Keizer Trajanus maakte het Romeinse rijk onbestuurbaar groot. Zijn opvolger, Hadrianus, rekende meer op bouwkundige dan op militaire middelen om cohesie te scheppen en gezag af te dwingen. Een expo in het British Museum.

De Monte Testaccio in Rome bestaat uit 24,75 miljoen verbrijzelde kruiken. Een stort uit de oudheid. Elke kruik kon maar één keer dienen om er olijfolie in te transporteren. Op de bodem vormde zich een residu dat de kruik ondeugdelijk maakte voor hergebruik. Olijfolie was een strategisch product voor de Romeinen. In de voeding, de geneeskunde, schoonheidszorg en hygiëne werd er optimaal gebruik van gemaakt. De merktekens op de kruiken geven aan dat 80 procent van de testacciokruiken uit Baetica kwam, een Romeinse provincie in Zuidwest-Spanje. De plaatselijke elite van landeigenaars en olijfolieproducenten kon haar invloed tot in het centrum van de macht doen gelden. Keizer Trajanus, die regeerde van 98 tot 117 na Christus, kwam uit Baetica. Net als de zoon die hij adopteerde en aanwees als zijn opvolger, Hadrianus. Die kwam in 117 na Christus aan de macht, en behield ze tot aan zijn dood in 138.

Van bij het begin markeerde Hadrianus het verschil. In Mesopotamië en een handvol andere provincies in het oosten van het rijk – door Trajanus met veel moeite ingelijfd – trokken de Romeinse troepen zich terug. Een verstandige zet, want zo’n onmetelijk uitgerekt rijk viel, zeker in de wespennesten van Mesopotamië of Dacië, amper te verdedigen. Ook op economisch vlak greep Hadrianus drastisch in. In een perfect geregisseerd publiek ritueel kregen de burgers hun schulden aan de staat kwijtgescholden.

Het Britse gedeelte van zijn imperium liet Hadrianus over de hele breedte afsluiten met een stenen muur tegen de dreiging van barbaren uit het noorden. Van Newcastle tot Carlisle, het aflopen van Hadrian’s Wall staat tot vandaag hoog op de agenda van elke wandelreiziger. Een zuivere vestingmuur was het niet. Daarvoor is hij niet hoog genoeg. Een solide grensmarkering, dat wel, op geregelde afstanden onderbroken door bewaakte toegangspoorten en forten. De muur vergemakkelijkte het patrouilleren door mobiele eenheden. Hadrianus kwam de werken persoonlijk inspecteren. Tijdens twee lange reizen bezocht hij een flink deel van de Romeinse provincies – dat was goed voor zijn imago.

Als het moest, haalde hij meedogenloos uit. Een grote opstand van de altijd roerige Joden smoorde hij in de kiem. Uit de belangrijkste Joodse schuilplaats in de woestijn van Judea, de Brievengrot, liet hij niemand levend ontsnappen. Er bleef een schat aan voorwerpen en documenten uit bewaard.

Met de Muur van Hadrianus als tastbaar erfgoed behoefde het British Museum in eigen land weinig introductie voor zijn grote tentoonstelling Hadrian – Empire and conflict (tot 26 november). Maar ook in onze contreien is hij geen onbekende. Vorige zomer pakte de Leuvense archeologieprofessor Marc Waelkens (K.U. Leuven) uit met de nieuwste vondst van zijn opgravingsploeg in de oude Grieks-Romeinse stad Sagalassos, dat vandaag in Turkije ligt: een marmeren hoofd van zeventig centimeter hoog. Ooit zat het vast aan een standbeeld dat bijna vijf meter moet geweest zijn. Met de volle baard en de krullen leek het sprekend op de vele andere beeltenissen die van Hadrianus bewaard zijn. Ze leverden hem de bijnaam Graeculus op, kleine Griek. De eerste Romeinse keizer zonder kort haar en gladde kin was hij zeker, maar de nieuwe harigheid was toch al tot in de Romeinse elite doorgedrongen. Tenminste, dat meent tentoonstellingscurator Thorsten Opper, die de traditioneel aan Hadrianus toegeschreven graecomanie op diverse punten relativeert.

Dicht bij huis droeg ook de schrijfster Marguerite Yourcenar bij tot de beeldvorming over de kleine Griek. In Mémoires d’Hadrien (1951) schetst ze een psychologisch portret van de man, aan wie ze oprechte emoties, vredelievendheid en een humanistische geest toeschrijft. Door de schaarste aan betrouwbare historische bronnen – Cassius Dio kwam ruim na de feiten, de fantaisistische Historia Augusta zelfs een paar eeuwen – permitteerde Yourcenar zich een grote vrijheid. Thorsten Opper waarschuwt: ‘Uiteindelijk moeten de Mémoires gelezen worden zoals ze bedoeld waren: als een roman, niet als een historisch werk.’ Een geschreven fragment op papyrus leert ons dat de keizer zelf aan een autobiografie bezig was. Een elegisch gedichtje, aan hem toegeschreven, houdt zelfs de mogelijkheid open dat hij literaire talenten bezat.

VERDRINKING

Hadrianus, een Griekengek? Zijn graecomanie was misschien een doelbewuste politiek om een cruciale provincie vaster aan het centrale gezag te binden. Zoals hij dat elders in het rijk ook deed, restaureerde en bouwde hij in het ingeslapen Athene tempels en standbeelden, moderniseerde hij het wegennet en legde hij aquaducten aan. Hij stimuleerde de Grieken in hun eigen godsdienstbeleving, die hij als maatgevend voor de Romeinse beschouwde. Zo verhoogde hij hun identiteitsbesef en verzekerde hij zich tegelijk van hun loyauteit aan het Romeinse gezag. Athene werd het centrum van een nieuwe liga van Griekse stadstaten, het Panhellenion.

‘Hadrianus was een homo’, zegt Thorsten Opper. Hij had een jonge Griekse minnaar, Antinoüs. Getuigenissen uit de eerste hand over de relatie ontbreken. Een contemporaine bron maakt melding van een jachtpartij waarbij de keizer en zijn favoriet samen optreden. Een seksuele relatie tussen een rijpe man en een jongen behoorde tot de Grieks-Romeinse zeden, daar werd geen schande over gesproken. In het Latijn bestond zelfs geen woord voor ‘homoseksualiteit’ (seks tussen volwassenen van hetzelfde geslacht en overspel konden dan weer niet door de beugel).

Hoe verknocht de in zijn huwelijk met Sabina kinderloos gebleven keizer wel was aan Antinoüs, valt vooral af te leiden uit de fenomenale religieuze cultus die hij rond zijn figuur liet ontstaan. Dat gebeurde meteen na Antinoüs’ jeugdige dood. Hij verdronk in de Nijl in nooit opgehelderde omstandigheden, maar uitgerekend op de verjaardag van de dood van de Egyptische god Osiris, die ook in de Nijl verdronken was. Door op die manier te sterven, werd Antinoüs automatisch herboren en kon hij verder als godheid door de wereld gaan.

Het centrum van de Antinoüscultus kwam in een door Hadrianus nieuw opgerichte stad voor Grieken in Egypte te liggen: Antinoopolis. Omdat deze stad vrijgesteld werd van belastingen, en er nog een pak privileges bovenop kreeg, boden weldra andere grote steden als Thessaloniki zich aan om Antinoüs te vereren. Nu eens werd hij geassocieerd met Osiris, dan weer met Apollo of een andere Griekse godheid. Zijn mooiste memoriaal kreeg hij in het recent opgegraven Antinoeion, een schrijntje in het reusachtige villacomplex in Tivoli dat Hadrianus voor zich liet bouwen als plek om op een meer informele manier te regeren en er de Romeinse elite te verwennen.

De stijlvolle luxe en de architecturale verfijning, zoals die uit de restanten van de Tivoli-villa (eigenlijk een kleine stad) af te leiden zijn, markeerden de hele regeerperiode van Hadrianus. Het indrukwekkendste voorbeeld is het Pantheon in Rome, met de grootste dom uit niet-gewapend beton ter wereld, en zijn oculus, een rond gat van negen meter in het plafond. Hadrianus en zijn bouwmeesters werden geholpen door een bouwtechnologische revolutie. Met baksteen en beton konden dingen worden gedaan die voorheen ondenkbaar waren. De pausen van Rome behielden het Pantheon, maar maakten er een kerk van. En het mausoleum van Hadrianus bouwden ze om tot een fort. Het is het imposante Castel’ Sant Angelo aan de Tiber in Vaticaanstad.

DOOR JAN BRAET

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content