Met The Blazing World schreef Siri Hustvedt een vlammende roman over vrouwenhaat in de kunstwereld. Een gesprek over beroemde echtgenoten, feminisme-moeheid, en haar liefde voor de wetenschap. ‘Vrouwen hebben dezelfde vooroordelen over vrouwen als mannen.’

Tien jaar geleden stond de Amerikaanse schrijfster Siri Hustvedt (1955) in het Prado-museum voor Goya’s beroemde schilderij El tres de mayo de 1808 en Madrid. Ze werkte aan een essay over Goya’s tachtigdelige etsenserie Los Caprichos, en wilde nu de beroemde schilderijen van de Spanjaard met eigen ogen zien. Dus nam ze de tijd om De derde mei goed te bestuderen. Ze ging op een stoel zitten, stond af en toe op om een detail aandachtig te onderzoeken. Zo ontdekte ze dat Goya zichzelf linksonder in het schilderij had geschilderd. Opgewonden over haar vondst sleepte ze haar echtgenoot, de schrijver Paul Auster, hun dochter Sophie en een vriendin uit het café naar de museumzaal. Ook zij zagen in die linkerhoek van het doek Goya’s zelfportret. Het was geen optische illusie.

Terug thuis in Brooklyn vertelde Hustvedt haar vriendin, de jonge schrijfster Nicole Krauss, over het verborgen zelfportret. Krauss deelde Hustvedts onthulling met een Britse Goya-deskundige, die bevestigde dat niemand ooit over het spookbeeld in het schilderij had geschreven. ‘De curator van het Prado was bepaald niet blij met mijn ontdekking’, vertelt Hustvedt lachend. ‘Tenslotte was ik een leek. Pas later realiseerde ik me dat kijken voor veel kunsthistorici niet zo belangrijk is. Ze zijn met andere dingen bezig, de contextualisering van een kunstwerk, of de studie van de verf, of de eigendomsgeschiedenis van een schilderij. Het is ongebruikelijk om twee uur lang voor een schilderij te staan en alleen maar te kijken.’

De vrouw ván

Dat Hustvedt geen moeite heeft om urenlang naar een schilderij te turen, hoeft niet te verbazen. Haar hele wezen straalt concentratie uit. Spontaniteit zul je niet zo gauw met haar associëren. Ze beheerst haar omgeving. Ook tijdens interviews, waarvoor ze altijd dezelfde plek gebruikt: de voorkamer van haar brownstone-huis in Brooklyn, met in een hoek twee comfortabele fauteuils. Ook in haar verschijning wijkt ze niet af van de foto’s die op het internet staan: een lange broek, een vest van dunne wol op een hoog dichtgeknoopt overhemd. Alles in donkere tinten. Ze draagt haar blonde haar al jaren opgestoken, waardoor haar blauwe ogen nog meer opvallen. En hoewel ze lang en tenger is, maakt ze geen fragiele indruk. Ze doet denken aan de vrouwen uit Jan Troells klassieke film The Emigrants uit 1971, over Zweden die hun geluk zoeken in Minnesota, de staat waar de Noors-Amerikaanse Hustvedt opgroeide. Taaie vrouwen.

Hustvedt schrijft vaak over kunst. Niet alleen in essays, ook in haar romans. In haar nieuwste, zesde roman The BlazingWorld(De vlammende wereld) is de hedendaagse New Yorkse kunstscene de setting. In diezelfde wereld speelde What I Loved (Wat me lief was) zich af, haar derde roman, waarmee ze in 2003 internationaal doorbrak. Maar zelfs een bestseller is geen garantie om als romanschrijfster niet als de mindere te worden gezien van de schrijver met wie je toevallig getrouwd bent. De kranten schreven toen ietwat kleinerend dat Hustvedt erin leek te slagen ‘zich uit de schaduw van haar man te schrijven’ en dat ze toch wel ‘heel wat meer is dan alleen maar de vrouw ván’.

Ze zucht. ‘U hebt geen idee hoeveel artikels in die trant over mij zijn verschenen. Natuurlijk ben ik me ervan bewust dat mijn werk besproken wordt binnen de context van Pauls boeken. Geen enkele schrijver vindt zoiets leuk, want met iemand getrouwd zijn bepaalt niet wat je doet. Bovendien lijken onze boeken helemaal niet op elkaar. Maar wat me niet duidelijk was, was of het voortkwam uit roem – hij was eerder een bekende schrijver dan ik – of uit seksisme. Eigenlijk weet ik wel zeker dat er minstens ook een seksistisch aspect aan kleefde. En dat stemt me droevig. In Groot-Brittannië en de Verenigde Staten is dat na de publicatie van What I Loved wel veranderd. Vooral in Groot-Brittannië, daar had niemand het nog over Paul.’

Miskende kunstenares

Nu lijken de rollen omgedraaid. In het meinummer van Vanity Fair stonden de Amerikaanse vrienden van schrijver Salman Rushdie samen op een groepsfoto. Hustvedt staat midden in beeld, Paul Auster aan de rand. In het onderschrift wordt Hustvedt de ‘schrijver’ genoemd en Auster ‘Hustvedts schrijvende echtgenoot’. De unaniem juichende recensies over The Blazing World hebben ongetwijfeld bijgedragen tot die transformatie. ‘Fenomenaal’, ‘meesterlijk’, ‘subliem’, ‘opwindend’, klonk het. Hustvedt, concluderen de critici, heeft niet alleen haar beste boek geschreven, ze heeft ook een reputatie opgebouwd als een ‘briljante denker’ en ‘meeslepende schrijfster’.

Hustvedt bouwde The Blazing World op als een collage van zeer uiteenlopende perspectieven over de kunstenares Harriet (Harry) Burden. De roman wordt gepresenteerd als het werk van een academicus die na de dood van Burden een bloemlezing samenstelt uit diverse documenten: dagboekfragmenten, knipsels, interviews en zelfs voetnoten. Het grote raadsel rond Burden is haar (kunst)project dat ze Maskings noemt: het experiment van een miskende kunstenares die ervan overtuigd is dat haar werk wél positief ontvangen zal worden als ze het presenteert als het werk van jonge kunstenaars in plaats van de oudere weduwe die ze is. De ‘maskers’ zijn drie mannen die Burdens werk tentoonstellen alsof het door hen is gecreëerd. Ze zijn levende pseudoniemen. Burden wil het experiment afsluiten met een publieke ontmaskering. Tenminste, dat is het plan.

De roman is veel meer dan een feministische verhandeling over de mysogyne kunstwereld, maar het seksisme is wel de motor die Burden ertoe aanzet om haar experiment te ondernemen. Harry verzamelt in haar dagboeken eindeloos veel voorbeelden van seksisme in de kunstwereld. ‘Dat seksisme heeft een lange geschiedenis, en is tot op vandaag aanwezig’, zegt Hustvedt. ‘Vrouwen worden minder vaak erkend als kunstenaar dan mannen. Zelfs nu. Het werk van vrouwen levert ook minder op dan dat van mannen. Dat zijn féíten. Tegelijk kun je Harry’s truc niet reduceren tot een feministische parabel, zoals een van de kunstcritici die in de roman aan het woord komen doet. Als je dat doet, verlies je het psychologische inzicht, en Harry’s verhaal is complex en is geworteld in haar kindertijd.’

Uit een enkele recensie sprak een zekere vermoeidheid met het thema van de ondervertegenwoordiging van vrouwen. Dat wéten we nu wel, was de ondertoon. Hustvedt: ‘Daar ben ik het niet mee eens. Als mensen het wel weten, waarom verandert er dan niets? Het is een hardnekkig probleem, zegt Harry, juist omdat het onbewust is. Tot we het onbewuste bewust maken, totdat die discussie wordt gevoerd, zullen de structuren van de perceptie, van de aanvaarding en van de beoordeling van kunst die wordt gemaakt door vrouwen zichzelf reproduceren. Dat is een goed argument om het openlijk te bespreken.’

Vrouwelijke vooroordelen

Er zijn parallellen met de boekenwereld, zegt Hustvedt. Ook daar is sprake van gendervooroordelen. De organisatie VIDA – Women in Literary Arts publiceert elk jaar een rapport dat stijf staat van de statistieken die de kloof tussen mannen en vrouwen documenteren. Hoe de boeken van schrijfsters minder vaak worden gerecenseerd dan die van schrijvers. Hoe vrouwen er bekaaid afkomen in de toonaangevende media over boeken, en lang niet zo vaak als mannen belangrijke boeken recenseren. The Count, zoals het jaarlijkse rapport wordt genoemd, is in literaire kringen inmiddels beroemd, of berucht – afhankelijk van je opstelling over genderkwesties.

‘Ik vind dergelijke lijsten wel nuttig’, zegt Hustvedt. ‘De cijfers zijn interessant, vaak zijn ze onthullend. Dat in New York amper twintig procent van alle solotentoonstellingen het werk van vrouwen toont, is een interessante statistiek. Het is goed om te weten, maar natuurlijk moet je er wel iets mee doen. Je moet de discussie verdiepen.’

Sinds de romantiek en zeker sinds de victoriaanse tijd zijn de kunsten en de menswetenschappen gefeminiseerd, doceert Hustvedt, terwijl natuurwetenschappen een masculiene identiteit hebben. Ze pakt een boek van het tafeltje dat tussen ons in staat. ‘In Reflections on Gender and Science schrijft Evelyn Fox Keller over wetenschap als een masculiene vorm – een briljant boek en nog altijd actueel, al is het al wat ouder. Ik denk dat wanneer een man een roman schrijft of een schilderij creëert, hij de feminiene vorm veredelt door zijn mannelijkheid. En wanneer een vrouw schrijft over neurowetenschappen of filosofie, dan vermannelijkt ze doordat ze onderdeel wordt van een masculiene vorm. Dat vind ik interessante richtingen om verder over na te denken.’

Ze pauzeert even. ‘Dan is er nog een ander aspect: het feit dat vrouwen in de westerse wereld tot in het oneindige geassocieerd worden met het lichaam, terwijl mannen geassocieerd worden met het intellect. Dat onderscheid wordt zelfs nu nog gemaakt. Een fictief voorbeeld. Twee mensen zijn op een feestje, ze kijken rond en de ene zegt tegen de andere: “Denk je echt dat die mooie, jonge vrouw in die sexy jurk haar tweede postdoc in moleculaire biologie aan Rockefeller University doet?” Het is een opmerking die zowel door een vrouw als door een man kan worden gemaakt. Het vooroordeel dat een jonge, seksueel begeerlijke vrouw geen intellectueel zwaargewicht kan zijn, zit in ons allen ingebakken. Nou, verander de vrouw in dat plaatje in een jonge, filmster-aantrekkelijke man, en niemand die van zijn postdoc opkijkt. Natuurlijk veranderen onze percepties naarmate er meer vrouwen mannelijke beroepen uitoefenen. Maar er blijven disciplines, bijvoorbeeld de natuurwetenschappen of de analytische filosofie, die nog altijd door mannen gedomineerd worden. Het is een heel langzaam proces. En daarom moeten we ons terdege bewust zijn van onze vooroordelen.’

En ja, dat geldt ook voor vrouwen. ‘Dat is heel belangrijk. The Blazing World opent met die gekke, vulgaire zin over een pik en ballen. (De volledige zin luidt: ‘Alle intellectuele en artistieke ondernemingen, zelfs parodieën en andere grappig dan wel ironisch bedoelde uitingen, doen het beter bij de massa als die weet dat ergens achter dat grote werk of achter die grote volksverlakkerij een pik en een paar ballen gesitueerd kunnen worden.’) Het citaat gebruikt het woord “massa”. Later komt het terug, en verklaart een voetnoot dat het idee van de massa van Søren Kierkegaard afkomstig is. Voor hem was de massa een zeer negatief concept, dat hij afzette tegen het idee van het individu waarover hij altijd dacht en schreef. De massa heeft geen geslacht. De massa bestaat uit zowel mannen als vrouwen. Ik denk dat vrouwen dezelfde vooroordelen hebben tegenover vrouwen als mannen. Nogmaals: de enige manier om je ertegen te verweren, is je er bewust van te zijn.’

Dubbelleven

Siri Hustvedt groeide op in Minnesota in een Noors-Amerikaanse enclave. Ze was als kind tweetalig; haar moeder is Noors, haar vader is een Noorse Amerikaan van de tweede generatie – hij sprak Engels met een Noors accent. ‘Mijn grootmoeder woonde een tijd bij ons in huis, ze sprak geen Engels, dus was Noors de eerste taal die ik leerde. Ik heb ook een jaar op de middelbare school gezeten in Noorwegen. Hoewel ik het vloeiend en accentloos spreek, is mijn Noors minder elastisch en verfijnd dan mijn Engels. Ik voel me altijd heel jong als ik mijn moedertaal spreek.’

Na haar studie aan het St. Olaf College, waar haar vader hoofd van de faculteit Noorse taal en cultuur was, verhuisde ze naar New York, waar ze promoveerde in Engelse taal- en letterkunde aan Columbia University. In 1981 ontmoette ze Paul Auster, toen een onbekende schrijver, bij een poëzievoordracht. Het was voor haar liefde op het eerste gezicht. Hij deed er iets langer – een paar uur – over. Auster leefde toen al gescheiden van zijn eerste vrouw, de korteverhalenschrijfster Lydia Davis, met wie hij een zoon heeft. Hustvedt en Auster hebben een dochter, Sophie Auster, die singer-songwriter is.

‘Ik leid een dubbelleven,’ zegt ze, ‘als een soort zwervende intellectueel en als romanschrijfster.’ De afgelopen jaren verdiepte ze zich in de neurologie, psychiatrie en filosofie. Ze schreef er essays over, die gebundeld zijn uitgegeven.

Het is ongebruikelijk voor een romanschrijver om zich ook zo intensief in andere disciplines te verdiepen.

HUSTVEDT: Er zijn tal van intelligente en nieuwsgierige romanschrijvers. Alleen duikt niet iedereen zo diep in andere disciplines als ik. Ik ga naar academische congressen en schrijf wetenschappelijke papers.

Dus u studeert veel?

HUSTVEDT: Wat mij interesseert, is een probleem te benaderen vanuit verschillende theoretische modellen. Bijna alle lezingen die ik geef, of het nu voor een zaal vol kunsthistorici of voor een groep neurowetenschappers is, hebben die insteek. Daarnet zat ik nog te schrijven aan een paper met de titel Subjunctive Flights. Thinking through the Embodied Realities of Imaginary Worlds. (lacht) Het is voor een congres in Italië volgende maand. De tekst is bestemd voor een klein gezelschap van neurowetenschappers, filosofen, kunsthistorici en psychoanalytici. Zoiets vind ik fijn. Mensen begrijpen vaak niet hoe leuk het is als je veel van een onderwerp weet. Voor mij is het een soort spel.

Is het voor een romanschrijver makkelijker om naar een thema te kijken vanuit verschillende perspectieven?

HUSTVEDT: Ja, want de roman als vorm is precies dat. De Russische filosoof en literatuurcriticus Mikhail Bakhtin noemt de roman ‘polyfonisch’: het zijn verschillende stemmen die tegen elkaar praten. The Blazing World is een bakhtiniaans boek. Maar de voorwaarde is natuurlijk wel dat de romanschrijver de wetenschappelijke materie kent. Mijn kennis is niet oppervlakkig, dat maakt me geliefd op congressen. Want ik weet echt iets van neurowetenschappen en filosofie. Ik heb me erdoorheen gewerkt.

Dat lijkt me vrij uniek. Kent u andere schrijvers zoals uzelf?

HUSTVEDT: Nee. Bedenk wel dat mijn leven bestaat uit schrijven en lezen. Ik kan ook lezen wat ik wil. Ik heb een vrijheid die anderen niet hebben. De meeste intellectuelen zijn aan een instituut gebonden. Ze hebben academische banen, moeten binnen hun discipline publiceren. Of ze geven les in creatief schrijven, zoals veel romanschrijvers. Ik hoef dat niet te doen. Dat is een luxe waarvan ik me wel bewust ben. Ik heb geluk, heel veel geluk.

Ook uw hoofdpersonage Harry Burden is een intellectueel.

HUSTVEDT: Ja, ze is een genie. Haar dagboeken staan vol aantekeningen over wat ze leest en heeft geleerd. Ze is intens nieuwsgierig. Ze boort zich door problemen heen, gebruikmakend van een scala aan bronnen.

Is dat voor een oudere vrouw als Harry makkelijker?

HUSTVEDT: Oh, zeker. Een oudere vrouw zit in een heel andere positie dan de jonge vrouw in de sexy jurk met haar tweede postdoc over wie ik het net had. Het is heel bevrijdend om je status als seksueel object te verliezen. In een betere wereld zou een vrouw beide posities tegelijk kunnen innemen. In deze wereld is het inderdaad zo dat een oudere vrouw meer gerespecteerd wordt om haar intellect dankzij haar leeftijd. Het is niet fair. Het brengt wel vrijheid met zich mee.

Harry maakt daar gebruik van. Dit is waarschijnlijk een van de weinige romans over een vrouw waarin de vrouw niet op zoek is naar liefde, geen man zoekt, geen zinderende affaire heeft – al heeft Harry wel een partner van wie ze houdt. Nee, dit is een boek over een vrouw die maniakaal gedreven wordt door haar eigen ambitie.

U bent ook ambitieus. Raken recensies u?

HUSTVEDT: Toen mijn eerste roman uitkwam, las ik echt elk scheetje dat erover verscheen. Daarna nooit meer.

Om uzelf te beschermen?

HUSTVEDT: Ongetwijfeld. Maar ook omdat ik van de recensies niets leerde. Laten we eerlijk zijn, een recensie is niet hetzelfde als een wetenschappelijk essay over mijn werk. Daar kun je nog iets van opsteken, als de schrijver iets in je werk ziet wat je zelf niet had gezien.

The Blazing World gaat over perceptie. Recensies zijn ook een vorm van perceptie, en daarom lees ik ze nu wél. Het is grappig, ik zie de recensies als een voortzetting van Harry’s project. Daarom raken slechte recensies – waarvan er niet veel zijn – me niet. In de eerste plaats omdat ik veel vertrouwen heb in het boek: het is een goed boek. En van kritieken die het boek aanvallen als te intellectueel, of te gefixeerd op seksisme, denk ik: ze bevestigen Harry’s standpunt over perceptie, hoe we misleid worden door onze vooroordelen. Fascinerend. Al wordt het misschien tijd om het spel los te laten.

Siri Hustvedt, De vlammende wereld, De Bezige Bij, 475 blz., ?24,90.

DOOR FREKE VUIJST IN NEW YORK

‘Feminisme-moeheid? Als mensen “het nu wel weten”, waarom verandert er dan niets?’

‘In deze wereld wordt een oudere vrouw dankzij haar leeftijd meer gerespecteerd om haar intellect.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content