‘Het boerkini-incident in Nice was doorgestoken kaart’

KAMEL DAOUD 'Ik voel me veiliger in Algerije dan in Frankrijk. In eigen land moet ik beducht zijn voor individuen, maar in Frankrijk opereren islamistische netwerken, en die zijn veel gevaarlijker.' © JOHAN JACOBS

Kamel Daoud is van geen kleintje vervaard. In zijn meesterlijke romandebuut Meursault: contre-enquête (2013) diende hij Albert Camus van repliek. En hoewel er een fatwa tegen hem is uitgesproken, blijft de Algerijnse auteur zijn mening geven over hete hangijzers – begin dit jaar ontstak zijn pamflet De seksuele treurnis van de Arabische wereld nog een storm van protest. ‘Het is niet wij Arabieren tegen jullie Europeanen. Wij vertegenwoordigen samen de mensheid, en aan de overkant wappert de zwarte vlag van de IS-barbarij.’

Overrompelende theatervoorstellingen op bijzondere locaties zijn het handelsmerk van Johan Simons. De Nederlandse regisseur is behalve artistiek directeur van NT Gent ook intendant van de prestigieuze Ruhrtriënnale in Duitsland. Daar vond begin september de première van Die Fremden plaats, in de immense hal van een gesloten steenkoolmijn. Tweeduizend toeschouwers lieten zich meeslepen door een spektakel dat in hun programmaboekje als politiek muziektheater werd omschreven. De vijf acteurs – Duitsers, Vlamingen en Nederlanders – waren zonder uitzondering grandioos. Maar de kracht van de voorstelling schuilde ontegensprekelijk in de tekst.

De vreemden, binnenkort ook in Nederlandstalige versie in Gent te zien, is gebaseerd op de bekroonde debuutroman van Kamel Daoud (45). Met zijn in 2013 verschenen Meursault: contre-enquête heeft de Algerijnse schrijver-journalist een krachttoer geleverd. De roman is een repliek op L’étranger van Albert Camus (1913-1960), een van de meesterwerken uit de moderne literatuur. Meursault, een pied-noir – de naam voor kolonisten in Algerije – zoals zijn schepper Camus, schiet op het strand van Algiers een Arabier dood, ogenschijnlijk zonder motief.

Zestig jaar na dato roept Daoud een nieuw personage tot leven om Camus rekenschap te vragen. Haroun is de jongere maar intussen hoogbejaarde broer van het slachtoffer die zich in een uitgesponnen monoloog tot de lezer wendt om een opvallend hiaat in L’étranger aan te klagen. Meursaults slachtoffer heeft immers naam noch gezicht, net zo min als andere inlanders die door Camus consequent als ‘Arabes’ worden aangeduid. Haroun geeft zijn broer alsnog een naam en een gezicht, en vertelt in één moeite zijn eigen intrieste levensverhaal waarin de kroniek van L’étranger zich weerspiegelt.

Tegelijk laat Daoud hem een wrang beeld van postkoloniaal Algerije schetsen, een land dat zich pas in 1962, na een bloedige burgeroorlog, van Frankrijk wist los te scheuren. Het zijn de fragmenten waarin de gretig wijn drinkende, van zijn geloof gevallen Haroun uithaalt naar de oprukkende islamisten in zijn land, die het Duitse publiek op het puntje van hun stoel kregen. Na de voorstelling barstte een minutenlang applaus los.

Een dag na de première ontmoeten we Kamel Daoud in zijn hotel in Essen. Een buitenkansje, want hij staat nog zelden interviews toe. Overvraagd, maar ook op zijn hoede. Daoud is immers niet alleen de schrijver van een mondiale bestseller, hij is eerst en vooral een messcherp columnist die polemische artikels schrijft waarin hij het Algerijnse regime noch de islamisten spaart. Zijn faam reikt intussen tot ver buiten de Maghreb. Stukken over hete hangijzers zoals de jihadterreur, de vrouw in de moslimwereld of de boerkinirel verschijnen wereldwijd in toonaangevende media zoals Le Monde of The New York Times. Geen risicoloze missie: Daoud hoorde eind 2014 in eigen land een salafistische predikant een fatwa uitspreken.

Eind februari kondigde u een mediastop aan, na een heftige polemiek over een stuk dat u kort na de nieuwjaarsrellen in Keulen schreef. U verklaarde de golf van aanrandingen door het verziekte vrouwbeeld in de moslimwereld. In Le Monde maakte een collectief van Franse intellectuelen u daarop uit voor islamofoob. Heeft die petitie de emmer doen overlopen?

KAMEL DAOUD: Nee, ik was sowieso toe aan een break. Het succes van mijn boek heeft me totaal overrompeld, mijn leven leek zich alleen nog in hotels en luchthavens af te spelen. Ik was dus uitgeput, maar dat neemt niet weg dat ik de reactie van het collectief schandelijk en immoreel vond.

Dat zijn zware woorden.

DAOUD: Het was om te beginnen compleet onverantwoord in het licht van mijn persoonlijke veiligheid. De druk is zo al groot genoeg, ze moeten de islamisten geen bijkomende argumenten geven. Hoe durft iemand mij trouwens een islamofoob te noemen terwijl ik zelf moslim ben? Intellectuelen bovendien die veilig ver in Parijs wonen en geen benul hebben van wat er in Algerije leeft. Ik weet heus wel waarover ik het heb als ik over de sluipende islamisering of de positie van de vrouw in mijn land schrijf. Veel beter alleszins dan al die zelfverklaarde Europese specialisten die twee dagen in Algiers op hotel komen logeren en dan denken dat ze het allemaal doorgronden.

Ik sta achter al mijn teksten omdat ik schrijf over toestanden die ik ken. Helaas kunnen die teksten en mijn reputatie door om het even wie in een totaal andere context worden gebruikt. Je schrijft een stuk over de vrouw in Algerije, en een dag later staat extreemrechts in Duitsland ermee te zwaaien. Dat zat me ook dwars: ik werd voor allerlei karren gespannen die ik helemaal niet wil trekken.

De mediapauze is voorbij. Vorige maand verscheen in The New York Times een alweer veelbesproken stuk over de aantrekkingskracht van het hemelse paradijs als ultieme moslimutopie. Welke rol speelt die utopie in de malaise die de Arabische wereld beleeft?

DAOUD: Jongeren hebben al hun hoop op het hiernamaals gevestigd. Radicale predikanten spelen daar gretig op in. Ze voeden de verwachtingen over het post mortem met alle mogelijke details, op het pornografische af. Sterf als een martelaar en er staat een stoet maagden voor je klaar.

Zijn dat niet de versleten clichés waarin u volgens die Franse intellectuelen grossiert?

DAOUD: Helemaal niet, het is bittere realiteit. Vergelijk het met de middeleeuwse kruistochten in Europa. Wie mee optrok naar het Beloofde Land, had zijn ticket voor het hiernamaals op zak. Die nieuwe utopie vult een leegte die zich in de hele Arabische wereld manifesteert. Na de onafhankelijkheid geloofden de mensen in een sociale utopie: de belofte van vrijheid, welvaart en vooruitgang. De nieuwe landen zouden zich ontpoppen tot een soort Arabisch Japan. Die aardse utopie is helaas morsdood, verraden door de Arabische leiders die vooral corruptie, dictatuur en stilstand hebben gebracht. Ik vind die verschuiving naar een post-mortemutopie fascinerend, het is een van de vele vormen van islamisering die ik in mijn land zelf heb kunnen waarnemen. Mijn grootouders waren uiteraard moslims, maar ze wisten helemaal niet wat wahabisme was. Intussen zie je overal de invloed van het wahabisme, van de kledij tot in de kalender.

De kalender?

DAOUD: Vroeger vierden we Kerstmis en Nieuwjaar. Westerse, christelijke tradities, maar evengoed redenen om niet te werken en te feesten. Dat is gedaan, want vijf jaar geleden zijn de feestdagen afgeschaft, onder druk van de islamisten die alles verketteren wat Europees is. Weet u hoe het wahabisme aan zijn opmars in de Maghreb begonnen is? Niet via de moskee, maar vooral via religieuze zenders die vanuit de Golf met petrodollars werden gefinancierd. Intussen zijn er in de hele Arabische wereld al meer dan duizend, tegenover een driehonderdtal officiële zenders. Hun impact is enorm, want wie kijkt er naar die zenders? Analfabete vrouwen in afgelegen dorpen en arme wijken die maar één stem horen en hun kinderen opvoeden volgens de voorschriften die hen via de buis worden opgelepeld.

Islamistische kledingvoorschriften zorgen ook in België voor controverse. Wat is uw standpunt in het boerkinidebat?

DAOUD: Ik erger me aan dat debat, om tal van redenen. Voor mij staat één principe altijd voorop: de vrijheid van de vrouw en haar recht om zelf over haar lichaam te beschikken. Ik huiver van de drang om de vrouwelijke schoonheid en sensualiteit te verbergen. Als we de vrouw sluieren, wil dat zeggen dat wij mannen ziek zijn.

Er zijn ook westerse moslimmeisjes die de boerkini als een symbool van emancipatie beschouwen.

DAOUD: Op het eerste gezicht kan ik daarmee instemmen: de vrijheid van de vrouw houdt ook het recht in om zich te bedekken. Maar dat argument wordt vaak als drogreden gebruikt om een minder onschuldige agenda te verdoezelen: het verwerpen van ‘de andere’. Wie zijn gelaat bedekt, weigert iedere communicatie. Het gezicht is een geschenk van het leven, ik kan geen gesprek met jou voeren als ik je niet kan aankijken.

Ik heb deze week een stuk voor Le Monde geschreven met een provocerende titel: L’islamophobie est la fille de l’islamisme (‘de islamofobie is de dochter van het islamisme’, nvdr). Het gaat hierover: waarom moet je als gelovige er zo’n drama van maken als je in een land leeft waar ze de boerkini niet willen? God is toch meer dan een lap textiel? Je kunt ook in die landen blijven leven als gelovige, bidden en naar de moskee gaan. Waarom dan zo krampachtig doen over een detail als de boerkini? Dat kan alleen betekenen dat er bedoelingen spelen die niks met het geloof te maken hebben. Ik ben er trouwens van overtuigd dat het beruchte boerkini-incident in Nice een provocatie was.

Hoezo?

DAOUD: De jonge vrouw was helemaal alleen. Merkwaardig, net zoals het feit dat ze zich prompt begon uit te kleden toen ze door de politie werd aangemaand. Van een vrome, preutse vrouw zou je verwachten dat ze met haar boerkini afdruipt. doorgestoken kaart, volgens mij. Het was te doen om de gsm-beelden die intussen door radicalen in de hele wereld worden gedeeld: kijk toch eens hoe de Europeanen onze vrouwen vernederen en verplichten zich uit te kleden. Ik ken de methodes van de islamisten maar al te goed.

In België experimenteren sommige openbare zwembaden met zwemuren exclusief voor vrouwen, vooral bedoeld om moslima’s toe te laten te zwemmen zonder mannelijke blikken. Goed idee?

DAOUD: Ik ken de argumenten pro: dat die vrouwen anders helemaal niet in het zwembad raken en meer dan ooit onder de knoet van hun man blijven. Klopt, maar toch vind ik het een slecht idee. Op die manier creëer je eilandjes van radicalisme die zich van de maatschappij afsluiten.

Parijs, Brussel, Nice: de jihadterreur treft Europa hard. Wordt u als Arabisch opiniemaker bij elke aanslag gebeld?

DAOUD: Ja, maar ik neem niet meer op. Ik ben niet de sjamaan van het Zuiden die de waarheid in pacht heeft en de toekomst voorspelt. Ik ben een intellectueel die in eigen land voor zijn vrijheid strijdt en banden probeert aan te knopen met zijn medemensen. Ook met die in het Westen, want we moeten goed begrijpen dat we in hetzelfde kamp zitten. Het is niet wij Arabieren tegen jullie Europeanen. Wij en jullie vertegenwoordigen samen de mensheid, en aan de overkant wappert de zwarte vlag van de IS-barbarij.

Over de opkomst van de radicale islam werden al bibliotheken vol geschreven. Een van de interessantere analyses komt van de Franse islamkenner Olivier Roy. De islam is niet aan het radicaliseren, poneert hij, we zijn getuige van de islamisering van het radicalisme. Volgt u hem?

DAOUD: Gedeeltelijk. Volgens Roy drijft het ontbreken van alternatieven jongeren in de armen van het islamisme, de enige uitlaatklep waarin ze hun zucht naar radicalisme nog kunnen uitleven. Dat klopt: nu het marxisme heeft afgedaan en het nationalisme in de Arabische wereld totaal gecorrumpeerd is, schiet er niks anders meer over. Roy heeft dus een punt, maar hij geeft geen verklaring voor de ontnuchterende vaststelling dat die jongeren allemaal voor de islam kiezen als ze de radicale toer opgaan. Het is geen toeval dat ze voor de islam kiezen, en niet voor het christendom of het boeddhisme. Ik ken de verleiding van het islamisme, tussen mijn veertien en achttien jaar heb ik zelf een radicale fase gekend. Het islamisme gaf betekenis aan alles. Leven en dood, geweld, seksualiteit, kleding, hygiëne, sociale omgang: voor alles waren er richtlijnen. Ik heb me pas van die sirenenzang kunnen losrukken toen ik de literatuur ontdekte.

Eind 2014 werd een fatwa tegen u uitgesproken. Hoe veilig voelt u zich nog in Algerije?

DAOUD: De druk wordt groter, zowel van de islamisten als van de autoriteiten. Die twee spelen trouwens onder één hoedje. Waarom mocht die predikant zijn fatwa toelichten op zenders die door de overheid worden gecontroleerd? Ik ben niet naïef, ze willen een signaal geven: vertrek uit Algerije of houd je mond. Maar ik ben koppig, voorlopig zie ik geen reden om uit Oran weg te gaan, laat staan om te stoppen met schrijven. Een groot deel van de bevolking steunt me. Als ik me op straat vertoon, komen mensen me omhelzen en selfies maken. Het gevaar komt vooral van een kleine, extremistische minderheid die tot alles in staat is, en in mindere mate van de zwijgende meerderheid die alle roddels en propaganda slikt. Daoud is tegen de islam, horen ze, of Daoud is een slippendrager van Frankrijk. Ik moet voorzichtig zijn. Ik leef in een gesloten cirkel, slapen doe ik op wisselende plaatsen, vaak bij vrienden. Het ergste is dat mijn vrouw en kinderen eronder lijden. Dat vreet aan me. Ik vrees dat ik op termijn toch zal moeten vertrekken. Met ieder interview in het buitenland klinkt mijn kritische stem luider, maar neemt ook de druk toe. Verschillende landen hebben me al opvang aangeboden. Ik ben de opties aan het overwegen, maar ik wil zeker niet in Frankrijk of België wonen.

Waarom niet?

DAOUD: Ik voel me veiliger in Algerije dan in Frankrijk. In eigen land moet ik beducht zijn voor individuen, een losgeslagen gek die het in zijn hoofd haalt de doodsbedreigingen uit te voeren. Maar in Frankrijk opereren islamistische netwerken, en die zijn veel gevaarlijker. In België is het niet beter. In 2015 werd ik voor Passa Porta, een literair festival, naar Brussel uitgenodigd. Ik was verbijsterd toen ik op de luchthaven landde. Er stond een man van het festival me op te wachten, zonder enige security. Niet nodig, wimpelde hij mijn bezwaren weg, we hebben de politie gebeld en het internet doorzocht. Er zijn geen gevaarlijke radicalen in Brussel. Wat een naïviteit! Ik was al in Brussel geweest, vaak genoeg om te weten dat het islamisme er in de Maghrebijnse gemeenschap aan het oprukken is. Ik heb toen geweigerd een voet buiten de luchthaven te zetten zonder extra beveiliging. Kapsones, moeten ze bij Passa Porta hebben gedacht, maar ik wist echt wel waarom ik zo moeilijk deed.

Algerije komt zelden aan bod in de Belgische media. Hoe valt dat te verklaren? Omdat de Arabische Lente aan Algerije is voorbijgegaan?

DAOUD: Discretie is het handelsmerk van Algerije. Pour vivre heureux, vivons cachés is het motto dat het regime consequent volgt, op diplomatiek zowel als op cultureel vlak. Waarom de deuren opengooien en journalisten uitnodigen? Daar komen alleen lastige vragen van, over mensenrechten en vrijheid van meningsuiting. Zelf word ik voorlopig beschermd door mijn bekendheid, maar onlangs werd een man tot vijf jaar veroordeeld omdat hij op Facebook een oproep voor religieuze vrijheid had gelanceerd. Godslastering, luidde het, een ridicuul vonnis dat een zoveelste bewijs levert van de sluipende islamisering.

Ontsnapt aan de Arabische Lente? Dat is kort door de bocht. Algerije is een bijzonder land dat gebukt gaat onder twee historische trauma’s: de bloedige afscheiding van Frankrijk, en de burgeroorlog van de jaren negentig. De hele wereld kijkt nu gebiologeerd naar de gruwel van de IS, maar voor Algerijnen is het déjà vu. Wij hebben dezelfde horror twintig jaar geleden meegemaakt. Moederziel alleen, want er bestond nog geen YouTube of Twitter. Algerijnen zijn daar verbitterd over. Europa las ons de les, we moesten in naam van de democratie toelaten dat de islamisten de macht overnamen. Islamisten kregen in landen als Frankrijk, België, Duitsland en Engeland vlotjes asiel, terwijl er amper visums werden verstrekt aan Algerijnse journalisten die voor hun leven moesten vrezen.

Is een islamistische machtsovername definitief van de baan?

DAOUD: Ze zijn van strategie veranderd. Militair werden de islamisten verslagen, maar niet intellectueel. De voorbeelden van de Arabische Lente spreken voor zich: overal waar islamisten de wapens opnemen tegen de autoriteiten, belanden ze in een uitzichtloze strijd. En dus gooien ze het over een andere boeg: niet de macht grijpen, maar het volk bewerken. Dat doen ze erg slim, via sociale hulp en vooral onderwijs winnen ze de mensen voor zich. Het regime laat uit opportunisme betijen.

In feite is er in Algerije sprake van een machtsdeling: het regime, een seculiere elite, mag de hand leggen op het geld en de petroleum. In ruil leveren ze het volk uit aan de islamisten die ook de publieke ruimte mogen controleren met kledingvoorschriften en andere regeltjes. Kortzichtig van het regime, want wie met de duivel dobbelt, zal vaststellen dat de duivel wint. De islamisten zitten met de armen over elkaar te wachten tot het systeem instort en de macht hen in de schoot valt.

Uw boek bevat passages die als godslasterlijk kunnen worden geïnterpreteerd. Is het vrij verkrijgbaar in Algerije?

DAOUD: Ja, en het wordt gretig gelezen. In de originele Franse versie, de Arabische vertaling kent veel minder succes. In Algerije zijn er nog bibliotheken, dat kun je niet van alle Arabische landen zeggen. Lezen of andere vormen van cultuurbeleving zijn de beste remedie tegen radicalisering. Cultuur en media, dat is het toneel waar de strijd wordt beslecht. Helaas is het een strijd met ongelijke middelen. Literatuur kost geld, terwijl islamistische boeken gratis worden verspreid, op papier of via het internet. Als een jonge, arme Algerijn mag kiezen tussen een Kamel Daoud van 19 euro, of een stapel islamitische propaganda voor nul euro, dan is de keuze snel gemaakt.

Wanneer hebt u Albert Camus ontdekt?

DAOUD: Hoe kun je als Algerijn Camus ontlopen? Camus is in Algerije geen schrijver als een ander, hij blijft de gemoederen verhitten. Tijdens lezingen over Camus stel ik altijd dezelfde polarisering vast tussen hevige voorstanders en even fanatieke tegenstanders. L’étranger heb ik twee keer gelezen. Op mijn twintigste vond ik er niks aan, pas op mijn dertigste was ik er rijp voor. Toch ben ik Camus vooral dankbaar voor zijn filosofische essays. Le mythe de Sisyphe en L’homme revolté, dat zijn boeken die mijn leven hebben veranderd.

In welk opzicht?

DAOUD: Als je zoals ik uit een radicaalreligieuze fase komt, is het erg verfrissend om een boek te lezen dat de menselijke waardigheid vooropstelt. Een boek dat je vertelt dat je niet als een onderworpene maar als een vrij mens moet leven. Dat we leven in een onverklaarbare wereld, maar dat het de mens is die door zijn handelen zin geeft aan dat leven. Het helpt ook dat Camus zijn boodschap zo precies en glashelder wist te formuleren.

Er werd al veel gediscussieerd over Camus’ voorstelling van de Arabier in L’étranger als naamloos slachtoffer, zonder geschiedenis of persoonlijkheid. Camus deelde de koloniale kijk op inlanders, volgens de enen. Een subtiele manier om die koloniale mentaliteit aan de kaak te stellen, menen de anderen. Wat denkt u?

DAOUD: Postkoloniale literatuurwetenschappers zoals Edward Saïd hebben daar een groot drama van gemaakt. Ik doe daar niet aan mee, het heeft geen zin aan een roman morele intenties toe te schrijven. Literatuur gaat niet over goed en kwaad, ze overstijgt die categorieën. Natuurlijk was Camus een man van zijn tijd, een tijd waarin ‘de Arabier’ niet als individu bestond. Maar hij heeft geen essay over het kolonialisme of over de pieds-noirs geschreven. L’étranger is een roman die in wezen gaat over de condition humaine.

Hoe hebt u de première van Die Fremden ervaren?

DAOUD: Ik was diep ontroerd, ik heb zelfs gehuild. Is het niet ongelooflijk dat de woorden die ik in Algerije heb geschreven, het publiek in een ander land en in een totaal andere context zo kunnen raken? Ik ben Johan Simons ontzettend dankbaar. Hij is er feilloos in geslaagd de essentie uit mijn roman te halen. De hele voorstelling draait net als mijn boek over de cruciale vraag hoe we ons verhouden tot ‘de andere’. Daarom vond ik zijn link met de vluchtelingenproblematiek zo briljant. Vreemdelingen staan voor het hek in Hongarije. Laten we ze binnen of sluiten we ze uit? Kijk, volgens Camus was zelfmoord de allereerste filosofische vraag. Ik wil hem parafraseren: moord is de hamvraag. Wat houdt de mens tegen om de andere te vermoorden? Die vraag is het vertrekpunt om een persoonlijke moraal te construeren. Dat is dus wat jihadisten niet doen. Daarom ook kunnen ze moorden zonder zich schuldig te voelen, omdat ze ‘de andere’ totaal verwerpen.

De vreemden speelt van 21 tot 27 september in de Floraliënhal in Gent. Info en tickets: www.ntgent.be.

DOOR ERIK RASPOET, FOTO’S JOHAN JACOBS

‘Als we de vrouw sluieren, wil dat zeggen dat wij mannen ziek zijn.’

‘Het ergste aan de fatwa tegen mij is dat mijn vrouw en kinderen eronder lijden.’

‘Tussen mijn veertien en achttien jaar heb ik zelf een radicale fase gekend. De literatuur heeft me van de sirenenzang van het islamisme losgerukt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content