Cultuurredacteur Jan Braet neemt afscheid van Jan Hoet, de laatste kunstpaus.

In april 2005, alleen met de auto onderweg naar Tilburg voor een lezing, werd de toenmalige directeur van het MARTa-museum in Herford getroffen door een trombose. Hij was amper in staat om verstaanbaar om hulp te bellen. Maar hij kroop, niet voor het eerst, door het oog van de naald. Een week later zaten we samen voor Heroes, zijn grote heldententoonstelling in Herford. Het vooruitzicht van de dood gaf hem energie om alles te voltooien wat er nog te doen viel, want ‘als uw leven afgesloten is, kunt ge niet meer corrigeren’.

Hij bedoelde niet: nu spaar ik mijn krachten, ik zoek de eenzaamheid op en bezin mij over de essentiële dingen die er nog te zeggen zijn. Nee, hij had het over toenemende onrust en nieuwsgierigheid, en de behoefte om eindeloos dingen te willen toevoegen: ‘Ik geloof dat die eindeloosheid bij iedereen aanwezig is die weet dat hij gelimiteerd is. Dat is bijna een reactie op de limieten die je hebt. Eindeloosheid.’

Alleen zijn was niets voor hem. ‘Ik geloof dat alleen kunstenaars dat kunnen. Dichters, schrijvers kunnen in het grootste isolement leven. Ik niet. Ik kan dat niet. Ik heb altijd mensen nodig.’ En toch wist ook hij: ‘Jeder stirbt für sich allein.’ Dan zag hij zich in een visioen omringd door maar één enkele kunstenaar. Ettore Spalletti, in zijn huis in de bergen bij Capello sul Tavo altijd bezig met het verbinden van kleur, vorm en ruimte. Gefilterd uit de waarneming van de dagelijkse dingen – een pot rode geraniums op een blauw geschilderde vensterbank. Jan plaatste hem op de hoogte van Masaccio of Morandi, meesters die materie een doorschijnende klaarte geven, een overgang naar de rust van volmaakte abstractie.

Ettore Spalletti nam in 1986 deel aan Chambres d’amis in Gent. Samen met Remo Salvadori gaf Spalletti de binnenmuren in de woning van Robert Hoozee, de betreurde conservator van het Gentse Museum van Schone Kunsten, een warme, aardse gloed.

Zijn engagement gold een kunst die zich niet beperkt tot een imitatie van het leven, maar die er de spanningsvelden van aansnijdt. Uit de frictie komt energie vrij waarmee de kunstenaar iets nieuws creëert. Dat was de les van Joseph Beuys (1921-1986). Hij wees een kunst louter voor ingewijden af en verkondigde een breed gedragen sociale plastiek. Jan ontving hem in Gent, waar Beuys de installatie Wirtschaftswerte (1980) maakte, een bespiegeling over de vergankelijkheid van koopwaar en kunst als economische en maatschappelijke waarden. Het werk kreeg een plaats in de verzameling van het Museum van Hedendaagse Kunst, door Beuys ‘het grootste museum’ van Europa genoemd. Geen geringe lofprijzing voor een instelling die sinds haar oprichting in 1975 eerder krap gehuisvest zat in het Museum voor Schone Kunsten.

Hoet vocht met hand en tand voor een nieuw museum. Wat hij in 2000 kreeg, was een omgebouwd stadscasino, dat SMAK werd gedoopt, Stedelijk Museum voor Actuele Kunst. Uit een kleine groep bevlogen gelijkgezinden was een professionele organisatie gegroeid. De directeur, die sinds 1975 constant tegen de stroom van de heersende publieke opinie had opgeroeid, kon zich eindelijk veroorloven om stroomafwaarts te varen.

De internationale bekroning van zijn carrière vond plaats in het heetst van de strijd voor zijn museum, toen hem de leiding over de internationale kunstmanifestatie Documenta IX (1992) werd toevertrouwd. Hij vertrok er vanuit de eigenschappen van de locaties, de individuele kunstenaars en hun werken. In het middelpunt stond de video-installatie Anthro/Sozio van Bruce Nauman: de ronddraaiende kale kop van een operazanger die z’n existentiële onbehagen maar blijft uitschreeuwen.

Grootse projecten genoeg, versterkt door de ruchtbaarheid die hij er door zijn mediagenieke optreden aan gaf. Tegelijk zocht hij inspiratie in armoede, toeval en vergankelijkheid. Zeer begaan was hij met de raakvlakken tussen de ‘normale’ en de ‘gestoorde’ mens. Daarvoor kon hij putten uit zijn prille jeugd als zoon van een psychiater, die in zijn gezin in Geel zottekes had opgenomen. De tentoonstellingen Open Mind/Closed circuits (1989) in Gent en Loss of Control (2008) in Herford waren exemplarisch.

Wat hij op kleinere schaal met kunst en waanzin aanving, in 2001 in zijn ouderlijke huis in Geel (Y.E.L.L.O.W), getuigde van een fijngevoelige manier om complexe materie uit te drukken in plastische verhoudingen in de ruimte. Vorige zomer diepte hij het thema uit met een mythologische dimensie, en spreidde Middle Gate uit over heel Geel. Hij noemde het ‘mijn sluitstuk’. Verbetering: ‘mijn sluitstuk over dit onderwerp’. Voor één keer werd hij overruled. Het eindeloze project De Zee, dit najaar in Oostende, zal alleen nog zijn ideeën bevatten.

Na zijn bekroning met de Prijs voor Algemene Culturele Verdienste (2010) van de Vlaamse Gemeenschap zei hij: ‘Ik denk, het hiernamaals is een geloof in het onbekende. Zoals ook grote kunstenaars altijd geloven in het onbekende. Ze gaan ergens naartoe. En omdat ze ergens naartoe gaan, en je dat in het begin niet juist kunt bepalen, is het altijd het onbekende. Want het onbekende is altijd toekomst.’

Het waren geen banale ervaringen: dooreengeschud, tegengesproken, aangesproken, omhelsd te worden door Jan Hoet. ‘Ja jongen. Het is toch een schone tijd geweest, een zeer moeilijke tijd, maar ook een ongelofelijk verlichtende tijd’, zei hij.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content