In de wereld van computers en informatica is het Zuid-Indiase Bangalore een begrip, een schoolvoorbeeld van globalisering en computertechnologie. Politicoloog Patrick De Vos trok er met steun van het Fonds Pascal Decroos heen en kwam terug met een genuanceerder beeld dan de hype laat vermoeden.

Deze reportage kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek. www.fondspascaldecroos.org

Dank ook aan A. Saldanha en B. Sivaraman.

Patrick De Vos is politicoloog. Hij werkt momenteel aan een boek over India en de globalisering, dat later dit jaar bij Van Halewyck verschijnt.

Bangalore. Zo’n vijftig jaar geleden was het de mooiste stad in India. Met haar brede, Europees aandoende lanen, haar vele parken en haar naar Indiase maatstaven mild klimaat was Bangalore een geliefd oord voor gepensioneerde bedrijfsleiders en topambtenaren op het hoogtepunt van hun carrière. Vandaag is de ‘Garden City’, met haar meer dan zes miljoen inwoners, niet alleen de kostbare hoofdstad van de Indiase IT-industrie, maar ook de snelst groeiende stad van Azië.

Alles wat naam en faam heeft in de wereld van technologie en informatica is hier neergestreken: Microsoft, IBM, Intel, Siemens, Motorola, Philips. Het is slechts een greep uit de bijna 1400 technologiebedrijven die zich in de loop der jaren in Bangalore vestigden. Tweederde daarvan zijn Indiase firma’s, maar een even groot deel van de totale investeringen komt uit het buitenland.

Vandaag behoort Bangalore tot de vijf grootste softwaresteden ter wereld. Het succes van de Zuid-Indiase IT-industrie kent haar gelijke niet. Het verhaal begint in 1986 toen het Amerikaanse bedrijf Texas Instruments als eerste buitenlandse onderneming in Bangalore een vestiging opende die volledig op export was gericht. Drie jaar later volgde het eveneens Amerikaanse Hewlett-Packard.

De stad had toen al een paar troeven op zak. De zuidelijke deelstaat Karnataka, waarvan Bangalore de hoofdstad is, had al een reputatie op het gebied van wetenschap en technologie. Vanaf de jaren vijftig had de Indiase overheid er grote staatsbedrijven en prestigieuze onderzoeksinstellingen uit de grond gestampt. Die bedrijven en instellingen werden als ‘strategisch gevoelig’ beschouwd en vonden in Bangalore, dat al snel op een paar duizend kilometer van de grenzen met Pakistan en China ligt, een veilig onderkomen.

In de loop van de jaren vestigden zich rondom die staatsbedrijven alsmaar meer private ondernemingen, waarvan de meeste actief op het gebied van elektronica en technologie. Zo ontstond er in en om de stad een cluster van hightechproducenten die in heel India ingenieurs en andere hooggeschoolden rekruteerden, wat Bangalore een kosmopolitisch karakter gaf.

Eind jaren ’80. De Amerikaanse software-industrie zit met een chronisch tekort aan programmeurs, maar waagt het (nog) niet om opdrachten geheel uit te besteden. Het was toen dat het zogenaamde ‘body-shoppen’ ontstond. De productie van software werd opgedeeld, waardoor men de creatieve controle kon behouden, en steeds meer goedkope Indiase programmeurs werden naar de VS gehaald. In 1989 was de praktijk van ‘body-shopping’ goed voor 90 procent van alle inkomsten uit de Indiase softwareproductie.

In 1993 verstrengde de regering-Clinton de voorwaarden voor het verkrijgen van een visum en Indiase programmeurs moesten voortaan hetzelfde loon krijgen als hun Amerikaanse collega’s. Daardoor werd ‘body-shopping’ logistiek en financieel veel minder interessant. De maatregelen waren bedoeld om de arbeidsmarkt in de VS te beschermen, maar het resultaat was dat Amerikaanse sofwarehuizen hun taken voortaan dan toch maar offshore lieten uitvoeren.

Volgens Nasscom, de overkoepelende organisatie die de belangen van de Indiase IT-industrie behartigt, groeide de Indiase softwaremarkt in de jaren ’90 met gemiddeld 50 procent per jaar. Tussen 1988-’89 en 2000-’01 groeide de sector van 50 miljoen naar 3,9 miljard dollar. In de eerste helft van de jaren ’90 groeide India’s IT-branche zelfs sneller dan de wereldmarkt. Ze ging ook steeds meer als onderaannemer voor Amerikaanse bedrijven functioneren. De export van Indiase software en aan IT verwante diensten bereikte in die periode een hoogtepunt: 90 procent ging naar de VS. Inmiddels is dat cijfer met zowat een derde gedaald, terwijl de export naar Europa van nagenoeg niets naar 25 procent steeg. Het gros daarvan gaat naar Groot-Brittannië. Ook de binnenlandse markt ontwikkelde zich snel en is vandaag goed voor een kwart van alle IT-activiteiten.

Naar de beurs

In 1999 verwierf Infosys als eerste Indiase bedrijf een notering op de Amerikaanse technologiebeurs Nasdaq. De Indiase IT-sector wist meer dan een graantje mee te pikken van de millenniumbug en de dotcomrage. Sindsdien zijn vele bedrijven het voorbeeld van Infosys gevolgd. Begin 2000 werden de IT-gerelateerde producten de sterkst groeiende exporttak van het land. Het aandeel van de sector in de totale economische productie van India verdrievoudigde van 1,2 procent in 1997-’98 tot 3,5 procent in 2003-’04. Vandaag gaan van alle buitenlandse beleggingen op de beurs van Bombay 85 procent naar de Indiase softwaresector.

Goed een derde van de totale uitvoer van Indiase software is op rekening van de deelstaat Karnataka. De export van software en aanverwante diensten van Karnataka bedroeg in het fiscale jaar 2003-’04, dat in India op 31 maart wordt afgesloten, zo’n vier miljard dollar, met een jaarlijkse toename van 46 procent. Gedurende het afgelopen jaar werden in Karnataka 168 nieuwe IT-bedrijven opgericht, 110 uit het buitenland. Karnataka alleen trok in het fiscale jaar 2003-’04 zo’n 1,8 miljard dollar directe buitenlandse investeringen aan. Het merendeel ging naar de regio Bangalore, die goed is voor 60 procent van het bnp van Karnataka.

Volgens de prognoses die Nasscom-voorzitter Kiran Karnik in februari bekendmaakte, zullen de opbrengsten van de Indiase IT-sector in het jaar 2004-’05 28,2 miljard dollar bedragen – een conservatieve schatting, voegt hij daaraan toe. Een groei van ruim 30 procent tegenover vorig jaar. Het aandeel van de IT-sector in het Indiase bnp zal in 2004-’05 vermoedelijk oplopen tot 4,1 procent.

Zoals in de voorbije jaren zal de productie van software goed zijn voor bijna 60 procent van de hele Indiase IT-sector. Het segment van hardware bedraagt 20 procent. De overige 20 komen op rekening van de zogenaamde BPO-branche, aldus Nasscom. BPO staat voor Business Process Outsourcing, dienstverlenende activiteiten voor meestal buitenlandse bedrijven, die men dankzij de digitale revolutie net zo goed en stukken goedkoper in landen zoals India kan verrichten: callcenters die Amerikaanse of Europese klanten te woord staan, bedrijven die ’s nachts data verwerken voor banken, verzekerings- en luchtvaartmaatschappijen.

En ook voor de toekomst zijn de vooruitzichten lang niet onaardig. Tenminste, als we het on-linemagazine Bandwidth mogen geloven. Er zijn immers hele marktsegmenten die nog veroverd kunnen worden. Internetbeveiliging, juridische diensten, e-com- merce, de integratie van XML-applicaties en de standaardisering van plug and play-toepassingen, online-marktonderzoek en online-onderwijs en -training zijn als toepassingsgebieden voor IT nog goeddeels onontgonnen. Concurrentievoordeel

Wat precies de ontwikkeling van de Indiase software-industrie in de hand heeft gewerkt, is onderwerp van discussie. Alleszins speelden de volgende factoren een grote rol.

Dat de IT-voertaal in India een offi- ciële en veelgebruikte omgangstaal is, heeft zeker geholpen. Ook mooi meegenomen is de gemiddeld halve dag tijdsverschil met de Verenigde Staten. Aan het einde van de dag sturen Amerikaanse bedrijven hun data naar India, waar het dan ochtend is. Na verwerking worden die ’s avonds weer naar de VS gestuurd.

Verder genieten bedrijven in zogenaamde speciale exportzones van een wel erg gunstige fiscale behandeling. Invoer- en uitvoerheffingen op soft- en hardware werden stelselmatig verminderd tot het nultarief, en de uitvoer werd vrijgesteld van inkomstenbelastingen.

Volgens de Global Offshoring Index van de vastgoedadviseur Jones Lang LaSalle (JLL), die de goedkoopste vestigingsplaatsen voor delokalisatie van bedrijfsactiviteiten meet, wordt de top-drie bezet door Indiase steden: Delhi, Madras en Bangalore. Het allerbelangrijkste voordeel is allicht dat Indiase bedrijven werken voor vier tot vijf keer minder dan de westerse.

Daarbovenop is in India de arbeidswetgeving lang niet zo streng als bij ons. Flexibele arbeidsuren zijn er de regel. Voor de vriendelijke telefoniste die in een van de ontelbare callcenters van Bangalore een Amerikaanse klant te woord staat, begint de werkdag om negen uur ’s avonds. Naar plaatselijke normen wordt ze daarvoor goed betaald: tot 14.000 roepies (240 euro) per maand. Voor dat nachtwerk krijgt ze echter geen roepie of vakantiedag meer. Sociale zekerheid en bescherming bestaan nauwelijks.

Lage productiekosten alleen zijn niet zaligmakend. Die zijn in Thailand en op de Filippijnen nog lager. Waarin een land als India het verschil maakt, is dat het tegen betrekkelijk lage arbeidskosten hooggekwalificeerde arbeiders biedt. In India zegt men het graag en vaak: Indiërs hebben dankzij hun culturele traditie, en de nadruk daarin op onderwijs, een bijzondere aanleg voor analytisch en mathematisch denken. In heel India studeren jaarlijks 300.000 IT’ers af.

Wie je ook spreekt in Bangalore, het duurt nooit lang of de vergelijking met het Amerikaanse Silicon Valley valt. Silicon Valley, ten zuiden van San Francisco, heeft de grootste concentratie van hightechbedrijven ter wereld. De videorecorder, het videospelletje, de pc, de computermuis en de inkjetprinter zagen daar het daglicht. De belangrijkste resources van die bedrijven zijn niet zozeer hun onroerend goed of hoogtechnologische uitrusting, maar hun nieuwe ideeën. Het succes van Silicon Valley is gebaseerd op intellectueel kapitaal. Dat betekent het durven nemen van risico’s. Het soort werk waarmee Bangalore faam verwierf, is van een andere aard, en de vergelijking met Silicon Valley is daarom onterecht. Dat zegt G.V. Dasarathi, directeur bij Cadem Technologies, een bedrijf dat in Bangalore software ontwikkelt. De Indiase IT-industrie is groot geworden met uitvoerende taken en dienstverlening. Bijna altijd gaat het om deeltaken, om het schrijven van codes die toepassingen mogelijk maken. Hun opdrachtgever bevindt zich in de regel in het Westen, meestal in de VS.

Een doorsnee-ingenieur in Bangalore, zegt Dasarathi, ontwikkelt geen software, maar biedt ‘development servi- ces’ aan. Zo iemand is niet gespecialiseerd in het ontwikkelen van nieuwe technologie, maar kent liefst zoveel mogelijk computertalen. De ondernemingen waarvoor Indiase ingenieurs werken, nemen weinig of geen risico’s, want ze houden zich helemaal niet bezig met nieuwe uitvindingen.

Een bedrijf in het Amerikaanse Silicon Valley is gebaseerd op ‘knowwhat’. Men kent de markt en de technologie, en men weet met welk product er geld kan worden verdiend. Indiase softwarebedrijven hebben de knowhow in huis: men zegt hen wat er gedaan moet worden, en zij voeren het uit. Vandaag werken ze aan inkjetprinters, morgen aan virusdetectie. Het populaire e-mailprogramma Hotmail – een Indiase uitvinding – is veeleer uitzondering dan regel. Het aandeel dat de grote Indiase IT-bedrijven in onderzoek en ontwikkeling investeren, schat Dasarathi op minder dan één procent. Daarom omschrijft hij de IT-campussen van Bangalore liever als ‘Coolie Valley’, ofwel het dal van de gedigitaliseerde knecht. Softwarekolonialisme, zeggen anderen.

Halve waarheid

Dankzij de informaticaboom is er in Bangalore een ‘upper middle class’ ontstaan die het land tot voor kort nauwelijks kende. Brigade Road is de drukste winkelstraat in het centrum van de stad. Men waant zich in een westerse grootstad. Alle grote merken zijn hier aanwezig: Sony, Nokia, Fila, Pizza Hut, Reebok, Levi’s. In dit stadsdeel geen open riolering, zoals je die in de binnensteden van Bombay en New Delhi vindt. Hier geen straatkeuken of koe in het stadsbeeld. De enige venters hier verkopen boeken met titels als How to Sell Yourself en The Magic of Thinking Big.

In het koffiehuis van de keten Barista kost een café latte bijna evenveel als het federaal vastgelegde minimumloon van 52 roepies per dag. Aan de beroemde NASA-bar om de hoek wordt een jonge, trendy Indiër gevraagd om zijn geld te tonen voor de deur opengaat. De inkomenskloof is hier even diep als het kasteverschil in de rest van het land.

Een doorsnee-Indiër verdient 400 euro per jaar. In vergelijking met hem is iemand die als programmeur 8000 à 9000 euro opstrijkt schatrijk. Zo iemand heeft officieel een vijfdagenwerkweek, 21 tot 25 betaalde verlofdagen en een ziekteverzekering. De levensstandaard in India bedraagt hooguit een achtste van die in Europa. Er blijft dus nog wat over aan het eind van de maand. Een nanny voor de kinderen, een nieuwe wagen, een jeans of twee, een mobiele telefoon.

Tegelijkertijd heeft de groeipool Bangalore de grootste sloppenwijken van het land. Zo’n 700 zouden het er zijn: 35 procent van Bangalores bevolking leeft in die slums. Men vraagt zich af wie dat allemaal ooit geteld heeft. Zelfs naast het ooststation aan Pottery Road staan op een stukje braakliggende grond tientallen plastieken tenten en een sjofele barak.

Volgens de volkstelling van 1991 bedroeg de bevolking van Bangalore 4,8 miljoen. In 2001 was dat naar schatting 6,3 miljoen. Volgens sommigen zou de stad nu snel op 8 miljoen inwoners afstevenen. Slechts een fractie van Bangalores nieuwe populatie werkt in de IT-sector, en de welvaart die die creëert, wordt lang niet gelijk verdeeld.

Het beeld van Bangalore als India’s modernste stad is hooguit gedeeltelijk waar. Wie vanaf Brigade Road het Cariappa’s Memorial Park doorloopt, bevindt zich plots weer in het oude India. In Shivaji Nagar: een wijk met hindoetempels en moskeeën, met bazaars, heilige koeien en verminkte bedelaars, met vrouwen in sari’s en burqa’s.

Overal in de stad wordt er gebouwd. Zelfs om 11 uur ’s avonds slepen tientallen vrouwen en mannen met het zand en de stenen waarmee de nieuwe villa’s en kantoorgebouwen worden opgetrokken. Het contrast met de noodlijdende infrastructuur kan nauwelijks groter zijn. In juli van vorig jaar trok India’s rijkste man, Wipro-baas Azim Premji, dan maar zelf aan de alarmbel. In de laatste vijf jaar is de infrastructuur er gestaag op achteruitgegaan. Zijn bedrijf kijkt nu uit naar andere expansiemogelijkheden, zei de topman.

De meest prangende problemen zijn de gigantische verkeersopstoppingen en de zorgwekkende staat van het wegennet en het openbaar vervoer. Elke BPO-onderneming heeft een eigen vervoersbedrijfje – nochtans niet een van hun kerntaken. En nog worden er elke dag 600 à 700 nieuwe voertuigen geregistreerd.

‘In de laatste zes maanden heb ik de situatie met tien jaar zien verslechten’, zegt de Nederlander Bob Hoekstra in The Sunday Express. Hoekstra is gedelegeerd bestuurder van de Philips Innovation Campus. ‘Als de stad niet snel iets onderneemt, dan vraag ik me af waarom we hier überhaupt naartoe zijn gekomen.’

Volgens K.R. Sreenivas, chef redacteur bij The Times of India in Bangalore, slepen de problemen al jaren aan. ‘De problemen van Bangalore zijn die van een te snelle groei. Onze wegen zijn niet gemaakt voor zo’n massa verkeer.’ De zo geprezen leefbaarheid van Bangalore ging op in de uitlaatgassen van een oorverdovende verkeersstroom.

Er is volgens Sreenivas nood aan een combinatie van maatregelen. Twee in het bijzonder: ‘Bangalore heeft dringend een metronet nodig, zoals Delhi, en een modern en uitgebreid wegennet.’ De 130 kilometer nieuwe ringweg om de stad, die cruciaal is om de bottlenecks in het centrum te ontlasten, werd in januari pas goedgekeurd, maar met de onteigeningen werd nog niet begonnen.

‘Het beste wat Bangalore op termijn kan overkomen’, meent Sreenivas, ‘is dat de bedrijfsactiviteit zich verspreidt tussen Bangalore en Mysore. Gedeelde lasten in ruil voor economische ontwikkeling.’

Dreumes of supermacht?

Is Bangalore het model van de toekomst? Sommigen, onder hen de Amerikaanse journalist Thomas L. Friedman, beloven dat plechtig. Maar er zijn goede redenen om daaraan te twijfelen. Bangalore betaalt voor de groei van sommigen met de leefbaarheid van allen en verliest daarbij een van zijn troeven. Wat baat een mild klimaat als de luchtvervuiling en de herrie je dwingen om binnen te blijven?

De opkomst van de jongste generatie Indiase IT-steden Hyderabad, Madras en Pune illustreren dat Bangalore zich op termijn uit de markt prijst in een mondiale economie die voortdurend op zoek is naar de laagste productiekost. De kostprijs van arbeid, onroerend goed en levensonderhoud nemen er snel toe. Het personeelsverloop in de sector is opmerkelijk, terwijl de vraag naar programmeurs nog stijgt, net als de bevolkingsconcentratie. Die opwaartse druk, net als de verkeersimpasse, jaagt de producenten steeds verder in de periferie.

Het populaire discours over Bangalore is niet zelden selectief in wat het voorschotelt. Dat de Indiase softwaresector al jaren een boom kent, staat buiten kijf. Maar de cijfers zijn minder duizelingwekkend wanneer we ze in verhouding bekijken. Voor een branche die zich in hoge mate op de globalisering beroept, moet het globale beeld tenslotte van een globale vergelijking komen.

In 2002 waren de mondiale software-industrie en de door IT gefaciliteerde dienstensector samen goed voor 386 miljard dollar. Daarvan nam India, met goed een zesde van de wereldbevolking, amper 2 procent voor zich. Dat zegt ook Infosys-voorzitter N R Narayana Murthy, die op het ‘Nasscom 2004 û India Leadership Forum’ de media en politici opriep om een rem te zetten op het beeld van India als IT-supermacht. ‘We zijn niet meer dan een dreumes’, sprak Murthy. In 2001 bedroeg het globale volume van de IT-dienstensector 712 miljard dollar, 0,34 procent was voor rekening van Indiase ondernemingen.

Vanaf de onafhankelijkheid in 1947 tot aan de monetaire crisis waarin India met de golfoorlog van 1991 terechtkomt, werd er een politiek van ‘socialistische’ staatsinterventie, regulering en controle gevoerd. Weliswaar begon het nehruviaanse model begin jaren ’80 al barsten te vertonen, de definitieve omschakeling op de nieuwe politieke koers kwam er pas toen New Delhi het IMF en de Wereldbank om leningen moest vragen.

Onder het bewind van de pas overleden premier P V Narasimha Rao werd er in India een liberale hervormingspolitiek geïntroduceerd, die tot op vandaag de grote lijnen van het economische en sociale beleid uitzet. Daarmee had het land zich ingeschreven in een vrijemarkteconomie gericht op buitenlandse handel. Sindsdien steeg de jaarlijkse economische groei van 3,5 naar 6 procent in het midden van de jaren negentig. Vorig jaar bedroeg die officieel 8,5 procent.

De transformatie die van Bangalore het IT-eldorado van het Oosten maakte, wordt politiek gedragen door een neoliberalisme van deregulering dat het maar wat moeilijk heeft om toe te geven dat het precies vanwege die nehru- viaanse staats- en onderwijspolitiek was dat de stad überhaupt over zo’n intellectueel startkapitaal beschikte: de defensie-industrie, de staatsbedrijven en hun spin-offs, de vele universiteiten en hogescholen, en de stad zoals ze toen was. Wat vreemd dat men dat nooit eens hardop zegt.

Door Patrick De Vos

De Indiase IT-industrie innoveert niet, maar voert uit.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content