De Amerikaanse Burgeroorlog kostte in vier jaar tijd aan 600.000 soldaten het leven. In dat bloedige conflict droegen ook enkele honderden Belgen het geweer. Militair historicus Frank Decat ging op zoek naar het verhaal van de Belgen die vochten met Abraham Lincoln.

‘Toen we bij ons doel aankwamen, zagen we dat we de rebellen niet konden verjagen. Ze verscholen zich achter de stenen muur voor ons. Bovendien kwam het sper- en schrootvuur uit verschillende richtingen. We kregen het bevel om te gaan liggen en het vuur te openen.’ Zo begint een brief van kapitein Charles Alexandre Lucas aan zijn broer. Hij bericht daarin over de slag bij Winchester op 19 september 1864. Lucas vocht in het 24e Regiment Iowa en was een van de enkele honderden Belgen die deelnamen aan de Amerikaanse Burgeroorlog. Omdat hij zijn wedervaren zo precies noteerde, was hij een belangrijke bron van informatie voor militair historicus Frank Decat, die een boek schreef over die oorlog en de rol die Belgen daarin speelden.

Omdat we er in Europa zo weinig over weten, boeit de Burgeroorlog Decat al langer. ‘We kennen meestal alleen de clichés die Hollywood er in een film zoals Gone With The Wind van heeft gemaakt. De Europeanen beschouwden die oorlog een beetje zoals een loopwedstrijd in de wildernis. Maar het was de eerste echt industriële oorlog. Aan de ene kant waren generaals nog opgeleid in de napoleontische manier van oorlogvoeren. Aan de andere kant hadden ze wapentuig dat al de 20e eeuw aankondigde. Dat ging niet samen, en het verklaart ook het gigantische aantal doden dat in vier jaar is gevallen. De Amerikanen betreurden enkele weken geleden hun vierduizendste slachtoffer in Irak. Dat zijn er vierduizend te veel. Maar als je de klok anderhalve eeuw terugdraait, vielen er tijdens de Burgeroorlog in dezelfde tijdspanne meer dan een half miljoen doden. De Amerikanen verloren toen meer soldaten dan in twee wereldoorlogen, Vietnam, Korea en alle andere oorlogen samen.’

Het klopt niet helemaal dat de Burgeroorlog voor de bevrijding van de slaven op de plantages in het zuiden werd gevoerd. De directe aanleiding was wel de verkiezing in 1860 van de Republikein Abraham Lincoln tot president van de Verenigde Staten. Lincoln werd in het zuiden gezien als een aanhanger van het rabiate abolitionisme, dat de afschaffing van de slavernij voorstond. Maar dat was hij niet. Hij wou dat de slavernij zich niet zou verspreiden in de nieuwe staten die bij de Unie aansloten. In de zuidelijke staten mocht de praktijk van de nieuwe president blijven bestaan. Lincoln dacht, zoals Thomas Jefferson een halve eeuw eerder, dat de slavernij daar na verloop van tijd vanzelf zou verdwijnen.

‘Maar de zuidelijke pers schilderde Lincoln als de baarlijke duivel af en de secessie begon zo goed als meteen na zijn verkiezing’, vertelt Frank Decat. ‘Eind 1860 al scheidde Noord-Carolina zich van de Unie af. De secessie begon dus uit angst voor Lincoln, maar die stuurde tot begin 1863 aan op een compromis met het zuiden – op voorwaarde dat de opstandige staten in de Unie terugkeerden. De inzet van de oorlog was dus niet de afschaffing van de slavernij op zichzelf, maar het behoud van de Unie.’

Het noorden en het zuiden waren overigens ook economisch niet meteen concurrenten van elkaar. Het noorden stapte al in het begin van de 19e eeuw in een proces van industrialisering. Het zuiden volgde die weg niet. Het bleef het slavernijsysteem uit de 18e eeuw trouw, dat steunde op de katoenteelt. Het rijk van King Cotton. Uit dat verschil groeide na verloop van tijd wel een andere mentaliteit. Het noorden was liberaler en stond het abolitionisme voor. Dat leidde tot politieke spanningen, en uiteindelijk tot een burgeroorlog. ‘In 1863 begreep Lincoln dat het zuiden niet bereid was om zijn economisch systeem en zijn levensstijl op te geven’, zegt Frank Decat. ‘Met zijn Emancipatieproclamatie maakte hij de slavernij dan wél tot de inzet van de oorlog. Van dan af waren alle zwarten in door het noorden bevrijd gebied onmiddellijk vrij en werd de oorlog ook sterk ideologisch gekleurd.’

KONING VS REGERING

In Europa volgden vooral Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk nauwlettend wat er zich aan de andere kant van de oceaan afspeelde. Pruisen, Rusland en Oostenrijk dachten continentaal, zij keken niet over het water. Londen en Parijs deden dat wel. Ze zeiden het niet openlijk, maar ze zagen aanvankelijk liever het zuiden winnen. Ze hadden daarvoor elk hun eigen redenen. Het Verenigd Koninkrijk dacht dat het belang had bij een verzwakt en verdeeld Amerika. Een sterke VS kon een bedreiging vormen voor Canada en voor het Britse overwicht op zee. In Frankrijk was Napoleon III aan de macht, en die had plannen in Midden-Amerika. Hij wilde in Mexico een katholiek protectoraat van de grond helpen en hij mocht vrezen dat een sterke VS zo’n interventie in zijn achtertuin niet zou dulden.

‘Het was dus in ieder geval niet zo dat de Europeanen wegens de slavernij automatisch de kant van het noorden kozen’, zegt Frank Decat. ‘Belangrijker voor de Britten was dat hun markt met katoen uit het zuiden werd bevoorraad. Maar na het eerste oorlogsjaar hadden ze voor dat probleem al een oplossing gevonden. Ze zorgden ervoor dat er genoeg katoen kwam uit hun kolonie India.’

In België stond de koppige koning Leopold I tegenover zijn regering, zoals dat tijdens zijn regeerperiode wel meer gebeurde. Leopold had nog invloed in Europa, onder meer via zijn petekind, de Britse koningin Victoria, die met zijn neef Albert van Saksen Coburg was getrouwd. Hij hield niet van het republikeinse, antimonarchistische franje van het liberale noorden. De levenswijze van het zuidelijke establishment leunde nauwer aan bij zijn autoritaire, aristocratische visie. In 1863 installeerde Napoleon III de Oostenrijkse aartshertog Maximiliaan als een operettekeizer in Mexico, die helemaal afhankelijk was van de steun van vooral Franse troepen. Maximiliaan was een broer van de Oostenrijkse keizer Frans Jozef en hij was getrouwd met de Belgische prinses Charlotte, een dochter van Leopold I. Dat speelde zeker mee in de houding van de koning tegenover de Amerikaanse Burgeroorlog. Hij dacht wellicht dat een overwinning van het conservatieve zuiden een troef kon zijn voor het Mexicaanse keizerrijk.

Die houding moest wel botsen met die van de regering omdat België op internationaal vlak een neutrale koers voer. Daarnaast was de liberale premier Charles Rogier in alle stilte dan weer voor de zaak van het noorden gewonnen. ‘1864 was een belangrijk jaar’, verduidelijkt Frank Decat. ‘Het noorden kreeg argwaan over die zogenaamde Belgische neutraliteit. Om Washington toch te vriend te houden, stemde de regering erin toe dat de staat Massachusetts in Duitsland geronselde soldaten via de haven van Antwerpen naar New York en Boston liet vertrekken. Ook bij ons werd voor het noorden gerekruteerd. Het zuidelijke protest tegen die praktijk haalde weinig uit. Lincoln werd in november 1864 herkozen. Zijn topgeneraal William Sherman boekte belangrijke overwinningen in het zuiden. Londen en Parijs keerden hun kar. Koning Leopold I bleef het zuiden binnenskamers nog wel steunen, maar zijn aandacht ging toch vooral naar Mexico.’

200.000 ZWARTE SOLDATEN

Daar woedde op dat moment een felle strijd tussen de Franse, Belgische en Oostenrijkse troepen van keizer Maximiliaan en de rebellen van Benito Juarez. Toen de Amerikaanse Burgeroorlog in 1865 afliep en Washington met een interventie in Mexico dreigde, trok Napoleon III zijn soldaten uit Mexico terug. De Belgen konden niet anders dan volgen en de keizer stond er alleen voor. Hij werd verraden en terechtgesteld. Frank Decat: ‘Je kunt die ontwikkeling niet los zien van wat er in de VS gebeurde. Het noorden liet zien dat het een vuist kon maken. In 1861 was het Amerikaanse leger kleiner dan het Belgische. Vier jaar later had het noorden alleen meer dan een miljoen soldaten op de been – dat is meer dan de Grande Armée waarmee Napoleon naar Rusland trok. De Amerikanen zweren ook vandaag nog bij een burgerleger. Ze beschikken nu weliswaar over een sterk beroepsleger, maar ze kunnen op korte tijd reservisten of eventueel dienstplichtigen mobiliseren. Dat hebben ook de Tweede Wereldoorlog en Vietnam bewezen.’

Bij het uitbreken van de Burgeroorlog kon president Lincoln alleen een beroep doen op een klein aantal beroepsmilitairen en de militie, een strijdkracht van reservisten. Dat effectief werd in de loop van de oorlog aangevuld met massa’s vrijwilligers en dienstplichtigen. De snelle groei van de legers maakte de Burgeroorlog ook zo gevaarlijk. De medische diensten waren daar niet op voorbereid. Zeker in de eerste fase van de oorlog was de situatie in de veldhospitalen vaak schrijnend. Zelfs relatief lichte verwondingen waren dikwijls fataal. Er werd veel gebruik gemaakt van de Miniékogel, die een groot penetratievermogen had en restjes van kleren in de wonde meenam. Er was nog geen antibiotica om ontstekingen te genezen. Amputaties waren heel gevaarlijk.

Toen Lincoln na de zuidelijke aanval op Fort Sumter in april 1861 verzamelen blies, waren zowel noord als zuid ervan overtuigd dat de oorlog tegen de herfst zou zijn afgelopen. Maar het zuiden toonde zich sterker dan gedacht. Bij de eerste grote veldslag van de oorlog aan de Bull Run leden de noordelijke troepen een verrassende nederlaag. De twee kanten hadden snel soldaten te weinig. Vrijwilligers sloten zich aan en tekenden voor drie jaar. Als die contracten in het voorjaar van 1864 afliepen, had vooral het noorden veel vervangers nodig. Die zochten ze overal, en voor het eerst ook onder de zwarte bevolking. Frank Decat: ‘In 1861 dacht geen enkele weldenkende noordeling eraan om zwarten in het Unieleger te laten vechten. Pas in 1863 gingen er onder de druk van belangrijke abolitionisten stemmen op om dat reservoir toch aan te spreken. Er vochten uiteindelijk tweehonderdduizend zwarte soldaten mee in het noordelijke leger. En daarbij kwam natuurlijk ook het kanonnenvlees dat vooral in Duitsland en Ierland werd geronseld.’

Bij die cijfers verzonken de enkele honderden Belgen in de Burgeroorlog in het niet. Frank Decat schat dat in totaal tussen zevenhonderd en duizend Belgen in Amerika vochten. Een ruime meerderheid daarvan stond aan de kant van het noorden, en was ook al voor het begin van het conflict naar de VS geëmigreerd. De keuze voor het noorden was eenvoudig. De emigratie uit België verliep voor het grootste deel langs de haven van New York. Veel Belgen kwamen in Wisconsin terecht, een staat die toen nog in opbouw was en die veel mogelijkheden bood. Anderen belandden in buurstaten, zoals Indiana en Iowa. De grond was er goedkoop en, zoals kapitein Lucas in zijn brieven vermeldde, het klimaat was er voor Belgen zeker beter dan in het zuiden, ‘waar mensen zich alleen maar ziekten op het lijf halen’. Belgen die toch naar het zuiden emigreerden, trokken vooral naar New Orleans waar zeker toen nog veel Frans werd gesproken.

Decat vond gegevens terug van een kleine tweehonderd Belgen die tijdens de Burgeroorlog zelf de oversteek maakten. Dat waren voor een deel avonturiers. Vaak Belgische officieren of onderofficieren die het garnizoensleven in België beu waren en vertrokken, zoals er honderd jaar later huurlingen in Congo gingen vechten. De tweede groep bestond uit mensen die zich door Massachusetts lieten ronselen, maar dikwijls niet wisten waar ze eigenlijk naartoe gingen.

‘De eerste groep wist nog wel dat ze naar een oorlog gingen, maar niet wat dat toen precies betekende’, zegt de historicus. ‘Toen die eerste Belgen brieven naar huis schreven, verschenen er berichten in de kranten. Ook verhalen uit een Franstalige krant in New York sijpelden door. Het was daar niet leuk, zo bleek. Toch vertrokken er ook daarna nog twee schepen, met mensen die eigenlijk bij de neus werden genomen. Bedelaars uit een tuchthuis in Bergen kregen de keuze: naar Amerika vertrekken of achter de tralies blijven. Anderen tekenden een voorlopig contract, waarin stond dat ze in Amerika een baan zouden krijgen. Ze dachten aan een mijn of een fabriek, maar in Boston werden ze met de bajonet op het geweer verplicht om dienst te nemen.’

MEDAL OF HONOR

Na drie schepen stopten de ronselpraktijken abrupt. Het protest in de pers en zelfs in het parlement werd te groot. Het werd de ronselaars in België te link. De regering stond onder druk en porde de staatsveiligheid aan om de rekruteringen onder controle te krijgen. Het zuiden heeft in België niet gericht geronseld, zoals Massachusetts dat deed. Frank Decat vermoedt dat mensen hebben gediend aan boord van gewapende smokkelschepen, maar helemaal zeker is dat niet. ‘Het zuiden was ook geen wettelijke regering. Ze hadden wel mensen in Brussel, maar die werden nooit offi- cieel erkend. Amerika werd in Brussel vertegenwoordigd door de regering in Washington. In 1864 wist ook iedereen stilaan wel hoe de kaarten lagen.’

Kwantitatief hebben de Belgen dus nauwelijks een rol gespeeld. Toch verdienen vooral de verhalen van enkele officieren het te worden opgetekend. Naast Lucas denkt Frank Decat daarbij vooral aan Victor Vifquain. ‘Hij was luitenant-kolonel en regimentscommandant, en uiteindelijk zelfs brigadegeneraal. Vifquain was een van de drie Belgen die met een Medal of Honor werden vereerd. Naast hem kregen ook twee gewone soldaten die hoge onderscheiding. Verder hebben de Belgen hun schuttersputje verdedigd en zijn ze bij Vicksburg in de aanval gegaan. Ze hebben gedaan wat van hen werd gevraagd. En ze hebben daarbij alle ellende doorstaan. Hoeveel er uiteindelijk zijn gesneuveld, werd me niet duidelijk. Maar de strijd rond Petersburg in de laatste maanden van de oorlog was nog verschrikkelijk.’

Overigens kwam een andere Belgische bijdrage aan de oorlog uit de wapenfabrieken van Luik. Het neutrale België speelde op dat moment dezelfde rol als het prinsbisdom Luik in de Europese oorlogen van de 18e eeuw: leveren aan wie erom vraagt. Omdat de legers zo snel groeiden, kochten zowel noord als zuid wat ze konden krijgen. Dat waren soms nog oude musketten, die haastig werden omgebouwd tot iets wat op een geweer leek. Er was daarom niet in alle regimenten lof voor de Belgische wapens. De waardering verschilde naargelang van het soort Belgian Rifle dat ze in handen kregen.

Als er al een schaduw hing over de betrekkingen tussen België en de Verenigde Staten, dan trok die na de oorlog snel weg. In 1865 stierf ook Leopold I, en na het Mexicaanse fiasco verloor België zijn belangstelling voor Amerika. Leopold II verlegde de aandacht naar Afrika. Kapitein Lucas van zijn kant schreef een laatste brief aan zijn broer op 27 juli 1865. Hij droomde ervan om weer thuis te zijn, in Iowa. ‘Als ik terugblik op wat ik in die drie jaar heb meegemaakt. Blootgesteld aan de elementen te land en te water, het harde kampleven, de afmattende voettochten, de gevaren van het slagveld. Het lijkt me haast een droom dat ik dat allemaal heb overleefd. En toch weet ik dat het echt is…’

FRANK DECAT, VECHTEN MET LINCOLN. DE BELGEN IN DE AMERIKAANSE BURGEROORLOG, LANNOO, TIELT, 258 BLZ., 19,95 EURO.

DOOR HUBERT VAN HUMBEECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content