Het Europees parlement wil wat doen om zijn blazoen op te poetsen. Maar eenvoudig is dat niet, wegens een teveel aan geld.

In dit parlement kun je echt rijk worden. Na twintig jaar ben je binnen. Daarom slagen we er nauwelijks in om hier orde op zaken te stellen. Dat verklaart ook waarom dit parlement zich zo gemakkelijk laat bevoogden. Het is een schande.” Sterke woorden van een bekend Belgisch europarlementslid die – dapperheid is geen nationale deugd – anoniem wenst te blijven. Het thema ligt te gevoelig en zijn positie zou onhoudbaar worden, mochten de collega’s lucht krijgen van zijn uitspraken.

Sinds het Europees parlement in 1979 werd opgericht, haalt het met zijn royale vergoedingen en dure douches herhaaldelijk de frontpagina’s. Het zou een “snoepfabriek” zijn en almaar nieuwe feiten tonen de juistheid van die bewering aan. De geloofwaardigheid van de instelling wordt er dermate door aangetast dat in 1999 een electorale ramp dreigt. In landen waar geen stemplicht bestaat en de Europese stembusgang niet aan lokale verkiezingen wordt gekoppeld, zou de overgrote meerderheid van de bevolking kunnen afhaken. En een parlement dat door minder dan 25 procent van de kiezers is verkozen, beschikt over een betwistbare legitimiteit.

Er wordt dus over het statuut van de parlementsleden en een uniforme vergoeding nagedacht en tegen eind dit jaar zou het vergelijk daarover rond moeten zijn. Als de regeringsleiders het akkoord vervolgens in december goedkeuren, kan men in juni met een propere lei naar de verkiezingen.

“Ik denk dat een meerderheid in het parlement voor een nieuw statuut gewonnen is en nog dit jaar tot sluitende afspraken komt. De druk van de media en de publieke opinie is te groot. We moeten handelen.” Dat zegt Willy De Clercq (VLD), de enige Belg in de zevenkoppige werkgroep die onlangs een ontwerpstatuut neerschreef. Het werd een beknopt en weinig geïnspireerd werkstuk van vijf pagina’s en vijftien artikelen. Opmerkelijk is dat de groep op het essentiële punt paste en het niet aandurfde een cijfer op het salaris te plakken. Het moest “een percentage van het loon van een Europees rechter” zijn en verder dan die vaagheid kwam men niet. Toch gaf de voorzitter van de werkgroep een hint. In een begeleidend schrijven stelde David Martin dat de begroting van het parlement een maandelijkse vergoeding van 9000 tot 12.000 ecu – 366.000 tot 488.000 frank – kan dragen. Pas toen de kranten hoogte van de brief kregen, brak in het parlement een storm los. Freddy Willockx (SP) noemde het bedrag onbespreekbaar, terwijl Magda Aelvoet (Agalev) zo’n salaris onaanvaardbaar hoog noemde.

EXTRA VOOR ARMOEDZAAIERS

De Clercq relativeert de commotie. “Het is geen voorstel van de werkgroep en ook Martin pleit er niet voor. Hij schrijft alleen dat zulke bedragen budgettair haalbaar zijn.” Deze week beraden de parlementaire fracties zich over het document en in oktober komt de plenaire vergadering aan de beurt. De losse pen van Martin bezwaart echter de discussie. Sommigen vrezen dat een compromis nu nog moeilijker wordt en alles bij het oude zal blijven. Wat concreet betekent dat de Europese parlementsleden verder door hun nationaal parlement worden uitbetaald en een “nationaal” salaris behouden. Met alle verschillen die daaraan zijn verbonden.

Vooral de Italianen doen daar hun voordeel mee, want zij strijken maandelijks ruim 350.000 frank op. Dat is beduidend meer dan de 175.000 frank van een parlementslid uit België en ruim het drievoud van wat de Portugezen en de Grieken, de armoedzaaiers in het parlementaire Europa, verdienen. “Het zijn precies die enorme verschillen die de misgroei veroorzaakten”, meent De Clercq. “Middels gulle reisvergoedingen heeft men de slecht betaalde parlementsleden een extraatje willen toestoppen.”

In dat laatste is men alleszins gelukt. Voor de wekelijkse verplaatsingen van zijn woonplaats naar de vergaderplaats krijgt het parlementslid immers een riante kilometervergoeding. Voor de eerste 400 kilometer bedraagt die 28 frank, voor de rest 15 frank. Het tarief had tot gevolg dat de reisvergoedingen in 1996 zowat 30 procent (226 miljoen frank) hoger lagen dan de vluchtprijzen in business class. Volgens de Europese Rekenkamer is het werkelijke verschil echter veel groter. “In de praktijk”, zo schrijft ze in een recent rapport, “worden vaak minder dure vervoersmiddelen gebruikt en sommige nationale parlementen verlenen de Europese parlementsleden faciliteiten op de binnenlandse lijnen.”

Het systeem heeft nog meer leuke kanten. Bijvoorbeeld de afwezigheid van elke controle. Of de verblijfplaats klopt of niet, niemand die ernaar vraagt. Evenmin werden de reëel gemaakte kosten bekeken of werd nagegaan of de betrokkene de reis wel degelijk maakte. Sinds vorig jaar gebeurt dat wel en volgens Willy De Clercq maakt dat een einde aan veel gesjoemel. “Nu krijgen we onze reisvergoeding pas als we de boarding-kaart of het treinticket tonen. Zelf krijg ik mijn verplaatsing Gent-Brussel slechts vergoed als ik de stand van mijn kilometerteller geef.”

Om begrijpelijke redenen doet De Clercq alsof het ergste kwaad nu met wortel en tak is uitgeroeid. Het tonen van de boarding-kaart betekent echter allerminst dat nu alleen werkelijke kosten worden uitbetaald. Zoals vroeger kan het parlementslid in economy vliegen en de hoge kilometervergoeding terugbetaald krijgen. Een parlementslid uit Amsterdam dat met een gratis lift in Brussel aankomt en aan de kassa enkele cijfers over zijn kilometerstand murmelt, strijkt bij de 12.000 frank op.

EIGEN KIND IN DIENST

Pas vorige maand verklaarde een meerderheid in het parlement zich akkoord met een resolutie waarin gevraagd werd alleen de reëel gemaakte kosten terug te betalen. Met uitzondering van Wilfried Martens (CVP) stemden alle Belgische leden voor de resolutie. Martens onthield zich omdat de EVP-fractie en de twintig Forza-Italianen grondig verdeeld waren en hij als voorzitter van de Europese Volkspartij (EVP) de kerk in het midden moest houden. Of de resolutie nu een punt achter de bedenkelijke praktijken zet? Niets is minder zeker, meent Magda Aelvoet. “In feite gaat het om een intentieverklaring. Pas als de begroting wordt opgemaakt, zullen we merken of de daad bij de resolutie wordt gevoegd.”

Aelvoet en de groenen zijn voor een uniforme vergoeding van de parlementsleden, maar ze voegen er wel twee voorwaarden aan toe. “Er kan geen sprake zijn van een salaris van om en bij de 300.000 frank en zulke regeling mag geen reden zijn om in de andere vergoedingen geen orde op zaken te stellen.”

Behalve de reisvergoeding krijgt het parlementslid dagelijks 9378 frank om op de vergaderdagen zijn verblijf in Brussel of Straatsburg te bekostigen. “Gekke dingen kun je daar niet mee doen”, zegt De Clercq. In Straatsburg logeer ik in de Hilton en als ik daarbovenop nog de lunch en het diner betaal, heb ik geen overschot.”

Als er in het Brusselse vergaderd wordt, pikken de Belgische parlementsleden natuurlijk wel een aardig slaatje mee. Ook als ze thuis overnachten en er ’s avonds eten, krijgen ze de ruim 9000 frank. Zo’n extra tikt mooi aan. Tien Brusselse dagen gedurende tien maanden betekent een supplementair inkomen van ruim 900.000 frank.

Parlementair werk hoort ernstig te gebeuren. Daarom zijn er medewerkers nodig en ook die kosten geld. Maandelijks ligt er een secretariaatsvergoeding van 375.000 frank klaar. Bij de toelichting van de begrotingen van 1993 en 1994 werd nog gesteld dat elk parlementslid twee medewerkers kan aanstellen, een in Brussel en een in het land van herkomst. In haar rapport merkt de Rekenkamer fijntjes op dat ook die summiere beschrijving sindsdien verdween. Tegelijkertijd meldt ze dat er nauwelijks controle is. Het bedrag wordt immers op een simpele “aanvraag tot toekenning” van het parlementslid uitgekeerd. Veel van dat geld gaat naar de nationale partijen die er zelf medewerkers van betalen. Maar in sommige gevallen blijft een deel van die bedragen “in de familie”. Een Gérard Deprez (PSC) heeft zijn dochter als medewerkster ingeschakeld en vindt dat een goede, zelfs de beste keuze. “Ze werkt harder dan om het even wie.”

Tot voor kort waren de zonen van Leo Tindemans (CVP) op deze manier aan het parlement verbonden en ook de voormalige Nederlandse minister Hanja Maij-Weggen verspreidde zopas een persbericht met de mededeling dat ze een eigen kind in dienst heeft. Voor alle duidelijkheid voegt ze eraan toe: “De betalingen van de nettosalarissen, belastingen en sociale afdrachten worden via een Nederlands accountantskantoor geregeld.” Tot slot vraagt Maij-Weggen de media zorgvuldig over deze arbeidsrelaties, die correct en zuiver zijn, te berichten.

NOG ANDERE POTJES

De Rekenkamer is er minder gerust in. “Door het ontbreken van doorzichtigheid en controle heeft de begrotingsautoriteit geen redelijke zekerheid dat het risico van oneigenlijk gebruik van de secretariaatsvergoeding is uitgesloten. Door de grote verscheidenheid aan juridische contractformules en soorten uitgaven wordt onvoldoende gegarandeerd dat de diensten werkelijk zijn verleend.”

Voor alle duidelijkheid, met de secretariaatsvergoeding moet geen telefoon en evenmin kantooruitrusting betaald worden. In Brussel en Straatsburg is de telefoon gratis en wordt het meubilair door het parlement geleverd. Voor de kantoorruimte in eigen land hebben de heren en dames recht op een forfaitaire vergoeding voor algemene uitgaven van maximaal 129.000 frank per maand. Kosten moet je hier evenmin bewijzen. Een jaarlijks verzoek om toekenning volstaat om het bedrag op de bankrekening te krijgen.

Voor de volledigheid nog dit. Omdat europarlementsleden niet alleen naar Brussel en Straatsburg reizen, kunnen ze desgewenst een speciaal reisbudget van maximum 121.800 frank per jaar aanboren. In dat geval moeten de kosten echter wel bewezen worden en wordt onderzocht of betrokkene zich naar een “officieel programma” begeeft. Volgens het bureau van het parlement maakt een derde van de leden geen gebruik van deze tegemoetkoming.

Tenslotte kan elk parlementslid tegen uitzonderlijk gunstige voorwaarden een aanvullend pensioen bij elkaar sparen – 75 procent wordt door het parlement zelf betaald. Na vijf jaar is dat al goed voor 40.000 frank, netto welteverstaan. Met uitzondering van de groenen wil niemand daar veel over kwijt. “Zelfs de Rekenkamer rept met geen woord over die gunstregeling”, aldus Aelvoet. Die discretie verwondert, want op zowat alle andere punten schiet de Rekenkamer met scherp. Zeer tot ongenoegen van de leiding van het parlement. Na wijs beraad zette die een boze reactie op papier. “De Rekenkamer heeft niet alleen geen oog voor de bijzondere werkomstandigheden van het parlement, ze toont ook een gebrek aan inlevingsvermogen in de rol van de leden.”

Paul Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content