?We moeten anders met onze ruimte gaan omspringen.? Minister Eddy Baldewijns (SP) gelooft in het ruimtelijk structuurplan.

PIERRE NOTHOMB, de vader van PSC-voorzitter Charles-Ferdinand, was in de jaren twintig het boegbeeld van het Belgische expansionisme. België had zwaar geleden gedurende de Eerste Wereldoorlog en mocht daarvoor gecompenseerd worden. Nothomb eiste de annexatie van het Groothertogdom Luxemburg en van Nederlands-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen Nederland was tenslotte neutraal gebleven. De haring van de Waalse politicus braadde echter niet, de Belgische en Vlaamse ruimte bleef wat ze was.

Wie vandaag de optelsom maakt van aanspraken op ruimte, kan dromen van een nieuwe Nothomb. Of hopen op redelijkheid. Door onzorgvuldig beleid is de ruimte vandaag nog schaarser. Vlaanderen behoort tot de meest bevolkte streken van de wereld. De druk is groot om er te wonen, aan landbouw te doen, bedrijven te plaatsen of infrastructuur aan te leggen. De ruimtebalans die de Vlaamse regering opmaakt, is dan ook een allesbehalve eenvoudige evenwichtsoefening. Minister van Ruimtelijke Ordening Eddy Baldewijns (SP) hoopt ze voor het parlementaire reces af te ronden. Als straks het Vlaams parlement ook het planningsdecreet goedkeurt, kan het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen in het najaar in openbaar onderzoek gaan, om volgend jaar te worden bekrachtigd. Na meer dan twintig jaar.

EDDY BALDEWIJNS : Het planningsdecreet vormt de juridische basis voor het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. Het bepaalt de taken van het gewest, de provincies en de gemeenten. Het regelt de timing, het biedt de mogelijkheid om het openbaar onderzoek te starten. Het is een proceduredecreet, maar is essentieel voor het inhoudelijke luik.

Die inhoud, dat is het structuurplan.

BALDEWIJNS : Wij moeten ons inschrijven in de planningsgedachte. Wij moeten voor eens en altijd weten waar we met onze ruimtelijke ordening heen willen, wat wij onbetwistbaar willen behouden. Het structuurplan past in dat kader. Het bepaalt welke doelstellingen wij tegen 2007 willen bereiken. Al in de jaren zeventig maakte staatssecretaris Mark Eyskens (CVP) gewag van een structuurplan. Dat is later herhaald door de liberale ministers Jean Pede, Ward Beysen en Louis Waltniel. Mijn voorganger Theo Kelchtermans (CVP) legde de Gewenste Ruimtelijke Structuur, het zogenoemde roze boekje, voor aan de regering, om dat als toetskader te gebruiken voor gewestplannen en bijzondere plannen van aanleg.

Wat zijn de krachtlijnen ?

BALDEWIJNS : Het structuurplan vertrekt van een gedeconcentreerde bundeling : verspreid over het Vlaamse land worden functies die samenhoren, samengebracht. Binnen het stedelijk weefsel worden wonen, werken, recreatie, onderwijs gebundeld. De open ruimte is er nodig voor natuur en land- en bosbouw. Ten derde besteedt het plan aandacht aan de economie. Enkele decennia lang wilde elk dorp zelf werkgelegenheid scheppen. Iedereen wou bedrijven dicht bij huis. Dat was misschien een lovenswaardig idee, maar het leidde tot grote versnippering. Wij willen de economische knooppunten vastleggen, in de eerste plaats op de grote economische assen van en naar de lucht- en zeehavens, de poorten naar Vlaanderen. Tenslotte wil dit plan de mobiliteitsassen bundelen : de waterwegen, de wegen, de nutsvoorzieningen.

Daarvoor is er een structuurplan nodig ?

BALDEWIJNS : De ruimtelijke ordening is geëvolueerd naar ruimtelijke wanorde. De economische activiteiten en het wonen zijn veel te versnipperd. Daarom is het belangrijk om een planning op te maken, duidelijk te maken welke weg wij willen bewandelen. Een goede communicatie en een goed openbaar onderzoek levert ons hopelijk veel partners op, gemeenten en provincies die dezelfde weg op willen. Elk nieuw plan van aanleg, elk gewestplan moet namelijk aan de doelstellingen van het structuurplan beantwoorden.

Ook parlementsleden maken moeilijk het onderscheid tussen een bestemmingsplan, zoals het gewestplan, en een structuurplan.

BALDEWIJNS : De verwarring bestaat nog, zo bleek in de commissievergadering. Vele mensen denken dat het structuurplan zelf bepaalt welke vergunning waar mag worden gegeven. Dat is niet zo. We hebben gewestplannen en de verfijning daarvan in algemene en vooral bijzondere plannen van aanleg. Aan deze plannen worden de vergunningen getoetst. Met deze plannen worden de burgers en de administratie voor vergunningen geconfronteerd. Maar er kan dus geen gewestplan of bijzonder plan van aanleg komen dat geen rekening houdt met de doelstellingen van het structuurplan. Het structuurplan heeft het voordeel dat het verschillende legislaturen overschrijdt. Het staat of valt niet met een regering. Daardoor worden, eindelijk, de continuïteit en dus ook de duurzaamheid verzekerd.

Enkele jaren geleden schreef de krant Het Nieuwsblad dat een overheid die bepaalt dat er minder mag worden gebouwd op het platteland gelijkenissen vertoont met de Roemeense dictator Ceausescu.

BALDEWIJNS : Zolang het plan niet concreter is, worden enkelingen en zeker belangengroepen ongerust over de ontwikkelingskansen van het economisch leven of de landbouw, over de ruimte voor natuurontwikkeling. Een werkgroep met medewerkers van alle Vlaamse kabinetten is bezig met de opmaak van een ruimtebalans. Dat is geen eenvoudige oefening, want een ruimtebalans kàn geen rekening houden met alle wensen. Tenzij we heel stoere taal spreken, en Vlaanderen gebieden zou willen annexeren.

Dat is nog geprobeerd.

BALDEWIJNS : Maar zestig procent van de nieuwe woningen in steden laten bouwen en veertig procent in landelijk gebied is toch geen revolutie ? Wij clicheren slechts de bestaande toestand van 1991.

Van elke honderd woningen komen er toch nog veertig in het buitengebied.

BALDEWIJNS : Ja, maar ook in het buitengebied bundelen we de bewoning in en rond de kernen. We gaan onze legendarische lintbebouwing niet voortzetten.

De boeren willen 800.000 hectare landbouw waarin voor natuur geen plaats is. De natuurverenigingen houden het bij de 630.000 van het structuurplan. Zij willen meer ruimte voor de natuur, ook waar aan landbouw wordt gedaan.

BALDEWIJNS : Het is fout zich vandaag vast te pinnen op cijfers. Wij geven een weg aan, formuleren een brede doelstelling tot 2007. Wie kan voorspellen of de 830.000 hectare, waarvan soms sprake, over tien jaar niet irrealistisch is ? Hetzelfde geldt voor het aantal bedrijventerreinen. We moeten in de eerste plaats aan de reële behoeften voldoen en voorts in een reserve voorzien, zodat de economie zich kan ontwikkelen.

Het roze boekje heeft het over vijfduizend hectare nieuwe bedrijventerreinen tegen 2007.

BALDEWIJNS : Het roze boekje blijft de grondslag voor de discussie tussen de kabinetten.

In dat gesprek eiste het kabinet van minister van Economie 10.000 hectare bedrijventerreinen, te nemen of te laten.

BALDEWIJNS : Ik spreek me niet uit over standpunten van een collega of over die van een belangengroep. Een structuurplan overstijgt alle grenzen en geeft een globaal beeld van hoe we de ruimte zullen indelen tegen 2007. Het ontwerp zal nog worden genuanceerd, ook na het openbaar onderzoek. Er is nog een lange weg te gaan en het zal niet eenvoudig zijn om, bijvoorbeeld, economische kerngebieden aan te duiden. Maar nooit stonden we zo dicht bij een visie op ruimtelijke ordening als nu en dan komt het niet op enkele hectaren links of rechts aan. Wat telt is dat we een mentaliteit ontwikkelen om grote doelstellingen na te streven. Iedereen begint in te zien er geen onbeperkte claims kunnen liggen op de ruimte, onze kostbaarste grondstof.

Hoe reëel is het gevaar dat alleen de cijfers van de ruimtebalans blijven nazinderen en dat de grondgedachte van het structuurplan snel vergeten wordt ? Dat er dus alleen sprake is van zoveel nieuwe bedrijventerreinen en zoveel nieuwe wegen…

BALDEWIJNS : De weg die we inslaan, is belangrijker dan de cijfers. De filosofie van het plan maakt het ons mogelijk elke dag een stap vooruit te zetten. Wij moeten tot een gezond evenwicht komen tussen de versterkte steden en de open ruimte. Een ministerjob is zeer betrekkelijk en van korte duur, maar ik zou toch tevreden zijn mocht ik weten dat ik hiermee een aanzet gaf naar een fraaier Vlaanderen.

Vele gemeentebestuurders beschouwen het structuurplan als een aanslag op hun autonomie.

BALDEWIJNS : Dat verschilt van gemeente tot gemeente. Ik stel vast dat heel wat gemeenten en provincies beter zijn voorbereid dan velen denken. Zij zijn klaar voor een structuurplan en duwen ons vooruit. Wat klopt, is dat vele gemeenten hun bedrijventerreinen financieel nodig hebben. Als we de economische activiteiten willen bundelen en een wildgroei van bedrijventerreinen tegengaan, dan moeten we nadenken over de leefbaarheid van al onze Vlaamse gemeenten. Misschien moeten we ook de financieringscriteria voor de gemeenten bekijken. Dit is niet voor de eerste jaren, maar het illustreert dat planning meer is dan een kaart kleuren.

Burgemeester Hendrik Verkest (CVP) van Wingene vindt dat structuurplan een uiting van een keizer-kostermentaliteit. Laat de gemeenten hun gang maar gaan, vindt hij.

BALDEWIJNS : In elke democratie die de vrijheid van de enkeling respecteert, beleeft het individu zijn vrijheid binnen de grenzen van het mogelijke, zonder de anderen te schaden. Ruimtelijke ordening stopt niet bij de grenzen van een gemeente of een regio. We hebben een kader op het niveau van het Vlaams gewest, maar de provincie en de gemeenten kunnen hun eigen accenten leggen als ze maar rekening houden met de doelstellingen van het structuurplan. Wat niet kan, is op een willekeurige manier eender wat doen, en dus de goede ordening schaden. De vraag om meer bedrijventerreinen is terecht. Maar we moeten de moed hebben om te kijken waar die het best komen. Daarvoor hebben we een structuurplan nodig.

Het Belang van Limburg schreef dat uw kabinetschef, Dirk Van Melkebeke, eigenlijk te goed was. Hij zou de geknipte man zijn om de administratie ruimtelijke ordening te leiden.

BALDEWIJNS : Ik kan zeggen dat hij zeer goed is, maar het artikel verraste mij. En mijn kabinetschef.

Is daar sprake van ?

BALDEWIJNS : Ik waag me niet aan voorspellingen. Dit is een zaak voor de regering.

Van Melkebeke kan ?

BALDEWIJNS : Ik weet het niet, maar ik geloof het niet. Ik denk dat hij zich goed voelt in zijn functie.

Zuid-West-Vlaanderen wil meer bedrijventerreinen en kijkt wat afgunstig naar de honderd hectare die uw kabinet wil vastleggen op het voormalig militair vliegveld van Brustem (Sint-Truiden). Uw kabinetsmedewerker Ludwig Vandenhove (SP) is burgemeester in Sint-Truiden.

BALDEWIJNS : Dit is klein. In Sint-Truiden kleuren wij het voormalig militair domein van 580 hectare in volgens de ruimtelijke mogelijkheden en behoeften. Er komt industriële bedrijvigheid op onder meer een KMO-zone, een groot natuurgebied dat aansluit op een bosrijke omgeving en een aanzienlijke oppervlakte voor landbouw. Sint-Truiden heeft behoefte aan een KMO-zone. Wat dat betreft, verschilt het niet sterk van Zuid-West-Vlaanderen. Maar het gaat niet om een bevoorrechte situatie. Niet alle militaire domeinen zijn bovendien dezelfde. Hier liggen veel startbanen, en staan er veel gebouwen. Waarom zouden wij die loodsen afbreken ? Moeten onze ondernemingen altijd per se in nieuwbouw investeren als ze geschikte loodsen kunnen gebruiken ? Moet de bestaande militaire sportzaal worden afgebroken om elders in de stad een nieuwe te zetten ? We moeten dit redelijk bekijken.

P.R.

Minister Eddy Baldewijns : Nooit stonden we zo dicht bij een coherente visie op ruimtelijke ordening als vandaag en dan komt het niet aan op enkele hectaren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content