Veteraanûjournalist Jimmy Breslin verklaart het wezen van New York.

‘Hoe wil je je koffie?’

‘Zwart graag.’

Daags tevoren heeft Breslin zijn bezoeker aan de telefoon tot drie keer toe koffie beloofd en hij houdt woord. Hij knoeit nog een tijd door en komt dan met twee dampende mokken tevoorschijn, met een glimlach alsof hij tevreden is dat hij het voor elkaar heeft gekregen.

Shit, bijna had ik het verkloot door er fucking melk bij te pleuren.’ Het hele gesprek door is Breslin bepaald niet zuinig met het f- en het s-woord. Breslin, nu 71, behoort tot de levende legenden van de Amerikaanse journalistiek, ‘een van de grootsten aller tijden’, aldus het weekblad The New Yorker. Zijn werk was in 1986 goed voor de prestigieuze Pulitzerprijs. Hij behoort niet tot de verfijnde media-elite, maar koos altijd voor het veldwerk. Het verhaal ter plekke opsnuiven, je schoenen verslijten, nooit vergeten op café te gaan. Dat doen jonge journalisten niet meer, die gaan hooguit nog een health club binnen, maar ze kennen het leven niet. ‘Je moet hoger dan de vierde verdieping durven te klimmen. Hogerop wonen nog mensen.’

Breslin werkte voor de legendarische New York Herald Tribune en voor de New Yorkse tabloid Daily News. Hij stapte _ ‘voor het geld’ _ over naar Newsday, een volkse krant die vooral in de rustige voorsteden rond New York haar klanten vindt. Zijn column in dat blad vat hij op als een kroniek van en commentaar op het leven in de stad. Zijn publiek is dat van zijn eigen familiale achtergrond, de traditionele arbeiders van Queens, niet zelden van Ierse of Italiaanse afkomst, die zichzelf algauw als de enige hardwerkende en fatsoenlijke Amerikanen beschouwen en niet bang zijn voor sterke, soms wat ongenuanceerd klinkende uitspraken. Politieke correctheid intimideert hen niet. Breslin is wel eens een journalistieke Archie Bunker genoemd en is goed voor de ene quote na de volgende oneliner. ‘Wie in de krant komt, mag blij zijn dat hij erin staat en als zijn naam correct gespeld is, kan hij nooit een reden om te mopperen hebben’, is er zo een.

Daarnaast schreef Breslin ook enkele hilarische misdaadromans, publiceerde hij een biografie over de schrijver Damon Runyon en is hij de auteur van How the good guys finally won, een boekje over het Watergateschandaal dat nog altijd tot de beste publicaties over het onderwerp wordt gerekend. Breslin verbergt zijn trots niet als hem dat wordt voorgelegd. Hij zoekt zijn hele flat af op zoek naar een exemplaar van dat al lang uitverkochte boek, maar vindt er geen. ‘Ik ben niet zo’n verzamelaar’, zucht hij gelaten.

‘Goed schrijven is alles’, stelt Breslin. ‘Met een woordenboek kom je dan niet ver. Nee, ik haal het allemaal hier vandaan, net als Runyon trouwens.’ En in het zootje dat zijn werkkamer is, delft hij een wat beduimeld exemplaar van de verzamelde essays van de 16de-eeuwse Franse auteur Montaigne op. ‘Die man dacht eerst na voor hij wat opschreef,’ zegt hij, ‘ook over taal.’

Zijn werkkamer valt wat klein uit. ‘Ik werk meestal hier omdat deze computer de enige is waar ik mee om kan.’ Het raam geeft uitzicht op de noordpunt van Manhattan. Aan het eind daarvan gaapt een gat tussen de wolkenkrabbers. Of ligt het te zeer voor de hand om dat te denken?

‘Kon je ze van hieruit zien staan?’

‘Ja, daar, in dat gat daar.’ Breslin wijst met zijn kin. Hij weet meteen dat de vraag de twee WTC-torens betreft, die op 11 september in een infernaal spektakel ten onder zijn gegaan, en enkele duizenden mensen met hen. ‘Ik zag de eerste toren branden en dacht, man. Ik ben er meteen naartoe gegaan.’

Die plek heet nu Ground Zero. Veel is er niet te zien. Natuurlijk niet. Een zwartgeblakerd gebouw tussen de vieze brij suggereert de verwoesting. Er wordt gewerkt. Of wat opkringelt uit het puin rook of damp is, valt niet meteen uit te maken. Er valt een brandgeurtje op te snuiven _ of is dat inbeelding? De lucht hangt nog vol stof, geregeld komen sproeiwagens het van de straat wegspoelen. De tevoren drukke buurt hangt uit de haak, weet zich nog geen houding te geven. Her en der rond Ground Zero zijn gedenkplaatsen geïmproviseerd, met kaarsen, patriottische slogans, foto’s van slachtoffers en solidariteitsbetuigingen. Op de stoep doen ambulante verkopers hun ding: ze bieden passanten kitscherige Americana, speldjes, vlagjes, ingelijste foto’s van het WTC en, zoals altijd, namaakhorloges te koop aan. Daartussen drentelen mensen rond, stil. De bedevaarders zijn niet van de ramptoeristen te onderscheiden.

DE NIEUWE HELDEN

Een politieagente neemt een kokette pose aan wanneer iemand een foto van haar neemt. Ze kent haar marktwaarde. De brandweerlui ook. Wanneer ze nu door de stad rijden, laten ze al eens vaker dan nodig hun sirene loeien. Politie en brandweer zijn sinds 11 september de nieuwe helden voor de altijd naar rolmodellen op zoek zijnde Amerikanen. Ze zijn de enigen die iets hebben kunnen ‘doen’ _ althans voor de oorlog in Afghanistan begon. Vanuit het hele land kwamen vrijwilligers naar New York afgezakt om te helpen bij het zoeken naar slachtoffers en het ruimen van puin. Tot ze er mekaar voor de voeten begonnen te lopen. Een klassiek voorbeeld van de economische wet van de dalende meeropbrengsten. De New Yorkse burgemeester Rudolph ‘Rudy’ Giuliani _ een andere ‘held’ van 11 september, als baas van politie en brandweer _ verminderde toen het aantal reddingswerkers op Ground Zero zo drastisch dat zij een rel uitlokten. Zij wilden hun heldenrol niet zomaar afgeven. Maar kom, omdat zij het waren, werd geen vervolging tegen hen ingesteld. Op één geval na, iemand die een politieagent een paar rake meppen had verkocht. Hij mag het wel aan de rechter gaan uitleggen.

‘Giuliani,’ snuift Jimmy Breslin, ‘die onnozele pummel. Gisteren was ik in Washington Heights, aan de 175ste straat, een buurt met veel Dominicaanse immigranten. Daar trof ik een massa mensen samengetroept op de stoep aan. Niemand sprak daar Engels, want net als de Mexicanen komen zij hier alleen maar met de droom om ooit weer naar huis terug te keren, dus wat zouden ze Engels leren. Ik schreef wat op in mijn notitieboekje en er kwam een huilende vrouw naar mij, die dacht: iemand die iets opschrijft, dat moet een officieel iemand zijn. Daar bleek een voedselbedeling aan de gang te zijn en ze was bang dat er voor haar niets meer zou overblijven. Een voedselbedeling voor mensen van wie Giuliani de uitkeringen heeft afgepakt, terwijl hij zich diezelfde avond door al die rijke nietsnutten en aanstellers liet fêteren met een groot banket. Een verfoeilijk personage. Je moet maar durven.’

Breslin vindt de burgemeester verder ook nog een paniekzaaier. ‘Heel dat gedoe over de terreur wordt trouwens fel overdreven. Het zijn de middenklasse-media, die nooit wat hebben meegemaakt, die nu proberen hysterie te stichten om zichzelf een beetje interessant te maken.’ Ondertussen speelt Giuliani met verve zijn heldenrol. ‘Omdat hij zo op tv komt’, valt Breslin uit. ‘Een held? Wel, he ain’t. Wil je nog iets weten? (Lacht schamper) Een dupespel, dat is het. (Windt zich op:) Met tv-ster Oprah Winfrey daar met de helikopter een beetje gaan overvliegen! Vier keer per dag! Maar het lukt ook niet. De mensen staan nog altijd ’s morgens op om naar hun werk te gaan. Ze weten wat hen te doen staat. Er is pas een probleem wanneer je geen plek meer hebt waar je naartoe kunt om te gaan werken.’

New York krijgt straks een nieuwe burgemeester. De Republikeinse miljonair Michael Bloomberg won zopas met gemak de verkiezingen van zijn Democratische opponent, ex-ambtenaar Mark Green. ‘Het valt al makkelijker om naar Bloomberg te luisteren,’ peinst Breslin, ‘hij is zichtbaar twee, drie keer slimmer dan lui als Giuliani. Oké, dat hij veel geld had om in zijn campagne te stoppen, deed hem natuurlijk geen kwaad. Maar die andere kerel, Green, een afgrijselijke patser met een geheven vingertje, komt al een kwarteeuw lang op tv. En dat is meer geld waard dan Bloomberg bezit. Maar die heeft als zakenman tenminste iets tot stand gebracht. Hij heeft al eens een idee gehad. Ik denk dat hij het uitstekend zal doen. Als hij tenminste bestand blijft tegen de grootste vijand van elke gemandateerde, de camera. Want je kunt hier elke dag eindeloos uit je nek lullen en de televisie zendt dat allemaal uit. Het gevaar is dat je uiteindelijk gaat geloven dat het echt is wat je daar allemaal leutert. Wel, het is níét echt.’

Maar goed, wie waren dan de helden? Dan toch de politiemannen en de brandweerlui die zich naar het WTC spoedden toen daar de gekaapte vliegtuigen tegenaan vlogen en dat met tientallen met hun leven bekochten toen de torengebouwen instortten? ‘Ja,’ zegt Breslin, ‘helden gedurende vijf minuten. De ultieme waarheid ligt in het loonbriefje. Die lui verdienen 40.000 dollar per jaar, welnu, daarmee kun je je in deze stad niet permitteren om een held te zijn. Het is geld voor en achter, hoor. Natuurlijk, het is heldhaftig om te sterven omdat je anderen wilt redden. Je herkent die lui, ze dragen een uniform, ze zijn georganiseerd. Maar er waren er toen velen die gewoon hun werk deden en het leven verloren, en over hen hoor je nooit iets.’

Ondertussen overspoelt een vlaag van patriottisme de stad. Overal hangen de stars and stripes uit, er is nauwelijks een auto die niet met de Amerikaanse vlag is opgesierd. ‘Het waait wel weer over,’ sust Breslin, ‘dat is ooit nog gebeurd.’ Oogt dat dan niet een beetje pathetisch? ‘ So what? Het doet toch niemand kwaad. Maar men neemt het hier nogal persoonlijk op wat er gebeurd is. Het was ook niet niks, die aanslagen. Daar wordt nog beheerst op gereageerd. Maar ik kan je verzekeren, nog eens zoiets en het is boem! Een atoombom op hun kop, het zal dan wel rap gedaan zijn met dat soort fucking staten.’

GEEN VS ZONDER NEW YORK

De solidariteit met New York is groot in de hele VS. ‘Misschien houdt men buiten New York niet zo van deze stad,’ vraagt Breslin zich af, ‘maar zonder New York zouden de VS niet bestaan. Ja, men gaat wel graag eens een pompbediende ergens in een gat interviewen om hem zijn gal op New York te laten uitspuwen, maar zo iemand haat toch al alles en iedereen. Natuurlijk, in het zuiden lusten ze ons niet. En wij hen al evenmin. Het is er dan ook een luizig boeltje. Misschien moeten we toch maar eens proberen om wat beter met elkaar op te schieten. Maar de rassenkwestie maakt het lastig. Het is het probleem met de zwarten. Nergens ter wereld doen mensen van verschillende rassen zo hun best om samen te leven. Blanken ondereen, dat gaat wel, daar kun je van een melting pot spreken. Daar hield het op. Maar willen sommigen dan bijvoorbeeld een grote oorlog beginnen zonder de zwarten? Ik niet. Je kijkt in zulke omstandigheden maar beter uit wie je lusten en wie niet.’

‘Het zit zo. (Begint met veel gefuck iets te zoeken. Het blijkt een brochure te zijn over uitvinders.) Kijk, de John Deere 699, een automatische katoenplukmachine, kon het werk overnemen van 95 katoenplukkers, zwarten dus. Dus die machines werden in DesMoines, Iowa, op treinen gezet, die in het zuiden van het een naar het ander reden, waar altijd een door Coca-Cola gesponsord orkestje klaarstond om zo’n John Deere in bezit te nemen. Ze waren blij dat ze al die misprezen zwarten konden inruilen voor zo’n mooie groene machine. Met honderdduizenden kwamen die mensen dan maar vanuit Louisiana of Alabama naar New York, die vrouwen met droevige gezichten, lange kleren en baby’s in hun armen. De stad zorgde voor voedsel en onderdak, maar was er niet klaar voor en belandde op de rand van het bankroet. De regel blijft: de zwarten leven aan de onderkant van de samenleving en ze raken daar maar niet weg.’

‘En velen gaan wellicht ook niet stemmen?’

‘Spreek me daar niet van! President Lyndon Johnson, wellicht de beste president die we ooit hadden, voerde een krachtige, uitstekende kieswet in, die de zwarten alle politieke rechten gaf. Hij zei: als die sons of bitches nu nog niet gaan stemmen, kunnen ze mijn gat kussen. En ze gaan inderdaad nog altijd niet stemmen. Wat kun je nog meer doen? Maar dat elke etnische groep nog altijd zijn eigen wijk kiest, betekent nog niet dat de mensen er opgesloten zitten. Er is namelijk nog altijd de metro. Daarmee kom je overal. In de metro is iedereen gelijk.’

ZERO TOLERANCE

Nog even burgemeester Giuliani: dat de misdaadcijfers al een tijd aan het zakken zijn, wordt wel eens toegeschreven aan de zero tolerance tegenover de misdaad die hij propageerde. Breslin: ‘Wat betekent dat nu weer? Misdaad, dat wil je toch niet, dus tolereer je het niet. Maar wat had je? Het kwam voort uit drugsgebruik, uit de concentratie van armoede. De misdadigheid zat geconcentreerd in zeven buurten van de stad, overwegend door zwarten bewoond. Niemand lette daarop tot dat op de computer begon op te vallen. Wat doe je dan? Vroeger deed men niets, dat die fucking zwarten het maar onder elkaar aflapten. Maar de computer gaf alleen maar hoge misdaadcijfers voor die zeven plekken aan, zonder erbij te zeggen dat het om niet-blanke buurten ging. Goed, daar de politie op afgestuurd en natuurlijk dat de misdaadcijfers drastisch begonnen te zakken. Hier in mijn buurt gebeurt niks, dus was meer politie hier echt niet nodig. Als je werk hebt, kom je niet in de misdadigheid terecht.’

Jimmy Breslin heeft een heldere opvatting over de band tussen ras en criminaliteit, met armoede en werkloosheid als verbinding. Zoiets wordt niet vaak hardop gezegd.

‘Wat? Hier doe je dat wel, hoor. Ik doe dat. Nee, bij de Verenigde Naties wellicht niet, maar ze zouden het beter wel doen. Och, het is altijd hetzelfde, het is allemaal de schuld van de bangelijke, wereldvreemde blanke middenklasse die de media controleert. Dat heeft over alles zijn gedacht, dat zevert er maar op los, komaan zeg, fuck you. Ik ben niet bekrompen, ik geloof niet in Amerika Eerst, ik schrijf maar op wat ik zie.’

‘Het probleem is: geld. Iedereen raakt erdoor verblind. Het is Manhattan aan het kapotmaken. Een flat in een gebouw als dit hier moet al 10.000 dollar aan huur kosten. Vroeger kwamen jonge gezinnen, als het hen een beetje goed ging, vanuit Queens of Brooklyn naar Manhattan wonen, in de stad. Dat maakte een stad levendig. Wat voor mensen heb je hier nu? Luitjes met de miljoenen van papa op de bank, trust fund babies, vreemdelingen met veel geld en volk dat onredelijk veel heeft verdiend op de beurs. Voor mensen die gewoon werken is hier geen plaats meer. Want mensen met veel geld, dat zijn zieke mensen, kapotgemaakt door hun geldzucht. Ze trekken zich van niets of niemand iets aan (spuwt op de grond).

‘Echte New Yorkers? Dat zijn mensen die ’s morgens met het openbaar vervoer naar hun werk gaan, die hun kinderen hier naar school sturen. Weet je welke mensen gestorven zijn in het WTC? Het gebeurde om kwart voor negen ’s morgens en toen waren er alleen de mensen die er een echte, gewone baan hebben. Die mensen komen op tijd op hun werk. Nogal wat van de politiemannen of brandweerlui die daar stierven waren trouwens niet met dienst, nee, die kwamen er aan toen ze zagen dat er iets aan de hand was. Zoals die redder op het strand van Rockaway in Queens, waar wat later die Airbus is neergestort. Hij was aan het surfen toen de hel losbrak aan het WTC. Hij kwam uit het water, raasde naar hier, liet zijn auto ergens achter en kwam net op tijd aan om te sterven. Die mensen hadden geen politici nodig om hen instructies te geven. Dat is publieke dienstverlening.’

Marc Reynebeau

‘Echte New Yorkers zijn eerlijke mensen met een gewone baan.’

‘Giuliani een held? Wel, he ain’t.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content