Belastingcontroleurs zwaaien de noodvlag: de fiscus draait vierkant en fraudeurs krijgen vrij spel. De overheid sust en belooft beterschap. Wat loopt er fout bij de Belgische belastingdiensten?

‘Wie geen zin heeft om veel belastingen te betalen, hoeft tegenwoordig niet meer naar Monaco te verhuizen: hij kan gewoon in België blijven.’ Het is natuurlijk een boutade, maar ook en vooral een noodkreet, afkomstig van een bezorgd vakbondsman. Marc Nijs van de ambtenarenvakbond CCOD en zijn collega’s luidden vorige maand nog maar eens de alarmbel, om de ‘Congolese toestanden’ bij de federale belastingadministratie aan te klagen. Twee jaar geleden deden ze dat overigens ook al – toen ging het in eerste instantie over de controlekantoren in Antwerpen en Brussel. Maar de toestand is, dixit Nijs, niet bepaald verbeterd: ook buiten de steden wordt nu nog maar mondjesmaat gecontroleerd.

Nijs: ‘De spectaculairste problemen situeren zich bij de directe belastingen en de btw-diensten. Daar komen ze amper nog aan controleren toe, omdat ze er eenvoudigweg de tijd niet meer voor hebben. Financiën mag dan over bijna 26.000 ambtenaren beschikken, bij veel diensten is er sprake van een structurele onderbezetting.’

Op een plaatselijk kantoor bevestigt een ervaren ambtenaar van de vennootschapsbelasting (anoniem) de stelling van Nijs. ‘Voor een goede controle moet je ter plaatse gaan, bedrijven bezoeken en er de papieren uitvlooien. Maar de voorbije drie weken bijvoorbeeld ben ik nog geen enkele keer buiten geweest. Geen tijd. Het enige wat ik nog kan doen, is snel-snel aangiftes overlopen. Taxeren kun je dat niet noemen, want ik doe niet meer dan nakijken of de cijfers kloppen.’ Een verklaring voor dat haastwerk is gauw klaar: ‘Hier zouden theoretisch zes mensen aan de slag moeten zijn. In werkelijkheid zijn we momenteel met zijn tweeën. Als je dan al je dossiers moet verwerkt krijgen, kun je niet anders dan oppervlakkig te werk gaan. Op het hoofdbestuur zullen ze het amper merken: wat voor hen telt, is dat we onze stapel verwerkt krijgen. Als dat lukt, is er blijkbaar geen vuiltje aan de lucht.’

De Franse aanpak

Volgens een hervorming die midden jaren negentig door toenmalig minister van Financiën Philippe Maystadt (PSC) werd ingezet, zouden de meeste grondige controles nu moeten plaatsvinden in zogenaamde controlecentra, diensten die zich specifiek richten op het meer diepgaande werk. Maar ook daar komen ze handen te kort. Een ambtenaar van zo’n controlecentrum: ‘Bij ons is de onderbezetting nu vijftig procent. Ik denk wel dat ze dat in Brussel beseffen, maar er valt blijkbaar weinig aan te doen. Momenteel behandelen we zo’n dertig procent van de dossiers die we zouden moeten behandelen. Bovendien werken hier heel veel mensen die nauwelijks ervaring hebben in het taxeren. We nemen dus wel veel dossiers over van de klassieke diensten, maar kunnen er maar weinig grondig ter hand nemen.

‘Volgens het systeem van Maystadt zou elk bedrijf minstens om de zes jaar een grondige doorlichting moeten krijgen van een controlecentrum. De andere vijf jaar komt de aangifte bij de klassieke kantoren terecht, die zelden echt hun scherpste loep kunnen bovenhalen. Reken dus maar uit: om de zes jaar 30 procent kans op een degelijke controle: sommige bedrijven worden in de praktijk slechts om de achttien jaar grondig gecontroleerd.’

Nijs: ‘We evolueren naar een systeem zoals in Frankrijk, waar ook heel zelden wordt gecontroleerd. Maar als je daar gepakt wordt, mag je je zaak vrijwel zeker sluiten. Weet je, tien jaar geleden dacht ik al dat we aan de grond zaten, maar nu is de toestand nog erger. De controle is in feite weggevallen. Minder kun je volgens mij niet meer doen.’

Er is nochtans geld te verdienen met controles. Een inspecteur: ‘Enkele jaren geleden verdiende ik gemakkelijk twintig- á dertigmaal mijn loon terug door de belastingsupplementen die ik inde. Vandaag is dat helaas tien keer minder. Want grondig controleren, daar hebben wij tegenwoordig geen tijd meer voor.’

Wat de verschillende mensen op het terrein echter nog het meeste irriteert, is de voortdurende goed-nieuwsshow van hun oversten. Nijs: ‘Een voorbeeld: net op het moment dat we onze jongste acties begonnen, onder meer over ons statuut, kwam er een algemene brief waarin gemeld werd dat alles goed ging, dat er nieuwe barema’s zouden komen: de hemel op aarde, maar helaas gebaseerd op een heleboel onwaarheden. De top van de FOD (Federale Overheidsdienst) en het kabinet van Didier Reynders (MR) proberen telkens een beeld te scheppen dat niet met de werkelijkheid overeenkomt. In feite is het vooral dát wat op de zenuwen werkt.’

Het antwoord van de baas

De administrateur-generaal van het departement Belastingen en Invordering Jean-Marc Delporte vindt dat veel ambtenaren te streng oordelen. ‘Wij willen heus niet alleen maar bloemen toegeworpen krijgen, maar als er kritiek is, moet het eerlijke kritiek zijn. Wie, zoals meneer Nijs, de hele fiscale administratie vergelijkt met Congo, schetst een overdreven negatief beeld. Nu ja, ik denk dat het veel te maken heeft met l’inquiétude – de ongerustheid – en de onzekerheid over de Coperfin-hervorming bij Financiën, die nu eenmaal tijd vergt. We zitten hier volop in een toestand van verandering. Zeker in een doorgaans stabiele administratieve omgeving veroorzaakt zoiets vanzelfsprekend nervositeit.’

Delporte erkent dat het aantal controles gedaald is, maar noemt de cijfers ‘globaal’ nog niet zo slecht. Luc Sonck, die mee de dienst taxatieprocedures en taxatiewerkzaamheden bestuurt, knikt en bevestigt: ‘ Het aantal effectieve, grondige controles in de controlecentra is lichtjes gedaald, van 36.818 in 2002 naar 36.239 vorig jaar. Maar dat zijn alleen de grondige controles. Daarnaast heb je nog de beheerscontroles en de zogenaamde inordestellingen die in onze klassieke kantoren gebeuren. Ook die controles moet je meerekenen.’

Hoe dan ook lijkt het onwerkelijk dat een bedrijf op dit moment gemakkelijk tien jaar kan bestaan zonder één grondige controle te hebben meegemaakt.

LUC SONCK: We weten dat. De streefcijfers voor de grondige controles worden de jongste jaren niet meer gehaald. Maar we gaan ons in de toekomst daarom ook minder richten op het totale aantal controles. We blijven natuurlijk proberen om zoveel mogelijk te controleren, maar we willen het voortaan ook gerichter doen. Dat kan door het systeem van datamining en risicobeheer, dat we nu volop aan het testen zijn. Via dat computersysteem kunnen wij centraal beoordelen welke soort dossiers extra aandacht verdienen. We gaan dus selectiever, maar effectiever controleren. Waar vroeger de filosofie erin bestond om elke twee jaar een grondige controle uit te voeren, en vanaf 1997 nog maar om de zes jaar, evolueren we nu naar een systeem waarbij we alleen die dossiers eruit pikken die de computer als ‘verdacht’ markeert.

Wanneer zal dat systeem op kruissnelheid zijn?

SONCK: De eerste testresultaten zullen we al in 2005 kunnen gebruiken. Dat is niet veel, maar tegen 2010 moeten we op volle toeren draaien.

Hervormen kost blijkbaar tijd.

JEAN-MARC DELPORTE: Iedereen kijkt vol bewondering naar Nederland, of naar Canada, dat een soortgelijke verandering heeft doorgevoerd. Maar daar heeft het ook vijftien jaar geduurd voor alles definitief op de rails stond. En ze schaven nog voortdurend bij. Welnu, Coperfin is begonnen in 2001. De nieuwe structuur is uitgetekend, maar de operationalisering is nog volop bezig.

De mensen op het terrein klagen vooral over een gebrek aan personeel. Werken er te weinig mensen bij de belastingen?

DELPORTE: Moeilijke vraag. In Nederland, een land met 16 miljoen mensen, doen ze het met een pak minder. Bij ons werken zo’n 26.000 mensen, bij hen zijn het er, als ik mij niet vergis, 18.000. Als je daarmee gaat vergelijken…

De afslanking van het personeel is bezig. Er komen dit jaar weliswaar 250 controleurs bij, maar er zullen er meer vertrekken. Ik weet dat de vakbonden daar niet gelukkig mee zijn, maar ons personeelsplan is al goedgekeurd door de regering. Het past ook in de nieuwe filosofie van meer informatisering en meer gerichte controles.

De vakbonden moeten ook redelijk zijn. Wij zien de statistieken met het aantal uitgevoerde dossiers. Op sommige plaatsen is er een probleem.

Wordt er niet hard genoeg gewerkt?

DELPORTE: Er zijn verschillende redenen. Sommige verificateurs kunnen ook gewoon moeilijk een dossier sluiten, als ze niet onmiddellijk resultaat boeken. Ze blijven zoeken, en spenderen te veel tijd aan één dossier.

Geldt dat ook voor Brussel of Antwerpen, waar de vloed het hoogst is en het tekort aan personeel het schrijnendst?

DELPORTE: ( zuchtend) Daar zitten we met de nationale plaag dat ons personeel daar niet wil gaan werken. Elk jaar krijg ik daarover bergen papier van het parlement. Maar onze mensen blijven liever in Philippeville, ook al zijn er daar maar 200 ondernemingen. We hebben nu enkele beslissingen genomen om de aantrekkingskracht van Antwerpen en Brussel te vergroten, via gereserveerde promoties en zo. Het nieuwe personeelsplan laat dat toe. En de 250 aanwervingen waarover ik sprak, zullen prioritair naar Brussel en Antwerpen gericht worden.

SONCK: De regering heeft al wel iets aan het probleem van de grootsteden gedaan door een nieuwe regeling voor de fiscale domicilie. Veel bedrijven vestigden die in Brussel of Antwerpen, terwijl hun activiteiten ergens anders plaatsvonden. Dat kan nu niet meer. De fiscale domicilie moet zich nu bevinden op de plaats waar de vennootschap wordt geleid. Dat heeft de druk op de grootsteden toch al wat verlicht.

DELPORTE: Luister, ik begrijp onze ambtenaren wel, hoor. Ik woon zelf in Leuven, en de rit naar Brussel kost mij elke dag een uur. Bovendien is de vrijheid voor de ambtenaren in Brussel minder groot dan in een plaatselijk kantoor. Maar ik zou toch willen dat het personeel begrijpt dat niet iedereen in Philippeville aan de slag kan.

Het grootste probleem is misschien wel de logheid van deze machine. Wat de ambtenaren ook denken: wij weten waar we naartoe gaan. En we weten hoe we dit apparaat moeten hervormen. Alleen gaat dit soort veranderingsprocessen altijd wat langzamer in een grote overheidsorganisatie als de onze. Maystadt vergeleek de administratie van Financiën altijd met een grote tanker: je kunt heftig aan het roer draaien, maar het duurt hoe dan ook kilometers voor je hem lichtjes van koers kunt doen veranderen. Het enige wat wij vragen, is begrip daarvoor. En geduld.

Door Gerry Meeuwssen

Illustratie: Kim Duchateau

Een inspecteur: ‘Grondig controleren? Daar hebben wij tegenwoordig geen tijd meer voor.’

Een vakbondsman: ‘Tien jaar geleden dacht ik al dat we aan de grond zaten. Nu is de toestand nog erger.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content