Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Zondag spelen Standard en Lierse de finale van de beker van België. Tenzij het Lokeren en Genk zijn.

Meer dan hen lief is, worden redacteurs van Knack geteisterd door wat in ons bedrijf “een korte week” wordt genoemd. Het gaat om weken waarin een wettelijk verplichte vrije dag valt, na jarenlange strijd door de arbeidersbeweging afgedwongen. Eén mei, ons Heerke ten hemel, zijn Moeder, tweede Sinksen, Paasmaandag en nog enkele van dat soort rode of roomse feesten.

In die weken wordt van alle magazines de deadline één dag vervroegd. En aangezien die van Knack op maandag valt, betekent dat in de praktijk dat wij zeven of acht keer per jaar onze artikels op vrijdagmiddag moeten binnenleveren. De eigenlijke inhoud is dus al op donderdag bijeengesprokkeld.

Ja maar, beeld u dat een keer in: zes dagen vóór u het leest! In die tijd vergaat de wereld. Van de Knackredacteur wordt dus niet alleen een zwierige pen, een encyclopedische kennis, en een feilloos analytisch inzicht vereist, maar tevens het vermogen tot helderziendheid. En al hebben wij dan geleerd over eieren te lopen, soms gaat het toch mis. Komen we uit met een cover over de grote droogte, terwijl in het weekend de halve provincie Brabant onder water is gelopen.

In de sport is het risico het grootst. U hebt hier al lovende portretten gelezen van voetballers, die drie dagen voordien wegens de opeenstapeling van stommiteiten uit de ploeg waren gezet. Trainers prezen op woensdag de prettige en standvastige samenwerking met hun bestuur, dat hen helaas op maandag had ontslagen. En voorzitters die van ons een pluimpje kregen voor hun zuinig beheer en hun verantwoordelijkheidszin, lazen hun eigen interview in de gevangenis, waar ze waren opgesloten na frauduleus bankroet.

Wij vertellen u dit, omdat wij het zo meteen zullen hebben over bekerfinalist Standard. Ervan uitgaand dat de 0-2 voorsprong uit de heenmatch op Lokeren, vorige zondag heeft volstaan om volgende zondag in de Heizel te mogen aantreden tegen Lierse. Of Genk. Maar op de voorlaatste speeldag van de competitie werd Standard in eigen huis met 2-4 ingeblikt door Lokeren. Eenzelfde uitslag het voorbije weekend, en de Rouches liggen eruit. Waardoor dit interview geen zin meer heeft. Hoewel… net in dat geval zou het centrale thema ervan nog actueler zijn dan nu: hoe is het toch mogelijk dat het telkens weer mislukt met Standard? Wat ze ook proberen, wie er ook zijn geld in pompt, de gouden jaren komen niet terug.

Er zijn in het hele land weinig mensen die Standard beter kennen dan Clem Vanwonterghem, al sinds begin jaren zeventig correspondent in Luik voor de VRT-radio. Clem is van Beringen, maar trok in 1959 de taalgrens over en ging aan de slag in het Franstalig onderwijs. Op dit moment is hij directeur van de eengemaakte Luikse Hogeschool. Voor een Vlaming geen geringe prestatie.

De telefoonverbindingen met Clem zijn legendarisch. Of het nu op Standard, Club Luik of Seraing was, telkens weer was het een gekraak en gefluit van jewelste. Dat lag aan de gebrekkige ontvangst van BRT-1, en aan de RTT. Clem kon noch via de hoorn, noch via een transistorradiootje, horen wanneer het zijn beurt was. Het was Bessel Kok die persoonlijk een sterkere kabel naar Luik trok, waarna Clem zoals alle andere correspondenten gewoon kon beginnen wanneer hij werd aangekondigd. Jammer, want wij mochten graag horen hoe hij zich na zeven vergeefse pogingen toch nog net vóór het nieuws van vijf uur in de ether wist te wringen met een opgelucht: “Ja hallo, hier ben ik dan.” Welnu, hier is hij.

Clem Vanwonterghem: Sinds de omkoopzaak uitkwam in 1984, probeert Standard elk jaar opnieuw om weer met het succes aan te knopen, maar het wil niet lukken. Er treedt zelfs een zekere gewenning op bij de mensen. Standard heeft dit seizoen veertien wedstrijden verloren, bijna één op twee, dat is verschrikkelijk. Een slecht rapport voor wondertrainer Tomislav Ivic, wiens eigenzinnige manier van trainen en spelen dit eerste seizoen niet gerendeerd heeft. Verlies in de bekerfinale – of erger: in de halve finale – zou de ramp compleet maken. Winst daarentegen, betekent volgend jaar Europees voetbal in de nieuwe Uefacup, en opent weer perspectieven.

Waarom krijgt men Standard niet terug op de rails?

Vanwonterghem: Omdat ze daar in het bestuur de mensen niet voor hebben. Goede intenties genoeg. Elk seizoensbegin bulkt de persconferentie van de hooggestemde verwachtingen, maar ze worden zelden ingelost. In de jaren negentig is Standard, onder Arie Haan en Robert Waseige, wel twee keer tweede en één keer derde geweest, en heeft het één keer de beker gewonnen. Mogelijk komt daar een tweede bij. Dat is dus ook niet zó slecht. Alleen Anderlecht, Brugge en Genk doen beter. Maar ondanks dat heeft Standard de plaats die het vroeger bekleedde nog lang niet heroverd.

Nochtans is er op gezette tijdstippen een zware financiële injectie geweest.

Vanwonterghem: Dat klopt, daaraan heeft het niet gelegen. Maar ik denk dat de sterke hand ontbrak om intenties en injecties in juiste banen te leiden. Jean Wauters is jarenlang voorzitter geweest, maar hij miste charisma en gezag. In feite was hij een marketing-man, maar dan één van de vorige generatie. Dus liep het onder hem altijd mis. Zelfs toen Arie Haan wel resultaten haalde. Dan botste het weer tussen Haan en manager Roger Henrotay, kwam de voorzitter niet tussen, werd de trainer doorgestuurd, en was de continuïteit weer weg. Ik herinner mij de persconferentie waarop René Vandereycken als opvolger van Haan werd voorgesteld. Toen sprak Jean Wauters: “Nous sommes très contents de pouvoir accueillir monsieur Leekens. Euh pardon, monsieur Vandereycken.” Voordien waren ze namelijk met Leekens bezig geweest. Je kan zeggen: kleine verspreking, maar wel een die veel verklaart.

Ondertussen is André Duchène voorzitter. Maar die nam al langer een belangrijke positie in, ook dat is geen vernieuwing.

Vanwonterghem: Duchène is een bekwame bouwondernemer, die eerst de nieuwe hoofdtribune heeft gezet, waarvan hij gedurende een jaar of tien de exploitatiewinsten in ruil kreeg. Een goede formule, want de club kon die kosten zelf niet aan. Duchène heeft nu de verbouwing van de andere drie kanten gerealiseerd, en de financiering ervan rondgemaakt. Hij heeft dus veel voor de club gedaan, maar daarmee heb je nog geen elftal tussen de lijnen.

Er zijn ook heel wat avonturiers opgedoken. Mandaric, Tapie en anderen.

Vanwonterghem: Velen hebben zich geroepen gevoeld, weinigen hebben het gedaan. Zowel in het bestuur als in de staf. Waarom heeft Henrotay het niet gemaakt? Toch een man die iets van voetbal kende. Maar zijn transferpolitiek bracht weinig op. Te beginnen met de trainers. Henrotay ging Urbain Braems, Michel Pavic en Georg Kessler halen. Mensen met verdiensten, maar fin de carrière. Ik vrees dat dat ook geldt voor Ivic. Die oudere oefenmeesters kunnen op jonge mensen niet meer het enthousiasme overbrengen, dat een Eric Gerets, Jos Daerden, of Walter Meeuws wel kunnen.

En inderdaad zijn er in het bestuur allerlei figuren opgedaagd, die voor de buitenwereld vaag zijn gebleven. Zoals de Antwerpse financier Robert Lesman. Wie is die man, wat doet hij bij Standard? Ik denk dat men ons daar nooit het fijne van heeft verteld. Maar het zijn wel mensen met veel invloed, want Lesman heeft Waseige buitengewerkt. Die nota bene vijf jaar geleden tweede eindigde, op één enkel puntje van Anderlecht. Ik zou zeggen: geef zo iemand dan krediet. Maar dat is niemand gegund geweest.

Is de laatste grote leider van Standard dan echt Roger Petit geweest?

Vanwonterghem: Petit, die overigens geen voorzitter was maar secretaris-generaal, heeft Standard eerst gemaakt en daarna om zeep geholpen. In feite was hij cultureel of intellectueel geen uitzonderlijke persoonlijkheid, maar hij had een fijne zakenneus. Weet je dat hij rijk is geworden met gabardines voor priesters te maken? Geen pastoor in de streek, of Petit smeerde hem een regenjas en een grijs kostuum aan. Ik denk niet dat hij voordien ooit in een kerk was geweest, maar ineens was er geen overtuigder katholiek dan Petit. Zong tijdens het requiem de pijpen uit het orgel. Dat tekent hem ten voeten uit. Toen niemand in Wallonië daar het belang van inzag, had hij al lang door dat je talen moet kennen om het in het leven te maken. Nederlands, Engels, Duits. En hij had gezag. Hij trok mensen aan, liet die binnen bepaalde lijnen werken, en zorgde voor de discipline. Maar hij heeft het radicale tegendeel bereikt van wat hij beoogde. Een typisch Grieks drama. Het fiere Standard dat hij had opgebouwd, stortte als een kaartenhuisje in mekaar. Dat kwam omdat hij begin jaren tachtig zijn greep op de club loste. Hij had een woelig privé-leven in die tijd, en zat vaker aan de Côte d’Azur dan goed was voor hem en voor Standard. Dan telefoneerde hij wel elke dag van ginder via zijn secretaresse zijn orders door, maar hij verloor de controle. Zeker op iemand als Raymond Goethals. Nu pas op, mensen als Petit zouden in de huidige omstandigheden niet meer kunnen functioneren. Hij was echt “the right man on the right place at the right time”. Maar hij heeft geen opvolger gevonden, hoewel hij er met toenmalig Adidas-baas Willy Gilard, een Vlaming uit Haspengouw, wel een op het oog had.

Met Jean-Marie Defourny had Standard een man met stijl en klasse in huis. Waarom heeft die de rol van Petit niet overgenomen?

Vanwonterghem: Defourny is nog altijd lid van het bestuur, maar zijn prioriteiten liggen buiten de club. Hij is stafhouder van de balie in Luik. Ik vermoed dat hij ook de geldelijke middelen niet had of niet wilde aanwenden, die van een voorzitter van een grote voetbalclub nu eenmaal verwacht worden.

Met Tapie, Mandaric, en dit jaar Dreyfus, hebben heel wat rijke buitenlanders hun interesse voor Standard laten blijken.

Vanwonterghem: De vraag is hoe ernstig die interesse is, en in welk avontuur je je club stort als je die figuren binnenhaalt. Mandaric had eerst bij Club Luik gepolst. Ook daar stonden ze voor een overgang in de manier waarop de club werd geleid. Jules George was een succesvol industrieel van de oude stempel, die na zijn dood is opgevolgd door moderne zakentypes als Yvan Paque en André Marchandise. Sportief was dat lange tijd een succes. Alweer dankzij Waseige, en ook omdat Club Luik het na de omkoopzaak verzwakte Standard geregeld achter zich hield. Maar financieel is het ook faliekant afgelopen. Van Mandaric moesten ze op Rocourt niet weten, net zo min als bij Standard. Geen van beide clubbesturen was bereid de macht zomaar uit handen te geven aan een buitenstaander. Volgend seizoen, zo vele jaren later dus, krijgt Mandaric bij Sporting Charleroi misschien wel de vrije hand. Dan kunnen we vanop afstand zien wat het hier eventueel had gegeven.

Met de komst van Robert-Louis Dreyfus maken we misschien iets gelijkaardigs mee. Die man deed ook een vreemde intrede, gehuld in een Adidas-shirtje. Bracht meteen een heel gevolg mee: spelers, trainers, manager Luciano d’Onofrio. Ik ken Standard, maar ik moet toegeven: hoe de verhoudingen binnen het bestuur op dit moment liggen, is mij niet duidelijk. Onlangs zat ook Bernard Tapie, voorganger van Dreyfus bij Marseille, weer op de tribune. Het is moeilijk dat alles te doorgronden.

Het chaotische beleid bleek het best bij de trainerskeuze. Aan anekdotes geen gebrek. Zoals met Aad De Mos, die al op de eerste dag staakte.

Vanwonterghem: Vaudevilles van dat genre zijn een traditie aan het worden, en dat geeft uiteraard een slechte indruk. Het sterkste staaltje kregen we tien jaar geleden. Toen hadden ze een kasteel afgehuurd voor de ploegvoorstelling. Het is later door Marchandise als buitenverblijf gekocht. Wij zaten te wachten op trainer Urbain Braems, om naar zijn verwachtingen te vragen, toen er plots een reusachtige limousine voor de deur stopte. Er kroop een fijn afgeborstelde chauffeur vanachter het stuur, die deed met een buiging het achterportier open, en tot ieders verbijstering stapte Kessler eruit. Eén keer vijfde en één keer zesde, geloof ik.

Kessler was geen man voor Standard. Zijn theatrale manier van communiceren kan effect hebben bij Nederlands- of Duitstaligen, maar niet bij Franstaligen. Al moet ik wel zeggen dat Kessler onmiddellijk in het Luikse is komen wonen. Anderen, zoals Braems, deden dat niet en werden als een buitenstaander beschouwd. Een trainer van Standard moet continu bereikbaar zijn, voor spelers, fans en pers. Dat is zelfs Arie Haan zuur opgebroken. Al kon die als ex-speler van de laatste kampioenenploeg een potje breken bij de supporters. Maar dat hij in Aken bleef wonen, werd niet geapprecieerd.

Al waren er natuurlijk andere redenen voor het ontslag van Haan, die misschien de enige is die gedurende een iets langere periode relatief rustig heeft kunnen werken. En met succes, want wat hij bereikt heeft, is in de media ondergewaardeerd gebleven: een keer derde, een keer tweede, en de beker van België. Maar toen hij in zijn derde seizoen te veel macht wou en zeggenschap over de transfers eiste, botste hij met Henrotay. Delicate kwestie in elke club, de transfers. Het gaat om veel geld.

Het aantal spelers dat Standard elk jaar koopt en verkoopt, is niet meer te tellen.

Vanwonterghem: Er zit geen constante in, omdat het bestuur geen visie heeft. Het is elk jaar opnieuw beginnen. Altijd nieuwe mensen, zowel in het bestuur als in de staf en de ploeg. We hebben precies hetzelfde meegemaakt bij Club Luik en bij Seraing. Twee slechte voorbodes. Al die wisselingen vragen telkens weer een nieuwe aanpassingsperiode, en de supporters vervreemden van hun spelers. Wat voor nut heeft het André Cruz terug te halen? Schitterende voetballer, daar niet van. Maar wat kan het die man schelen of Standard wint of verliest? Bilic, Folha, Lukunku, Afolabi… ik denk niet dat die besef hebben van het Standard-gevoel. Op de duur ebt dat ook bij de supporters weg, en dat is jammer.

Die supporters blijven intussen komen.

Vanwonterghem: Standard heeft een trouw publiek, ik schat dit seizoen een gemiddelde van vijftienduizend. En ze komen van overal. Uit het Luikse, maar ook uit Aarlen, Limburg, en een heel eind in Brabant. Standard kende zijn topperiode op het juiste moment, toen het voetbal doorbrak op televisie, en het belang van de Europacups toenam. Standard maakte met zijn vurige temperament indruk in het hele land, en dat imago heeft de tand des tijds overleefd. De naam “Standard” blijft zijn magische klank behouden. Al is het publiek, noodgedwongen, kritischer geworden. Ontevreden supporters hebben al een paar keer het veld bestormd. De recente 0-6 nederlaag tegen Anderlecht is uiteraard ook slecht gevallen. De huurlingen op het veld kan het niet schelen of het 0-3 of 0-6 wordt, de winstpremie zijn ze toch kwijt. Maar voor een supporter is 0-3 of 0-6 tegen Anderlecht een wereld van verschil. Dus dat stak. Maar als de ploeg twee keer naeen wint, is alles weer in orde. Supporters zijn nu eenmaal irrationeel.

Is Standard een symbool voor Wallonië?

Vanwonterghem: Nee, ze hebben wel geprobeerd dat ervan te maken, maar het is niet gelukt. Ik denk dat er onvoldoende Waalse spelers zijn om die band geloofwaardig te maken. De keepers ja, die konden model staan voor de onverzettelijke Waal. Eerst Jean Nicolay, dan Christian Piot, Michel Preud’homme en Gilbert Bodart. Maar voor de rest heeft Standard vaak geteerd op goede buitenlanders en op Limburgse import. Het hinterland van Standard is meer de oostelijke kant van België, dan de zuidelijke.

Een paar seizoenen geleden was er nochtans een degelijke Waalse ruggengraat. Bodart, Genaux, Leonard, Goossens. Had Standard die spelers moeten houden?

Vanwonterghem: Je vergeet Marc Wilmots. Dat was nog eens een echte Standardspeler. Hij kwam oorspronkelijk wel van Sint-Truiden, maar dat is een vergelijkbare club. Wilmots is de man voor wie de Standardfan naar het stadion komt. Hadden ze die mannen samen moeten houden? Ja. Dan had je een prima Haspengouws-Luikse basis gehad. En daar mag dan een Limburger als Dimitri De Condé bij. De vraag is alleen of ze die mannen samen kónden houden. Daarop is het antwoord nee.

Is Standard een club van de PRL?

Vanwonterghem: Neen. Je ziet politici van alle partijen op Sclessin. Standard is ontstaan in Saint-Servais, een jezuïetencollege, als antwoord op de vrijzinnige Liège Football Association, waaruit Club Luik is gegroeid. Maar dat is van vorige eeuw. De Waalse overheid speelt vandaag een rol als cofinancier van het vernieuwde stadion. Maar de Luikse clubs hebben of hadden niet één uitgesproken politieke kleur. Elke Luikse familie was verdeeld in Standard- en Club-Luiksupporters. Die bleven ook zeer trouw. Op drie kilometer van Sclessin ligt Le Pairay, waar Seraing jaren aan een stuk oogstrelend voetbal heeft gebracht. Met Oblitas, Rochas, Bertelsen, Nico Claessen, later de Brazilianen. Wel, er stak nauwelijks één Standardsupporter de Maas over om daarvan te gaan genieten. Laat staan dat hij naar Rocourt zou gaan.

De troosteloosheid van de omgeving op Sclessin blijft de bezoeker telkens weer treffen.

Vanwonterghem: Dat hoort bij het decor. Met het optrekken van de nieuwe tribunes zijn we het zicht op de fabrieken aan de Maas kwijtgeraakt. Ik vind dat jammer. Tijdens de matchen zag je soms in dat woud van buizen hoe het gas grote steekvlammen deed oplaaien, en hoe dikke wolken roet de lucht inspoten en over het stadion dreven. Ik heb ze er altijd van verdacht dat ze dat met opzet deden. Veel van die gigantische fabrieksgebouwen staan nu leeg te verkommeren, maar andere draaien nog steeds. Zoals Cockeril Mecanical Industries. De omgeving van Standard is uniek. Het stadion, de terrils, de vuile verroeste fabrieken, de verpauperde arbeidershuisjes, en om het contrast zo groot mogelijk te maken: twee kilometer hogerop een groene oase zo ver het oog reikt. Dat decor maakt weemoedig en triest, en tegelijkertijd herbergt het warmte en enthousiasme. Zeker in de gloriejaren, toen er meer dan dertigduizend toeschouwers rond het terrein zaten, zoals op Europese avonden.

In de jaren negentig stond Luik voortdurend in een slecht daglicht. Beginnend met de moord op Cools, de corruptie en de criminaliteit in de stad. Heeft ook die negatieve sfeer Standard mee de dieperik ingesleurd?

Vanwonterghem: Dat denk ik niet. Zouden Afolabi en Aliaj slechter spelen omdat ze delen in de malaise van de stad Luik? Het omgekeerde kan wel. Mocht Standard kampioen worden, zou dat de streek kunnen stimuleren. Zoals heel Limburg ineens achter Racing Genk staat. En zoals in Moeskroen wordt aangetoond. De Luikenaars zelf zijn depressief geworden van al die slechte publiciteit. Al klampten sommigen zich vast aan het feit dat de witte ridder ook uit Luik kwam: Veronique Ancia. Ik zie stilaan tekenen van herstel in de stad. De put die vijfentwintig jaar lang de place Saint-Lambert heeft ontsierd, het symbool van de onenigheid, is eindelijk dicht. Er is de komst van de TGV. Er is de bloei van de binnenhaven. En van de luchthaven van Bierset, wat je als ecologist kan betreuren, maar wat wel zuurstof geeft aan heel wat bedrijven in de regio. Er rijzen nieuwe en moderne ondernemingen uit de grond. Die ommekeer is er, al valt hij voorlopig weinig op.

Woon je nog graag in Luik?

Vanwonterghem: Absoluut. Ik woon in een randgemeente, maar ik werk in de stad zelf. Veertig jaar nu al. Wat me extra bevalt, is de centrale ligging. Als wij’s avonds iets willen gaan drinken, kunnen we naar Tongeren, Maastricht, Aken, Durbuy, of naar Luik-centrum. Allemaal binnen een straal van twintig minuten. Dat bepaalt mee de sfeer van deze stad. Ik hou van de mentaliteit van de Luikenaar, die heel open staat voor andere mensen.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content