge olieprijzen. De winst werd dus opgestreken door de olieproducerende landen, niet door onze bedrijven of overheid. Dan kun je die bedrijven of overheid ook niet vragen om dat verlies aan koopkracht volledig te compenseren.’

6 Harmoniseer de sociale stelsels

‘Er bestaan vandaag grote verschillen tussen werknemers, ambtenaren en zelfstandigen wat hun sociale bijdragen en bescherming betreft. Die kun je almaar minder verantwoorden op basis van het verschil in loopbaan. Veel mensen combineren ook statuten en dan wordt het wel erg ingewikkeld. Al die stelsels zouden dan ook het best geharmoniseerd worden. Dat wil niet zeggen dat we alles ‘naar boven’ moeten nivelleren, want dat is onmogelijk. We moeten zoeken naar een aanvaardbaar gemiddelde. Eén concreet voorbeeld: zelfstandigen eisen minimale pensioenrechten en krijgen die ook meer en meer, maar dan moet je ook kijken naar de bijdragen die ze leveren. Gelijke rechten betekent ook gelijke plichten.’

7 Meer verzekering in de sociale zekerheid

‘Voor velen is het schrikken als ze merken hoe groot de inkomensval is wanneer ze met pensioen gaan. Je valt al snel terug tot op 70 procent van je loon, soms zelfs tot 55 procent. Gepensioneerden lopen dan ook een groot risico om in armoede te verzeilen. Mensen zijn daar eigenlijk slecht over geïnformeerd. Het wettelijk pensioen is geëvolueerd tot een basispensioen. Daarom moeten we de verzekeringscomponent in de sociale zekerheid verstevigen. Onder meer door de verdere uitbouw van de tweede pensioenpijler, waarbij private verzekeringen een belangrijke rol kunnen spelen. En als we gaan naar langere loopbanen, kan ook de verzekeringscomponent in het wettelijke stelsel versterkt worden. Zo kunnen gepensioneerden hun welvaartspeil beter behouden. Ook een reorganisatie van de sociale zekerheid is noodzakelijk. Zet een gegarandeerde groei van 4,5 procent in de gezondheidszorg wel aan tot spaarzaamheid? Moet het geld van de sociale zekerheid niet actiever worden beheerd? En moeten we niet veel meer gebruik maken van informatisering en vragen stellen bij het nut van een hele reeks kleine instellingen die binnen de sociale zekerheid actief zijn?’

8 Vereenvoudig de fiscaliteit

‘Wie kan vandaag nog zijn belastingbrief zelf invullen? Er bestaan veel te veel uitzonderingen. Hoe eenvoudiger het systeem, hoe minder achterdeurtjes er openblijven en hoe correcter bijgevolg de inning. De fiscale gunstmaatregelen moeten worden beperkt tot die aankopen of gedragingen die je als overheid echt wilt stimuleren. We moeten ook denken aan een plafond voor de aftrekposten per belastingplichtige. Zo verminder je de kans dat rijkere mensen er meer van profiteren. We hebben vandaag hoge belastingen in vergelijking met andere landen, maar ons goed uitgebouwde systeem van sociale zekerheid heeft nu eenmaal zijn prijs. Dat neemt niet weg dat het innen van belastingen efficiënter moet gebeuren.’

9 Formuleer doelstellingen in meerjarenbegrotingen

‘Een goede begroting is meer dan het tellen van de uitgaven en inkomsten. Je moet doelstellingen formuleren: wat willen we als overheid bereiken met de inzet van middelen? Bovendien moet je een begrotingstraject afspreken: dat zijn de doelstellingen die we de volgende jaren willen halen. De verleiding wordt dan ook kleiner om de begroting met eenmalige maatregelen op te smukken, bijvoorbeeld met de verkoop van gebouwen die daarna moeten worden gehuurd. Een goed besparingsplan is ook altijd een toekomstplan. Een gezonde begroting is echter niet alleen de exclusieve opdracht van de federale begroting, alle overheden moeten daaraan bijdragen. Er is dus een constructieve samenwerking met de deelstaten nodig op het vlak van de openbare financiën.’

10 Onafwendbare staatshervorming

‘De staatshervormingen hebben het beslissingscentrum verlegd van de federale overheid in de richting van de deelstaten. De regio’s zien de gevolgen van hun beleid evenwel nog te weinig vertaald in hun budget. Op zijn minst moeten ze een groter deel van de eigen pensioenlasten dragen. Als Vlaanderen de lonen van de ambtenaren verhoogt of meer aanneemt, moet het zelf merken wat dat betekent voor die pensioenen. En er is meer. Preventie in de gezondheidszorg bijvoorbeeld is nu een gemeenschapsmaterie, maar de opbrengsten zijn voor de sociale zekerheid en zitten dus op het federale niveau. Waarom zou je als regionaal minister daarin zwaar investeren, als je er de vruchten niet van plukt? En de gemeenschappen kunnen ook meer verantwoordelijk worden voor hun eigen inkomsten, want nu is het makkelijk om uitgaven te doen als je daar zelf geen belastingen voor moet heffen. De begrotingen van 2010 en 2011 lukken nog wel zonder herziening van de financieringsstromen, maar vanaf 2012 komt de federale overheid in grote problemen als er niets gebeurt: ze kan nauwelijks nog besparen en de pensioenlasten zullen stijgen. Kan ze dan haar kerntaken, zoals justitie, nog goed uitvoeren? Een staatshervorming is onafwendbaar.’

Slot Hebben we een keuze?

‘Als we geen fundamentele keuzes maken op al die terreinen, zal onze welvaartsstaat verder afkalven. Het is daarom belangrijk dat we bij de bevolking een draagvlak vinden om die keuzes te kunnen maken. We moeten de mensen voldoende perspectief bieden en werken naar een duidelijk doel. Laten we optimistisch eindigen: als we nú de nodige keuzes maken, kunnen we de basis leggen voor een nieuwe periode van welvaart.’

Caroline Ven en Niko Gobbin, De welvaartsval, Pelckmans Studieboeken, 172 blz., 19,50 euro.

DOOR EWALD PIRONET / illustratie kim

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content