Na de moord op André Cools, Agusta en Dutroux kregen we ook nog de dioxinecrisis over ons heen. En Belgisch staatssecretaris van Buitenlandse Handel Pierre Chevalier maar uitleggen dat in België alles naar wens gaat.

De agro-voedingssector vertegenwoordigde in 1998 zo’n elf procent van de Belgische uitvoer. Dat lijkt niet veel, maar toch komt het neer op iets meer dan 706 miljard frank. Haast één derde van die export kwam door de dioxinecrisis in het gedrang. En premier Verhofstadt kan dan wel aankondigen dat die dioxinecrisis voorbij is, de Belgische exporteurs blijven moeilijkheden ondervinden om hun landbouwproducten in het buitenland te slijten.

Op het departement Buitenlandse Handel zijn ze nog dagelijks in de weer om allerlei belemmeringen weg te werken. Bij staatssecretaris Pierre Chevalier van Buitenlandse Handel defileren tot vandaag de ambassadeurs van de landen waar Belgische producten op de loskades zijn gestrand, als ze al zo ver raakten.

Hoe brengt u die ambassadeurs op betere gedachten?

Pierre Chevalier: Vaak hebben we wel iets achter de hand, een verdrag of een conventie die moet worden getekend, ofwel een prinselijk bezoek, desnoods een klacht bij de Wereldhandelsorganisatie die begin december haar topbijeenkomst heeft in Seattle.

De Europese Unie heeft beslist: de Belgische producten werden vrijgegeven. En toch blijven landen als China en de Filippijnen bezwaren maken tegen de invoer van Belgische voedselproducten. Zelfs Belgische konijnen mochten plots China niet meer in.

Blijven de moeilijkheden beperkt tot de Aziatische landen?

Chevalier: Niet alleen de Aziatische landen doen moeilijk, ook in Afrika, in het Midden-Oosten zijn Belgen het slachtoffer van invoerbeperkingen. Er worden nu missies uitgestuurd. Bovendien zijn er een aantal juridische problemen. In Zuid-Korea bijvoorbeeld hadden we nog een 150-tal containers met voedingswaar in de havens staan. Die moeten worden teruggehaald, zoniet houden de Koreanen het embargo in stand. Blijft de vraag wie dat betaalt. En hoe zit dat met het eigendomsrecht? De Belgische exporteur heeft al laten weten dat hij met die goederen niets meer te maken heeft, want ze werden betaald door de Koreaanse importeur. Wij moeten nu die containers terugkopen vooraleer we ze naar België kunnen laten verschepen.

Hoeveel van dit soort claims staan momenteel open?

Chevalier: Dat zijn er wel enkele. Ook in Rusland doen ze intussen moeilijk. Daar zitten we met ‘historische stocks’, zoals men dat in de handel noemt. Dat zijn kleine hoeveelheden voedingswaar die reeds verspreid waren in de distributie en die we moeten terughalen. De Russen eisen intussen een vergoeding voor de vernietiging van die historische stocks. Ik betwijfel of het terughalen en vernietigen van die producten echt noodzakelijk is. Maar er zit niets anders op, willen we onze positie op de Russische markt handhaven.

De Russische markt is voor ons altijd zeer belangrijk geweest. Door de dioxine kwam onze positie op de helling. Al komen exporteurs me vertellen dat we opnieuw aan de winnende hand zijn. Want door de Belgische producten uit de rekken te halen, gingen de prijzen fors stijgen. De terugkeer van de Belgen heeft een prijsdaling tot gevolg.

Vergeet niet, internationale handel is oorlog. In Indonesië bijvoorbeeld staan we traditioneel erg sterk, maar de Australiërs en Nieuw-Zeelanders willen graag onze positie innemen.

Er is het voorbeeld van een Belgische groep die deel uitmaakte van het food for oil-programma in Irak. Als gevolg van de dioxineopstoot werden ze door de Fransen meteen uit het programma gewerkt.

Er is het voorbeeld van een Latijns-Amerikaans land waar men beweerde dat het ingevoerde Belgische melkpoeder vol dioxine zat. Bij nader onderzoek beschikten ze in dat land niet eens over apparatuur om dioxine op te sporen.

Soms is de houding van een land ook cultureel bepaald. Ik was in de Verenigde Staten, in Atlanta. Dioxine was daar nauwelijks een probleem. Ik werd daar niet op aangesproken. Ook in de pers was dat geen issue. Waarom? Omdat ze zelf al een aantal dioxinekwesties hebben meegemaakt. Ze kennen dat.

In andere gevallen stuiten we dan weer op merkwaardige argumenten die ons het werk bemoeilijken. Zo waren ze er in Thailand niet over te spreken dat hun vice-premier destijds in België op bezoek was geweest en dat noch premier Jean-Luc Dehaene, noch minister Elio Di Rupo van Buitenlandse Handel, noch Erik Derycke van Buitenlandse Zaken de tijd vonden om hem te ontvangen. Bovendien had België verzuimd de vice-premier te steunen voor de benoeming tot secretaris-generaal van de Wereldhandelsorganisatie. Dat ligt allemaal erg delicaat. Maar het had wel een weerslag op de Belgische export naar dat land.

Voor wat hoort wat?

Chevalier: In de wereldhandel wordt alles aangegrepen om een marktaandeel te bekomen of te behouden. De meeste van onze ambassades hebben vrij goed werk geleverd. Toch moet je vaststellen dat sommige van onze diplomaten zeer beslagen zijn als ze het over de grote geopolitieke strategieën en configuraties hebben, maar dat ze heel wat terughoudender zijn als het over onze economische belangen gaat.

Professor Rik Coolsaet beweert nochtans dat heel ons buitenlands beleid op commercie is afgestemd.

Chevalier: België is, voor zover ik weet, geen militaire maar wel een economische macht. We behoren tot de sterkste tien exportlanden ter wereld. We staan op het niveau van China. Wat export betreft zijn we een economische mogendheid.

Maar met zo’n dioxinecrisis stel je vast hoe fragiel, hoe kwetsbaar die positie is. Onze export bedraagt 7000 miljard frank per jaar – dat komt neer op 14 miljard per dag. Dat zorgt voor zeer veel banen, zeer veel welvaart in dit land.

Toch zullen we in de toekomst nog een aantal van dit soort ongelukken meemaken, door de drang van mensen naar snel geldgewin, door onvoorzichtigheid, door gebrekkige kennis, of gewoon door slordigheid.

Heeft u nooit de behoefte gevoeld aan een groots opgezette imagocampagne?

Chevalier: Binnenkort is er een staatsbezoek van de koning en de koningin aan Portugal. Waarom nodigen we bij dit soort gelegenheden niet een twintigtal Portugese opiniemakers uit om ze te tonen tot wat België allemaal in staat is, hoe dit ingewikkelde land in mekaar zit, hoe mensen hier werken. Dat lijkt me zoveel nuttiger dan een dure promotiecampagne in buitenlandse kranten.

Spijtig genoeg beschikken we niet over een echt contactpunt tussen de overheid en de buitenlandse pers die hier nochtans massaal aanwezig is.

Behoort dat niet tot de taak van de Federale Voorlichtingsdienst die totnogtoe door alle partijen alleen is gebruikt om kabinetsmensen aan een stevige benoeming te helpen?

Chevalier: Dat had een van de taken moeten zijn van de Federale Voorlichtingsdienst. Ik denk veeleer aan een equipe van woordvoerders die elk op hun terrein contacten leggen, mensen die in staat zijn het brede beleid van de regering uit te leggen aan buitenlandse verslaggevers en ze eventueel de weg wijzen naar andere informatiekanalen.

Hoe groot is de schade veroorzaakt door de opeenvolgende schandalen, Agusta, Dutroux, dioxine?

Chevalier: In sommige landen bestaat de overtuiging: it’s belgian, it must be bad. Ik geef een voorbeeld. De problemen die Coca-Cola hier had werden in het buitenland ervaren als another belgian problem.

Een tweede zaak was de reactie die we kregen van de Japanse dienst van volksgezondheid. Er werd ons door de Japanners gevraagd of het effect van de dioxinevergiftiging al merkbaar was bij de mensen? Waarop van Belgische zijde verbouwereerd werd gevraagd: “Waarom zou je dat zien?” Maar in Japan hebben ze ooit een accuut geval gehad van dioxinevergiftiging en toen waren er bij mensen blijkbaar wel uitwendige tekenen waarneembaar. Maar het ging dan ook om een industriële vervuiling op grote schaal, 1200 keren hoger dan de dioxinevergiftiging bij ons. Je mag ook niet vergeten dat we onder de vorige regering en tijdens de eerste maanden van deze regering alleen beschikten over Nederlandstalige en Franstalige documenten. Er waren geen Engelse vertalingen voorhanden.

Dan volgde dus die reactie van de Japanners, zo van “zelfs dat hebben jullie niet onderzocht!” Blijkbaar verkeerden ze in de overtuiging dat wij Belgen zodanig nonchalant waren dat we gewoon geen aandacht besteedden aan al die mensen met uitwendige of inwendige tekenen van dioxinevergiftiging.

In bepaalde landen zitten we nu met het beeld van een nonchalante Belgische overheid, van een land waar alles vanuit de losse pols wordt geregeld. Je mag het schadelijke effect daarvan niet onderschatten. Hoeveel mensen weigeren nog steeds Oostenrijkse wijn te drinken als gevolg van een recent schandaal aldaar. Hoeveel mensen hebben hun eetgewoonten niet gewijzigd naar aanleiding van de gekkekoeienziekte. Incidenten van die omvang blijven lang in het collectief geheugen.

Vandaar de grote bezorgdheid van onder meer Fabrimetal: “Als ze in het buitenland maar niet denken dat alle Belgische producten met dezelfde nonchalance werden geproduceerd.”

Dit soort vooroordelen werk je ook niet weg met imagocampagnes en met paginagrote advertenties in de Financial Times of The New York Times. We moeten ons daarentegen richten op opiniemakers van verschillende pluimage, mensen die de publieke opinie ten goede kunnen beïnvloeden.

Bovendien moeten we loskomen van dat imago van België dat helemaal in het verleden leeft. Ik ben in elk geval niet gelukkig met dat beeld. Ik maak dat mee in mijn stad, Brugge. Bovendien houden we dat imago mee in stand. Maar dat kan toch niet het enige beeld zijn dat we van België uitdragen. Daarom vind ik Brugge 2002 en de inspanningen die Hugo De Greef daar levert buitengewoon interessant.

Het is eens wat anders dan Brugse kantklossers…

Chevalier: Onlangs was ik in Londen voor de Van Dijck-tentoonstelling. Da’s prachtig, maar waarom eens niet de nadruk gelegd op een Panamarenko-tentoonstelling, of een dansvoorstelling van Anne Teresa Dekeersmaeker? Kwestie van aan te tonen dat er in dit land een eigentijds cultureel leven bestaat, waarvan ik durf te beweren dat het progressiever is dan bijvoorbeeld in Nederland.

Hubert van Humbeeck Rik van Cauwelaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content