Over Louis Michel viel de voorbije dagen in de kranten of in het parlement herhaaldelijk te horen dat zijn houding tegenover Irak slechts een kwestie van ‘profilering’ is, in het licht van de aanstaande verkiezingen. Versta: Michel méént het niet, hij wil zich in de ogen van de publieke opinie alleen wat interessant maken, in de hoop op electoraal gewin. Zelfs de Gentse professor Rik Coolsaet deelde in de brokken. Volgens Mia Doornaert in De Standaard is diens radicale kritiek op de Amerikaanse Irak-politiek alleen ingegeven door het streven om, als voormalig socialistisch kabinetslid, de paars-groene coalitie te steunen.

Het zijn intellectueel oneerlijke verwijten, want ze berusten op een intentieproces. Daarmee maakt de aanklager het zich best makkelijk. Zo hoeft hij het namelijk niet over de grond van de zaak te hebben. En iemand vuige intenties toeschrijven, valt niet te bewijzen en behoeft dus geen argumentatie, terwijl de beschuldigde er zich onmogelijk tegen kan verweren. Dit slag verdachtmakingen fungeert wel vaker als een nooduitgang voor de onwetendheid. Het is een passe-partoutkritiek voor de politieke lichtgewichten. Wie, in dit geval, een beetje op de hoogte is van het politieke traject van Michel of Coolsaet, kan het tenslotte niet verbazen wat zij nu denken over de aanstaande oorlog tegen Irak.

Het verwijt dat een politicus alleen uit is op ‘profilering’ is meestal slechts een binnenweg voor wie zich zonodig als een ‘kritisch’ parlementslid of journalist wil… euh, profileren, maar zijn ware argumenten niet durft bloot te geven – of er kortweg geen heeft. Het verwijt is vooral cynisch. Zonder daarvoor enig bewijs te kunnen aandragen, ontkent het dat een politiek standpunt of optreden is gemotiveerd door enige intellectuele of morele overtuiging. Het stelt daarentegen dat dit louter berust op een kleingeestig opportunisme. En dan maar klagen dat ‘de burger’ tegenover de politiek alleen maar cynisme kan opbrengen. Net dit soort cynisme ontdoet het politieke debat van zijn substantie, van ideeën en waarden.

Het is overigens maar de vraag hoe solide dat bezwaar van ‘profilering’ wel kan zijn. Krijgen andere ministers, zoals een Marc Verwilghen, immers niet geregeld het verwijt dat ze zich net te weinig profileren met gedurfde standpunten? Wordt niet net van een minister verwacht dat hij, in deze kwestie, de vredeswil die bij de bevolking leeft, politiek vertaalt en zo ‘de kloof’ tussen burger en politiek een beetje dicht? En hoe zwaar weegt het verwijt dat een minister de verkiezingen in het achterhoofd houdt? Is dat niet net zijn plicht? In een democratie dienen verkiezingen om hem op concrete beleidsdaden te beoordelen. Met standpunten als die van Louis Michel krijgt de kiezer alvast een helder dossier waarover hij in het stemhokje, even helder, zijn goed- of afkeuring kan laten blijken.

Met de profileringsdrang dreigt natuurlijk, dat is waar, altijd het populisme. Maar niemand hoeft de kiezer te onderschatten. Het zal tot 18 mei inderdaad niet ontbreken aan door populisme ingegeven profileringsnummertjes, maar als daar echt sprake van is, vallen de betrokkenen gauw genoeg door de mand. Het zijn trouwens meestal de meest populistische politici of journalisten die anderen profileringsdrang zullen aanwrijven. Alsof hun verwijten slechts de projectie van hun eigen slechte geweten zijn.

Voor cynici kan het nooit goed zijn – daarom zijn ze ook cynisch.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content