Handleiding voor wie het leven lief is

Après nous le déluge? Zo lijkt het wel als je de resultaten van deze enquête leest. 85 procent van de respondenten heeft bijvoorbeeld nog geen enkele regeling getroffen voor zijn eigen uitvaart. Waarom zijn we zo blind voor onze dood? Alvast 10 zaken om nooit te vergeten.

1. Uw uitvaart laat u koud

‘De Vlaming blijkt echt niet bezig met zijn eigen uitvaart’, zegt Bruno Quirijnen, woordvoerder van de Vlaamse Autonome Raad voor het Uitvaartwezen. Uit onze enquête blijkt dat amper 15 procent van de Vlamingen daarvoor al financiële of praktische regelingen heeft getroffen. We houden het kennelijk liever bij mondelinge afspraken met de partner of de kinderen – zo’n gesprek heeft bijna een kwart van de ondervraagden wél al gehad. ‘We moeten de mensen zeker niet te bang maken’, zegt Quirijnen. ‘Het is echt niet nodig om je eigen uitvaart zelf tot in de kleinste details uit te werken. De uitvaart is vooral belangrijk voor de nabestaanden. Zij moeten de kans krijgen om er nog een persoonlijke invulling aan te geven. Dat kan hun rouwproces alleen maar bevorderen.’

Toch kan het geen kwaad om alvast de grote lijnen te regelen, zoals de voorkeur voor een begrafenis of een crematie. Wie daarover al enkele zaken vastlegt, doet dat meestal met een geschreven document (35 %), een uitvaartverzekering (27 %), mondelinge afspraken (26 %) of een testament (25 %). Een wilsbeschikking (12 %) is veel minder goed ingeburgerd. Nochtans is dat nog de beste manier om enkele bepalingen vast te leggen. Het is een gratis document dat mensen kunnen indienen bij de burgerlijke stand van de gemeente, en waarin ze de keuze kunnen vastleggen voor een begrafenis, crematie en wat er eventueel met de as moet gebeuren. Het document komt automatisch op tafel bij het aangeven van een overlijden, waardoor het de meest zekere vorm is om de laatste wens rond de uitvaart kenbaar te maken. ‘Het is geen goed idee om dat via een testament te doen. Want dat komt pas naar boven als de uitvaart al achter de rug is’, zegt Quirijnen. Een geschreven document moet dan weer vlot beschikbaar zijn voor de nabestaanden. Het heeft geen zin dat in een kluis te bewaren, die vaak toch pas na de uitvaart wordt geopend.

Wie zelf regelingen treft voor de uitvaart, doet dat meestal om moeilijke keuzes voor nabestaanden te vermijden. Een vijfde doet dat ook om spanningen tussen nabestaanden te vermijden. 4 procent is er niet van overtuigd dat de nabestaanden zich wel over de uitvaart zullen ontfermen.

2. Een uitvaart is duurder dan u denkt

Volgens cijfers van uitvaartspecialist Dela kost een gemiddelde uitvaart zo’n 4000 euro, zonder daarbij rekening te houden met de kostprijs van de zerk, de concessie en de koffietafel. Met de concessie en de koffietafel stijgt de prijs al gauw tot 5000 euro. Dat komt goed overeen met zo’n 38 procent van de ondervraagden, die de kostprijs van de begrafenis inschat op 3000 à 5000 euro; zo’n 20 procent rekent op 5000 à 7500 euro. Dat komt waarschijnlijk omdat driekwart van de ondervraagden al minstens één keer van nabij betrokken was bij de regeling van een uitvaart.

Toch onderschat 23 procent van de ondervraagden de kosten die gepaard gaan met de begrafenis. 10 procent heeft zelfs helemaal geen idéé. 2 procent schat met meer dan 10.000 euro de gemiddelde kostprijs van een begrafenis wel heel hoog in.

De uiteenlopende schattingen kunnen te maken hebben met regionale verschillen. Zo is een ‘koffietafel’ in West-Vlaanderen, waar meestal ook een warme maaltijd aan te pas komt, meestal duurder dan in Antwerpen, waar de nabestaanden samen een broodje verorberen.

3. U spaart (soms) voor uw begrafenis

‘Vooral in de grote steden worden begrafenisondernemers geconfronteerd met een toenemend aantal onbetaalde facturen’, zegt Quirijnen. ‘Mensen zijn veel prijsbewuster dan vroeger, waardoor het fenomeen van budgetuitvaarten aan een opmars bezig is. Vroeger bood een begrafenisondernemer bijna altijd hetzelfde totaalpakket aan. Nu wordt steeds vaker op basis van het beschikbare budget een keuze gemaakt tussen de verschillende producten en diensten.’

Mensen beseffen intussen wel dat een uitvaart veel geld kost en nemen hun voorzorgen. Zo spaart 10 procent voor zijn eigen begrafenis, zo blijkt uit de enquête. Tegelijkertijd heeft 7 procent ook een uitvaartverzekering afgesloten. Ook dat is een vorm van sparen voor de eigen uitvaart, want via de betaling van een verzekeringspremie wordt ervoor gezorgd dat de kosten van een uitvaart later gedekt zijn. ‘Mensen sluiten zo’n verzekering niet alleen af om het financiële luik te regelen. Ze doen het vooral om hun nabestaanden te ontlasten’, zegt Marysia Kluppels van Dela.

Toch is niet iedereen overtuigd van het nut van zo’n verzekering. ‘Een uitvaartverzekering is enkel interessant bij mensen die vrezen dat er na hun overlijden niet genoeg geld zal zijn om de uitvaart te betalen’, zegt Yves Evenepoel van consumentenorganisatie Test-Aankoop. ‘Het is een financieel product waar we geregeld klachten over binnenkrijgen, vooral van mensen die al heel lang geleden zo’n verzekering hebben afgesloten.’ Daarom raadt de consumentenorganisatie eerder aan om zelf geld opzij te zetten op een spaarrekening of verzekering waarvan het rendement op lange termijn hoger is. In het geval van Dela gaat het over klachten over enkele oude polissen die al lang niet meer worden aangeboden, zegt Marysia Kluppels. ‘Ondertussen is een uitvaartverzekering veel interessanter en voordeliger. Het interessantst is de zogenaamde “koopsom”, zo ben je bijvoorbeeld via een eenmalige storting van 2831 euro op je 45e meteen levenslang verzekerd voor een kapitaal van 5000 euro.’ Veel mensen maken zich trouwens geen zorgen over de financiering van hun zijn uitvaart. Zo’n 68 procent is ervan overtuigd dat de nabestaanden die wel kunnen betalen met de erfenis. Daarbij wordt weleens uit het oog verloren dat de erfenis pas lange tijd na de uitvaart wordt vrijgegeven. Geen probleem, vindt 11 procent van de ondervraagden: ‘Uitvaartkosten zijn vooral een zorg voor anderen.’

4. Uw huis is uw belangrijkste verzekering

De aankoop van een eigen woning beschouwen we nog altijd als de beste manier om ons financieel voor te bereiden op onze oude dag. Van alle ondervraagden heeft maar liefst 87 procent een eigen huis. Ook de hospitalisatieverzekering (ook 87 %) en het pensioensparen (78 %) zijn goed ingeburgerd. ‘Dat is natuurlijk een goede basis, maar het is zeker niet voldoende om helemaal vrij te zijn van financiële zorgen tijdens de oude dag. Nog te veel mensen zijn zich niet bewust van de urgentie om bijkomende stappen te ondernemen’, zegt John Romain, oprichter van financieeladviesbureau Finotheker. Dat blijkt ook uit de cijfers van onze enquête. Amper 11 procent heeft een financieel plan opgesteld om de levensstandaard ook na de pensioenleeftijd op peil te kunnen houden. ‘Pensioensparen alleen zal daar niet voor volstaan. Tijdens elke levensfase moeten mensen nadenken welk bedrag ze opzij kunnen zetten en op welke manier ze daar op lange termijn het hoogste rendement mee kunnen behalen’, zegt Romain.

‘Een eigen woning biedt natuurlijk een belangrijke vorm van zekerheid omdat je daarmee op latere leeftijd geen huishuur meer hoeft te betalen. En natuurlijk kun je later je huis verkopen. Maar mensen vergeten weleens dat ze vanaf dat moment wél huishuur zullen moeten betalen: je moet toch ergens wonen? En dat kan dan weer nieuwe financiële problemen veroorzaken.’

Nogal wat mensen blijken de waarde van hun woning bovendien te overschatten. Vooral de oudere generatie woont nog in grote, energieverslindende huizen die grondig gerenoveerd zouden moeten worden. Het zijn net die woningen waarvan de prijzen de voorbije jaren stelselmatig zijn gedaald. Een dikke streep door de rekening.

5. Uw erfenis is niet geregeld

Als de enquête iets duidelijk maakt, dan is het wel dat we niet bezig zijn met het regelen van onze erfenis. Zo’n 54 procent is van plan om dat ooit wel eens te doen, maar slechts 28 procent heeft daarvoor al concrete stappen gezet. Niet toevallig zijn het vooral de 65-plussers die nog het meest (38 %) bezig zijn met het regelen van de erfenis. In de leeftijdscategorie tot 35 jaar heeft amper 15 procent zijn erfenis geregeld. Toch is het soms net die jongere generatie die er baat bij heeft om enkele afspraken op papier te zetten. ‘Het is niet altijd nodig om stappen te ondernemen als je getrouwd bent en kinderen hebt. Daarvoor bestaat er een wettelijk vangnet dat alles goed regelt’, zegt notaris Maarten Duytschaever. ‘Maar de jongere generatie trouwt veel minder. Ze kiest ervoor om wettelijk of feitelijk samen te wonen. Voor hen is de wettelijke bescherming veel minder uitgebreid. Die koppels schrikken vaak als ze horen welke risico’s ze lopen.’ Want bij wettelijke samenwoners is alleen het vruchtgebruik van de gezinswoning en de huisraad wettelijk beschermd. Feitelijke samenwoners genieten dan weer helemaal géén bescherming. ‘Ik heb het al meegemaakt dat koppels die al jarenlang feitelijk samenwonen helemaal niets van elkaar erven als één van de partners overlijdt. Dat zijn echte drama’s’, zegt Duytschaever.

Voor samenwonende koppels blijft het testament een van de belangrijkste middelen om enkele cruciale zaken te regelen wanneer een van beide partners sterft. Nochtans heeft amper 18 procent van de ondervraagden in onze enquête al een testament opgesteld. Bij de -35-jarigen is dat nog geen 10 procent. ‘Mensen trouwen steeds minder, en ook het aantal nieuw-samengestelde gezinnen neemt toe. Net daarom zouden meer mensen een testament moeten opstellen’, zegt Duytschaever.

De erfenis regelen is vaak synoniem voor ‘vermijden dat je hoge successierechten moet betalen’. Want de successierechten in ons land vinden de meesten onder ons (82 %) veel te hoog. ‘Veel mensen overschatten hoeveel successierechten ze moeten betalen. Ze horen soms verhalen van mensen die iets erven van een oom of tante en waarbij meer dan de helft van de erfenis naar de staat gaat. En dat klopt ook. Maar voor erfenissen in rechte lijn of tussen echtgenoten en samenwoners liggen de successierechten veel lager’, zegt Duytschaever. Bij hen wordt de schijf tot 50.000 euro belast tegen 3 procent, de schijf tussen 50.000 tot 250.000 tegen 9 procent en de schijf daarboven tegen 27 %.

6. U wilt uw kinderen kunnen onterven

Moet het mogelijk zijn om kinderen volledig te onterven? De vraag zorgt voor verdeeldheid. Bijna 48 procent vindt van wel, terwijl 52 procent daarvan de noodzaak niet inziet. Er gaapt vooral een generatiekloof tussen beide kampen. Bij de -35-jarigen is 61 procent voorstander van de mogelijkheid om kinderen te onterven. Bij de 65-plussers is dat 46 procent. ‘De jongere generatie heeft zelf geen kinderen en is daardoor radicaler. Bovendien zien we stilaan een generatie opstaan die zich veel minder verantwoordelijk acht voor de volgende generatie. Ik merk dat meer mensen vinden dat kinderen voor zichzelf moeten zorgen en dat ze het geld waarvoor ze hard hebben gewerkt zelf wel zullen opsouperen’, zegt advocate Liliane Versluys, die een boek schreef over de erfenisregels in ons land.

Niet dat de deuren van de Belgische notarissen worden platgelopen door mensen die hun kinderen willen onterven. In onze enquête geeft amper 5 procent van de mensen met kinderen aan dat de eigen kinderen niet tot de erfgenamen zullen behoren – hoewel het in de praktijk bijna onmogelijk zal zijn om dat hard te maken. ‘Het gebeurt maar in enkele zeldzame gevallen dat mensen liever niets aan hun kinderen nalaten, bijvoorbeeld wanneer iemand door een scheiding al jaren geen contact heeft met zijn kinderen en intussen in een nieuwe relatie is gestapt’, zegt Duytschaever.

De discussie over het onterven van kinderen raakt vooral de fundamentele vraag over welk deel van hun vermogen ouders vrij kunnen beslissen. ‘Het is zeker niet alleen bij ruzies dat ouders het ene kind zouden willen bevoordelen boven het andere’, zegt Versluys. ‘Ouders van een gehandicapt kind liggen letterlijk wakker van de vraag hoe ze dat kind financieel kunnen beschermen na hun dood. Hun erfenis zal altijd over de verschillende kinderen worden verdeeld, waardoor het erfdeel van het gehandicapte kind vaak niet volstaat om de kosten van de verzorging te dekken. Voor die mensen zou er toch een oplossing moeten komen.’ Wie het ene kind toch wat meer wil nalaten dan het andere, kan dat alleen doen door ook dat deel van de erfenis aan het kind te schenken dat buiten de wettelijke reserve valt.

7. Grootouders willen dat kleinkinderen erven

Zo’n 69 procent van de ondervraagden vindt het een goed idee dat grootouders de erfenis naar hun kleinkinderen laten gaan in plaats van naar de kinderen. Daarbij spreken ze zich ondubbelzinnig uit voor de mogelijkheid van een generatiesprong. Omdat we langer leven en daardoor ook veel later erven, ontvangen kinderen steeds vaker een erfenis op het moment dat ze zelf al wat gespaard hebben. En net op dat moment hopen de kleinkinderen een huis te kopen, en kunnen ze een duwtje in de rug gebruiken. Onlogisch is een generatiesprong dus niet. ‘Toch gebeurt het in de praktijk nog niet zo vaak. En dan wordt de techniek vooral gebruikt om de dubbele betaling van successierechten te vermijden. Want telkens als een erfenis overgaat van de ene generatie op de andere, worden er opnieuw successierechten op betaald’, zegt Duytschaever.

Wie wil dat zijn kleinkinderen rechtstreeks een deel van de nalatenschap erven, kan dat uitdrukkelijk vastleggen in een testament. Maar omdat ze geen automatische erfgenamen zijn, mogen ze enkel het gedeelte erven dat buiten de wettelijke reserve valt. Dat deel is voorbehouden aan bijvoorbeeld de langstlevende echtgenoot of de eigen kinderen. Sinds begin 2012 kunnen grootouders aansturen op een erfenis- of generatiesprong. Het eigen kind kan de erfenis verwerpen, waardoor dat erfdeel rechtstreeks overgaat op de volgende generatie. De kleinkinderen nemen dus de plaats van de ouder in, en erven rechtstreeks van de grootouder.

Het lijkt er wel op dat het toch vooral de kleinkinderen zelf en de grootouders zijn die het idee van de generatiesprong genegen zijn. Driekwart van de ondervraagden die jonger zijn dan dertig jaar vinden de generatiesprong een goed idee en ook 70 procent van de 65-plussers is het idee genegen. Bij de generaties daartussen is het enthousiasme iets minder groot: 67 à 68 procent vindt de generatiesprong een goed idee.

8. Goede doelen zijn niet populair

Het is niet populair om een deel van de erfenis na te laten aan goede doelen: ze staan bij amper 12 procent van de ondervraagden op de lijst met erfgenamen. Bij de jongere generatie is het idealisme wel groter: bij de 35- tot 44-jarigen is 18 procent van plan om een deel van de erfenis naar het goede doel te laten vloeien. De grootste tegenstelling is er nog tussen mensen met en mensen zonder kinderen. Amper 5 procent van de ondervraagden met kinderen is van plan om geld na te laten aan een goed doel, bij de groep zonder kinderen is dat maar liefst 36 procent. Daar zijn verscheidene redenen voor. Wie geen kinderen heeft en intussen ook de partner heeft verloren, heeft nu eenmaal minder erfgenamen. En ongetwijfeld is dan niet bij iedereen de appetijt even groot om een aanzienlijk deel van de erfenis na te laten aan verre neven en nichten met wie er geen contact is.

‘Tegelijkertijd kan een schenking aan het goede doel net een manier zijn om aan de verdere familieleden op een fiscaalvriendelijke manier toch een deel van de erfenis na te laten’, zegt Duytschaever. Dat gebeurt met een duolegaat, een constructie die bij 65 procent van de ondervraagden onbekend is. Het duolegaat combineert het beste van twee werelden omdat er zowel wordt geschonken aan de erfgenamen als aan het goede doel. Dat is vooral voordelig bij verdere familieleden of zelfs vrienden, die al meteen fors hogere successierechten moeten betalen: het goede doel betaalt de successierechten in hun plaats.

9. U kent de impact van een schenking niet

Ook over de impact van een schenking bestaat nog heel wat onduidelijkheid. Zo weet 59 procent van de ondervraagden niet dat een schenking meetelt bij de verdeling van de latere erfenis. Die onduidelijkheid ontstaat waarschijnlijk omdat er op de schenking van roerende goederen (zoals geld) in principe geen schenkingsrechten betaald hoeven te worden. ‘Een schenking is eigenlijk een voorschot op de erfenis. Dat wordt dus in rekening gebracht als de erfenis wordt verdeeld. En dan maakt het geen verschil dat het gaat om een schenking van vorig jaar of van twintig jaar geleden’, zegt Duytschaever. Dat betekent dat andere beschermde erfgenamen (zoals de kinderen) hun deel kunnen terugeisen als ze door de schenking minder erven dan datgene waar ze volgens hun wettelijke erfdeel recht op hebben. ‘Daar komen heel wat familieruzies uit voort. Net daarom is het zo belangrijk om bij een schenking alle kinderen gelijk te behandelen, of ten minste heel goede afspraken te maken’, zegt Duytschaever.

Een kwart van de ondervraagden zegt dat ze al een deel van hun vermogen hebben geschonken; nog eens een kwart is van plan om dat te doen. Bij de 65-plussers heeft volgens onze enquête al 41 procent een schenking gedaan. Zij hebben tegen dan ook al een behoorlijk vermogen opgebouwd. Zo’n 30 procent van hen verwacht aan de erfgenamen een erfenis na te laten van minstens 500.000 euro. Dat omvat zowel het spaargeld, vastgoed of andere tegoeden. ‘Soms moeten we mensen een beetje afremmen, omdat ze veel meer zouden wegschenken dan eigenlijk goed is’, zegt Duytschaever. ‘Mensen willen soms zo hard vermijden dat hun nabestaanden successierechten moeten betalen dat ze helemaal geen oog meer hebben voor hun eigen bescherming. Een schenking kun je nu eenmaal niet ongedaan maken. Je kunt het geld niet meer terugeisen als je later toch nog financieel in de problemen komt.’

10. We kennen onze erfgenamen niet

Er schort wat met onze kennis van het erfenisrecht, blijkt uit onze enquête. Zo is er heel wat onduidelijkheid over wie onze erfgenamen zijn. 21 procent van de ondervraagden denkt ten onrechte dat iedereen helemaal vrij is om te kiezen aan wie hij zijn vermogen nalaat. Nog eens 20 procent heeft helemaal geen idee of dat zo is. Nochtans hebben in ons land de ‘beschermde erfgenamen’, zoals de langstlevende partner of de eigen kinderen, altijd recht op de wettelijke reserve. Daardoor is slechts een deel van de erfenis vrij beschikbaar. Hebt u één kind, dan bedraagt het beschikbare deel de helft van de nalatenschap. Maar bij drie kinderen of meer slinkt dat al tot een vierde van de nalatenschap. Kortom: wie drie kinderen heeft, kan slechts een kwart van zijn vermogen nalaten aan vrienden of een goed doel. ‘Je kunt mensen toch moeilijk verwijten dat ze dat niet weten’, vindt Liliane Versluys. ‘Het erfenisrecht is nu eenmaal ontzettend complex omdat ook de samenleving niet eenvoudig is. Mensen kunnen dat niet allemaal weten. Er wordt toch ook nooit verwacht dat we zelf een vliegtuig kunnen bouwen?’

Dat gebrek aan kennis levert weleens problemen op. 9 procent van de ondervraagden verwacht problemen binnen de familie over de verdeling van de erfenis. ‘Vooral in nieuw-samengestelde gezinnen kan dat voor onaangename verrassingen zorgen. Een koppel mag dan wel de intentie hebben om elkaar te beschermen, maar ze kunnen nooit rond het erfdeel heen waar de kinderen uit een vorige relatie recht op hebben’, zegt Duytschaever.

De wettelijke beperkingen rond de nalatenschap staan ook haaks op wat de meeste mensen willen. 90 procent van de ondervraagden uit onze enquête wil zelf helemaal kunnen bepalen wat er bij een overlijden met het vermogen moet gebeuren. Tegelijkertijd neemt die grote groep een heel dubbelzinnige positie in: 69 procent vindt ook dat het maar normaal is dat het grootste deel van de erfenis verplicht naar de kinderen gaat.

Op dat vlak is er een aanzienlijke tegenstelling tussen mensen met of zonder kinderen. Driekwart van de ondervraagden met kinderen vindt het normaal dat het grootste deel van de erfenis verplicht naar de kinderen gaat. Bij de mensen zonder kinderen is dat net iets meer dan de helft.

DOOR SVEN VONCK

15 % heeft al richtlijnen vastgelegd voor zijn uitvaart.

10 % spaart om de eigen begrafenis te betalen.

7 % heeft een uitvaart-verzekering.

38 % schat de kostprijs van een gemiddelde uitvaart correct in (3000 à 5000 euro, exclusief zerk, koffietafel, rouwjuwelen en concessie).

11 % noemt de kosten van de eigen uitvaart ‘een zorg voor anderen’.

28 % heeft al concrete maatregelen genomen om zijn erfenis te regelen.

18 % heeft een testament.

82 % vindt dat de belastingen op erfenissen te hoog zijn (1 % vindt dat ze te laag zijn).

12 % wil een deel van zijn erfenis aan goede doelen schenken.

65 % weet niet wat een duolegaat is.

48 % vindt dat het wettelijk mogelijk moet zijn om kinderen te onterven.

69 % vindt het een goed idee dat de erfenis rechtstreeks naar de kleinkinderen kan gaan.

21 % denkt (onterecht) dat we in België helemaal vrij kunnen kiezen wie we ons hele vermogen kunnen laten erven. 20 % heeft geen idee.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content