Een traumatische ervaring kan een kind de rest van zijn dagen beïnvloeden. Want trauma’s laten fysieke sporen na in de hersenen, zodat behandeling niet evident is. Een gesprek met de Amerikaanse expert Bruce Perry over verwaarlozing, seksueel misbruik, pesten op school en een kindvriendelijke leefomgeving.

Een moeder vermoordt haar tweejarige dochtertje; een elfjarige kinderpremier krijgt het halve land over zich heen omdat hij iets doms had gezegd. Twee extremen van ‘geweld’ waar kinderen mee te maken kunnen krijgen.

Het ene kind is al beter tegen traumatische ervaringen bestand dan het andere. Het is bijna onbegrijpelijk hoe Sabine Dardenne als twaalfjarig meisje drie maanden gevangenschap in de krocht van de seksueel geperverteerde Marc Dutroux heeft kunnen doorstaan. Ze wilde zelfs geen psychologische begeleiding. Toch stijgt het aantal kinderen dat met ernstige gezondheidsproblemen in vertrouwenscentra terechtkomt.

Kinderen zijn kwetsbaar. De problemen die een kind ondervindt, kunnen het de rest van zijn dagen beïnvloeden. Dat heeft te maken met het feit dat de hersenen van een kind tegelijk flexibel en kwetsbaar zijn.

‘Dat klinkt contradictorisch, maar dat is het niet’, zegt de Amerikaanse wereldexpert in kindertraumatologie Bruce Perry, die in ons land was op uitnodiging van kinderpsychiater Peter Adriaenssens van de KU Leuven, tevens directeur van het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling. ‘Als je vanaf de geboorte regelmatig tegen een baby spreekt, zal hij snel en gemakkelijk de verbindingen in de hersenen vormen die nodig zijn om de taal te assimileren. De hersenen zijn tot een leeftijd van vier jaar nog gedeeltelijk ongeorganiseerd, dus uiterst flexibel. Het gaat in feite bijna vanzelf.’

Waar zit dan het kwetsbare aspect?

BRUCE PERRY: Die flexibiliteit laat toe dat de hersenen ook slechte informatie absorberen. De meeste kinderen hebben in hun eerste levensjaren een liefdevolle en zorgzame moeder, heel voorspelbaar, en de meeste volwassenen die ze ontmoeten gedragen zich op dezelfde voorspelbare manier. De hersenen van een baby leren dus dat mensen goed zijn. Dat model gebruiken kleuters bij elke interactie. Een kind van twee lacht naar elke vreemde van wie het aandacht krijgt. Maar als een kind in zijn eerste levensjaren verwaarloosd of misbruikt wordt, zal het leren dat mensen niet te vertrouwen zijn. Het ene moment krijgt het eten, het andere moment een pak slaag. Soms zingt de moeder, soms krijst ze. Dus als zo’n kind iemand ontmoet zal het, zelfs als die persoon vriendelijk is, wantrouwig zijn en denken: straks zal hij zich tegen mij keren. Dat is de kwetsbaarheid.

Traumatische ervaringen worden dus vastgelegd in de hersenen?

PERRY: Al twintig jaar gebruik ik de lens van de biologie om te focussen op verwaarlozing en misbruik van kinderen. Zes jaar geleden raakte ik geïnteresseerd in de neurobiologie van relaties. De hersenen communiceren voortdurend met het lichaam. Als je bang bent, voel je de fysiologie van stressreacties: je hartslag verhoogt en je zintuigen worden scherper. Hersencellen zijn zo geprogrammeerd dat ze veranderen in functie van de ervaringen waarmee ze te maken krijgen. Veelgebruikte verbindingen tussen cellen raken versterkt, andere zwakken af. Sommige ervaringen kunnen een bijna permanent effect hebben op de hersenen en de systemen die ermee verbonden zijn, zoals de regulatoren van stresshormonen als adrenaline en cortisol.

De hersenen zijn dus minder flexibel dan we soms geneigd zijn te denken?

PERRY: De flexibiliteit van de hersenen vermindert met de leeftijd. Hersenen van kinderen zijn heel flexibel, maar vanaf een leeftijd van tien jaar vermindert de flexibiliteit snel. Hersenen van volwassenen kunnen zich nog wel aanpassen, maar moeizaam.

Is het mogelijk de hersenen te doen geloven dat iets slechts eigenlijk goed is?

PERRY: Helaas wel. Sommige meisjes krijgen zo systematisch vanaf heel jonge leeftijd met seksueel misbruik van hun vader te maken, dat ze denken dat het normaal is. Ik had een patiënte die me een jaar na de start van de therapie vertelde dat ik met mijn aanpak op het verkeerde spoor zat, want dat een seksuele relatie tussen vader en dochter voor haar normaal was, dus niet traumatisch. Ze had pas op haar zeventiende toevallig ontdekt dat zoiets niet hoort, toen ze een vriendin hoorde vertellen over de eerste keer dat haar vriendje haar borsten had aangeraakt. Zij had daarop gereageerd met de melding dat ze het geweldig vond als haar vader dat met haar deed. Het was pas toen ze de afschuw op de gezichten van haar vriendinnen zag, dat ze besefte dat niet elke dochter seks met haar vader had.

Kindsoldaten kunnen dus ook leren dat geweld normaal is?

PERRY: Absoluut. Ik heb verschillende Afrikaanse kindsoldaten gesproken die verplicht waren geweest leden van hun familie te vermoorden. Die kinderen groeien op in een geloofswereld waarin extreem geweld en tribale haat als normaal worden gepresenteerd. Die subcultuur raakt echt ingebouwd in hun hersenen. De patiënte over wie ik daarnet vertelde, was niet getraumatiseerd door het misbruik van haar vader. Maar andere delen van haar hersenen hadden schade geleden. Ze had bijvoorbeeld afwijkende connecties tussen seksualiteit en sensualiteit. Haar geloofswereld was uiteraard ook getekend.

Is het effect van traumatische ervaringen op de hersenen zichtbaar te maken?

PERRY: Vroeger focusten we vooral op gedragssymptomen, zoals impulsiviteit en agressiviteit. Maar met moderne beeldvormingstechnieken kunnen we de problemen letterlijk zichtbaar maken. De hersenen van een verwaarloosd driejarig kind zijn, bijvoorbeeld, een kwart kleiner dan die van een normaal opgroeiend kind van dezelfde leeftijd.

Dat is sterk.

PERRY: Verbluffend, niet? Het aantal hersencellen dat je aanmaakt, en het aantal verbindingen dat de cellen met elkaar maken, hangt af van de kracht van je sociale contacten. Een haag die niet genoeg zon of meststoffen krijgt, groeit veel minder dan een haag die goed onderhouden wordt.

Gaat het alleen om volumeverschillen?

PERRY: Nee hoor, er zijn ook subtielere verschillen, dikwijls zelfs op microscopisch niveau. We hebben een foto van de hersenactiviteit van een kind dat als baby voortdurend doorgegeven werd van de ene persoon naar de andere, zodat het niet in staat was om een normale neurobiologische capaciteit tot het ontwikkelen van gezonde relaties te vormen. Er was een vinger uitgesneden in de superorbitale prefrontale cortex: een stuk van de hersenen waarvan we aannemen dat het instrumenteel is in het vormen en onderhouden van sociale relaties.

Botst u nooit op mensen die niet aanvaarden dat gedrag biologisch bepaald kan zijn?

PERRY: Ik breng dat altijd voorzichtig aan. Ik hoed me ervoor de geloofswereld van mensen te zeer te verstoren. Veel mensen hebben moeite met de notie dat ervaringen de hersenen kunnen bijsturen. Ik beschrijf de hersenen dan als een geweldig orgaan met veel functies, van het sturen van vingerbewegingen tot het bepalen van sociale interacties. En ik toon foto’s van hersenen om dat biologische aspect te onderlijnen. Als je dat niet te bruusk doet, bedreig je de mensen en hun geloofswereld niet. We benadrukken ook het belang van onze bevindingen voor opvoeding en educatie. We stellen dat misbruikte kinderen het meestal slecht doen op school, en later in hun leven geen belastingbetalers maar belastingverbruikers zullen worden.

Waarom doen verwaarloosde kinderen het slecht op school?

PERRY: De hersenen zijn hiërarchisch georganiseerd, met de hersenstam aan de basis en de cortex aan de top. De neurobiologische systemen die reageren op stress zitten onderaan, in de hersenstam. Wanneer nodig, reguleren ze de hogere delen. Zolang er geen bedreiging is, kan je vrij gebruik maken van de cortex, kan je probleemloos nadenken en reflecteren. Maar wanneer er een bedreiging komt – dat kan zelfs kou of honger zijn – worden we letterlijk dommer, omdat we minder toegang krijgen tot de hogere hersendelen. We beginnen domme dingen te zeggen en domme dingen te doen. Misbruikte kinderen leven in een toestand van permanente angst. Ze kunnen heel moeilijk acute, cognitieve informatie geven. Ze scoren dus slecht op school.

Is dat het mechanisme waardoor mensen in een spannende quiz de helft van hun kennis verliezen?

PERRY: Inderdaad, of van examenstress. Of als je je tijdens een gesprek druk begint te maken omdat je niet op de naam van een schrijver kunt komen. Terwijl die je even later plots weer te binnen schiet.

Het geheugen zit dus ook in de hoogste hiërarchie van de hersenen?

PERRY: Ja. Het is dus mogelijk dat traumatische ervaringen je hersenen sturen, maar dat je je er weinig van herinnert. Hoe meer je bedreigd wordt, hoe meer de lagere delen van de hersenen het overnemen. We merken dat als we misbruikte kinderen in therapie krijgen. Die beginnen zich pas na lange tijd details van het misbruik te herinneren, omdat ze zich stilaan van hun angst losmaken.

Is het dan niet moeilijk om van een trauma te genezen?

PERRY: Dat hangt van de leeftijd af. Bij de geboorte verbruiken de hersenen 63 procent van alle calorieën die iemand opneemt – voor een volwassene is dat nog maar 18 procent. De hersenen ontwikkelen veel sneller dan de rest van het lichaam. Op een leeftijd van drie of vier jaar hebben ze al bijna hun volwassen volume bereikt. De intensiteit van de bedrading neemt toe tot een leeftijd van achttien jaar. Maar de flexibiliteit is het hoogst op jonge leeftijd. Het gevolg daarvan is dat hoe vroeger je een kind uit een potentieel beschadigende omgeving haalt, hoe groter de kans op genezing. Verwaarloosde baby’s van een jaar oud zullen in een pleeggezin bijna alle symptomen van de verwaarlozing verliezen. Maar voor elk jaar leeftijd dat erbij komt, gaat het herstel moeizamer. En vanaf een leeftijd van vijf jaar moet er therapie komen om de effecten van misbruik en verwaarlozing te bestrijden. Dat betekent dus dat het venster voor eenvoudige interventies snel heel klein wordt, en dat er snel nood is aan gespecialiseerde en dus dure therapieën.

Wat doen die therapieën? De bedrading bijsturen?

PERRY: We denken van wel. We denken dat bepaalde stukken van de hersenen gereorganiseerd worden, en dat sommige stukken die niet uit de startblokken raakten toch nog ontwikkelen. Aanvankelijk was het frustrerend om met sterk getraumatiseerde kinderen te werken, omdat we zo weinig vooruitgang boekten. We maakten het verschil toen we beseften dat we ons moesten aanpassen aan het ontwikkelingsniveau van het kind. Een getraumatiseerd kind van tien kan de sociale ervaringen van een kind van drie hebben. We moesten de chronologische leeftijd overboord gooien en uitzoeken waar het kind zich inzake ontwikkeling precies bevond. En we moesten het dáár tegemoetkomen om het op het juiste pad te brengen.

Is het even makkelijk in te grijpen op de cortex als op de hersenstam?

PERRY: Nee. De hoogste delen in de hersenhiërarchie, zoals de cortex, zijn veel flexibeler. Je kunt dus vrij gemakkelijk ingrijpen op iemands geloofswereld, die in zijn cortex zit. Racisme is bijvoorbeeld uit iemands hoofd te praten, of te elimineren door positieve contacten met mensen van een ander ras. Maar sommige traumatische ervaringen nestelen zich in lagere echelons, zoals de hersenstam. Hoe lager in de hiërarchie, hoe minder flexibel hersendelen zijn, want daar worden fundamentele systemen gestuurd waar je niet zomaar mee kan spelen.

Sommige mensen lijken kwetsbaar te zijn, anderen hebben weerstand tegen trauma’s.

PERRY: We merken dat mensen die traumatische ervaringen makkelijk verwerken, meestal op een sterk sociaal netwerk kunnen terugvallen. Er zijn waanzinnig grote verschillen in het aantal sociale interacties dat een kind per dag heeft. Sommige kinderen leven bijna opgesloten in een gezin waarin niemand tegen ze praat. Die hebben het meestal moeilijker om trauma’s te verwerken dan kinderen in een normaal gezin waarin regelmatig buren en vrienden over de vloer komen.

Het aantal sociale contacten kan de traumaverwerking beïnvloeden?

PERRY: Juist. We hadden ooit een meisje in behandeling dat als vijfjarige zag hoe haar vader haar moeder doodschoot en vervolgens zichzelf een kogel door de kop joeg. Dat kind verwerkte dat perfect. Kinderen met consistent gezonde relaties, met geëngageerde leraren, geïnteresseerde buren, verwerken trauma’s veel gemakkelijker dan kinderen die afgesneden zijn van elk stimulerend sociaal netwerk.

Uit zich dat ook op biologisch niveau?

PERRY: Uiteraard. Mensen in een goed sociaal milieu hebben zachtere en regelmatigere stressreacties, met een lagere hartslag, een lagere bloeddruk en gezondere hormonenconcentraties dan anderen. Ze krijgen dus lagere dosissen stress te verwerken.

Een bad van stresshormonen is slecht voor de hersenen?

PERRY: Zo zou je het kunnen stellen. De regulering van het stressresponssysteem is afhankelijk van de interacties met anderen. Wij zijn van nature sociale wezens. Als kinderen op een biologisch respectloze manier moeten leven, zonder regelmatige communicatie en knuffels, als ze zonder meer urenlang voor de televisie gedropt worden, brengen we ze in een situatie met een groot aantal fysiologische risico’s.

Er is ongetwijfeld ook een genetische component aan weerstand tegen stress?

PERRY: Inderdaad. Sommige families zijn kwetsbaarder dan andere voor veranderingen, stress en trauma’s. Er wordt over gespeculeerd dat dit te maken zou hebben met genen die instaan voor de regulatie van serotonine en andere prikkeloverdragers in de hersenen.

Kunnen geweld op tv of gewelddadige games een effect op de hersenen hebben?

PERRY: De onderzoeken die daarover gedaan zijn, tonen aan dat in bepaalde delen van de hersencortex dezelfde veranderingen optreden als wanneer je zelf gewelddadig bent. Veel hangt ook weer af van de sociale context. Een veertienjarige uit een sociaal stimulerende omgeving zal zonder problemen naar een geweldfilm kunnen kijken. Maar sociaal verwaarloosde kinderen zullen beïnvloed worden door het geweld dat ze te zien krijgen.

Is er een verschil in de verwerking van fysiek en verbaal geweld?

PERRY: Kinderen die emotioneel vernederd worden hebben meer last van effecten op lange termijn, zoals slechte schoolprestaties, dan kinderen die met fysiek geweld te maken krijgen. Zeker als ze jong zijn is emotioneel misbruik, vooral door een zorgverlener, erg. Een kind dat leeft in een gezin met veel huishoudelijk geweld, zonder dat het zelf fysiek wordt aangepakt, leeft in zo’n permanente angst dat het gemakkelijker symptomen van posttraumatische stress ontwikkelt dan kinderen die af en toe zelf het slachtoffer van geweld zijn.

Dus een kind een mep geven in het kader van de opvoeding is niet zo erg?

PERRY: Het is vooral niet nuttig. Het is bewezen dat lijfstraffen geen effectieve manier van opvoeden zijn. De meeste klappen vallen niet in een discipline-context, maar simpel omdat een van de ouders woedend is. Veel kinderen lijken er goed tegen te kunnen, maar vooral voor kinderen die al in een traumatische omgeving leven, is het niet verstandig.

Kinderen kunnen ook verschrikkelijk hard zijn tegen elkaar.

PERRY: En dat probleem lijkt erger te worden – kijk maar naar het pesten op school. Kinderen die thuis in een chaotische omgeving leven, zullen op school impulsief en agressief zijn, en zullen een zwak kind zoeken om hun agressie op bot te vieren. De kans is groot dat het belaagde kind vervolgens zelf een nog zwakker, meestal jonger slachtoffertje kiest. Zo kan er een pestepidemie ontstaan. Zeker omdat veel leraars nog altijd niet geneigd zijn tijdig in te grijpen.

Kunnen pestende kinderen bijgestuurd worden?

PERRY: Je kan kinderen leren dat ze hun vriendjes moeten steunen als ze gepest worden. Je kan ze zelfs leren dat ze niet mogen pesten. Ik had het geval van een geadopteerd kind uit een Oost-Europees weeshuis dat heel wat achterstand had, en dat voortdurend gepest werd omdat het niet goed uit zijn woorden kwam en zich heel schuchter gedroeg. En het gepest verergerde het probleem. In de plaats van het kind therapie te geven, zijn we met de goedkeuring van de ouders in de klas gaan uitleggen wat zijn probleem was, dat hij door zijn voorgeschiedenis een achterstand had. Toen zijn klasgenootjes dat begrepen, zijn ze hem in bescherming gaan nemen. Het was echt roerend.

Waarom zijn kinderen zo hard tegen elkaar?

PERRY: Ik vrees dat wij daar model voor staan. Wij zijn dikwijls zelf hard en respectloos tegen onze kinderen. Als een vrouw te lijden heeft van een agressieve man, zal ze zich dikwijls afreageren op de kinderen, die dat zullen doorgeven, de leeftijdsladder af, en de jongste zal zich tegen de hond of de kat keren. Dus niet alleen goede, maar ook slechte dingen worden doorgegeven, aangeleerd. En we leven in een harde maatschappij. We weten nu meer dan ooit over de manier waarop kinderen functioneren, maar tegelijk leven we in een heel kindonvriendelijk systeem. We bieden onze kinderen geen veilige en voorspelbare leefomgeving met verrijkende sociale contacten aan.

De moderne levensstijl is kindonvriendelijk?

PERRY: In de prehistorie leefden wij in groepen van veertig tot vijftig mensen – daar zijn we voor ontworpen, voor systemen waarin kinderen door alle generaties worden opgevoed, waarin kinderen voor elkaar zorgen. Maar in het Westen worden de leefgroepen steeds kleiner. In de jaren zestig bestond het gemiddelde Amerikaanse gezin uit vijf leden, nu uit minder dan drie. En in plaats van samen te eten en te spelen, zit iedereen uren voor de tv, vaak op zijn eigen kamer. Het aantal sociale contacten, zo broodnodig om onze hersenen in staat te stellen gezonde interacties te sturen, vermindert drastisch. Wij leven zo gefragmenteerd, zo gecompartimenteerd, zo overgeorganiseerd, dat we er letterlijk ziek van worden, fysiek, emotioneel én sociaal. Dat is een verontrustende ontwikkeling.

Door Dirk Draulans

‘De hersenen van een verwaarloosd driejarig kind zijn een kwart kleiner dan die van een normaal opgroeiend kind van dezelfde leeftijd.’

‘We bieden onze kinderen geen veilige en voorspelbare leefomgeving met verrijkende sociale contacten aan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content