Vraag tien mensen welk land ze volgend jaar tot een economische supermacht zien uitgroeien, en alle tien roepen ze volmondig: ‘China’. Terecht: de jongste twaalf maanden nam het Chinese bnp met alweer dik negen procent toe tot 5400 miljard euro. Anno 2004 produceert de meest bevolkte natie ter wereld meer staal, kleren en mobilofoons dan wie ook op deze aardbol, en China brengt ongetwijfeld binnen de kortste keren zijn eigen wereldmerken voort.

China heeft het Westen in een houdgreep. Het kan de Verenigde Staten onder druk zetten, want het bezit de meeste Amerikaanse schatkistcertificaten in de hele wereld. Het kan de oliestaten onder druk zetten, want enkel de Amerikanen slorpen nog meer olie op dan de Chinezen. En intussen raakt het rijke Westen hopeloos verslaafd aan goedkoop Chinees speelgoed en afgeprijsde elektronica made in China. Het lijkt dus maar een kwestie van tijd vóór de Chinezen alle andere westerse grootmachten rechts voorbijrazen.

Dat wil zeggen: als de omvang en de snelheid van China’s expansie het land niet zuur opbreekt. De duizenden miljarden euro’s die westerse multinationals de jongste jaren in China pompten om van de goedkope arbeidskrachten te profiteren en een graantje mee te pikken van de gigantische binnenlandse markt, hebben nog altijd hun weg niet gevonden naar een performant economisch systeem. Omdat er nog géén is: naar westerse normen is geen enkele Chinese bank solvent, rammelt het financiële systeem aan alle kanten en is er niet eens een deftige kapitaalmarkt.

Zelfs het sprookje van de goedkope arbeidskrachten is een tweesnijdend zwaard. Om zijn groeiritme te behouden, moet China elk jaar 15 miljoen nieuwe vacatures kunnen invullen, vooral in de steden. Daarvoor moet het land putten uit de 800 miljoen Chinezen die nu ‘onproductief’ zitten te wezen op het uitgestrekte platteland. Alleen: zulke volksverhuizingen vergen zware infrastructuurwerken waar de grote steden eigenlijk het geld niet voor hebben – niet voor niets heeft de overheid in het voorjaar van 2004 nog bij de lokale overheden gesmeekt om de knip toch enigszins op de beurs te houden.

En dan moet China die actieve bevolking nog altijd vínden: in het fel vergrijsde land van Mao’s eenkindsgezinnen zijn de actieve Chinezen in feite proefkonijnen van een economisch experiment zonder voorgaande. De little emperors, zoals de verwende enige kinderen spottend worden genoemd, zijn de spreekwoordelijke witte muizen. Vroeg of laat gaat hun wieltje wel aan het rollen, maar het kan langer duren dan bepaalde optimisten ons voorspiegelen.

Frank Demets

Naar westerse normen rammelt het Chinese financiële systeem aan alle kanten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content