In de Oostkantons rust nog steeds een taboe op alles wat met oorlogen te maken heeft.

Na de Eerste Wereldoorlog bepaalde het Verdrag van Versailles (1919) dat de Duitse kantons Eupen en Malmédy aan België toekwamen en het deel van de oorlogschade dat Duitsland moest betalen. De nieuwe Belgen mochten zich in een volksraadpleging over de aanhechting bij België uitspreken. Of beter gezegd: wie niet akkoord ging, mocht dat laten weten. Op de 30.000 stemgerechtigden hadden 271 de moed om officieel protest aan te tekenen. Volgens de Belgische regering wilde dat meteen zeggen dat de rest akkoord ging.

Nu moesten de nieuwe Belgen alleen maar échte Belgen worden, en die opdracht werd toevertrouwd aan koninklijk commissaris Herman Baltia, een generaal die zijn sporen had verdiend in Belgisch Congo. Hij moest het nieuwe gebied besturen als ‘een kolonie die in direct contact staat met het vaderland’.

Erg gelukkig waren de ‘Oostkantonezen’ – zoals vele Duitstalige Belgen zich tot vandaag noemen – niet met de hele situatie. Vooral het feit dat ze te maken kregen met een Franstalige administratie zat velen dwars. Dat was de Belgische regering ook bekend. Bij de viering van 100 jaar België kregen de Duitstaligen te horen dat de talenkwestie ‘alleen wat goede wil van hun kant’ vroeg en dat ze blij mochten zijn geen deel meer uit te maken van het ‘met schande overladen Duitsland’.

De nazi’s speelden op die ontevredenheid in en toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, waren de mensen in de Oostkantons al erg verdeeld. De annexatie door Duitsland maakte dat erger. Een klein deel van de bevolking sloeg op de vlucht, geïsoleerde groepjes gingen in het verzet, de meerderheid van de bevolking paste zich aan, des te meer omdat de Belgische regering voor het eerst tegen de annexatie protesteerde in juli 1943, en dan nog via Radio Londen.

De redenen voor de collaboratie in de Oostkantons zijn een staalkaart voor het hele land. Een deel van de bevolking steunde de nazi’s volledig, een deel was gewoon anti-Belgisch, waarbij alle grieven – Franstalige administratie, het koloniale regime van Baltia, het referendum – werden opgerakeld. Maar er was ook een groep die pro-Belgisch was, voor wie de antikatholieke houding van de nazi’s de doorslag gaf.

De annexatie betekende ook dat 8700 jonge mannen in het Duitse leger werden ingelijfd. Meer dan 3400 van die ‘Zwangssoldaten’ kwamen nooit terug. Met de bijna 3700 krijgsgevangenen uit de Oostkantons wisten de Belgische gerechtshoven niet goed wat te doen. Op aanraden van de Amerikanen werden ze dan maar als Belgen behandeld en niet als Duitsers.

Het Von Rundstedt-offensief (16 december 1944 tot 2 februari 1945) vernielde grote delen van de streek. En daarna sloegen repressie en epuratie ongemeen hard toe. Een op de vier mensen werd voor collaboratie aangeklaagd. Van de 15.623 beschuldigden werden er 1503 veroordeeld, terwijl nog eens 1531 mensen de Belgische nationaliteit verloren.

Daarmee was de bestraffing niet alleen veel harder dan in de rest van het land, ook de sfeer waarin alles verliep, sloeg diepe wonden. Op 20 juni 1945 werd de bevolking immers opgeroepen ’te tonen dat ze goede Belgen waren’ en dus ‘de collaborateurs te verklikken’. In zo’n kleine gemeenschap speelt dat tot vandaag mee.

Misjoe Verleyen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content