De Britse verkiezingscampagne is drie weken oud. De programma’s zijn inmiddels gedrukt. Het wachten is nu nog op de bananenschil.

Goed drie weken geleden met de aankondiging op 17 maart van de datum, één mei 1997, voor de nieuwe algemene verkiezingen , gaf de Britse premier John Major het startschot voor wat onmiddellijk de langste verkiezingscampagne uit de recente geschiedenis (sinds 1918) gedoopt werd. Men dacht toen vaak dat de Conservatieven voor zo’n lange campagne gekozen hadden in de hoop dat hun grote rivalen van Labour ergens onderweg een stommiteit zouden doen, of door een ongeluk of een hinderlaag op hun gezicht gaan. Als uitleg voor een toch strategische beslissing was dat op zichzelf al een mooie illustratie van het lastige parket waarin de Tory-partij zich bevond.

Niet alleen voor de lengte van de campagne gingen commentatoren in de geschiedenis graven. Ook voor voorbeelden van partijen die even ver, of bijna even ver, of nog verder achterlagen in de opiniepeilingen dan de Tories dezer dagen op Labour, en die tóch de verkiezingen wonnen of bijna, ging men kijken naar 1951 en 1945. Dat was in de tijd dat Engeland nog bestond. Zelfs het traditioneel toch rechts van het centrum opererende maar gezaghebbende weekblad The Economist, dat bij verkiezingen nooit een blad voor de mond neemt en consequent oproept om voor de Conservatieven te stemmen, legt dezer dagen omstandig uit dat John Major wel zou moeten verkozen worden als er rechtvaardigheid bestond, maar dat men begrip kan opbrengen voor de kiezers, indien die Labours Tony Blair zouden prefereren. En dat dat niet geeft, aangezien Blair toch het politieke programma van de conservatieven gepikt heeft. Voor een blad dat bij eerdere verkiezingen waarschuwde dat Labour de volgende keer niet verslagen, maar vernietigd moest worden, is daar een hele afstand afgelegd.

En de vulgairste krant van het Verenigd Koninkrijk, Rupert Murdochs eigen tabloïd The Sun, maakte een paar weken geleden al de grote sprong opzij : van dicht bij uiterst rechts naar het grote gat in het midden, dat Labour nu wel haast helemaal onder controle lijkt te hebben. Lijkt, want het is inderdaad al voorgekomen dat… Ook al was dat in 1945.

Veel van wat deze dames en heren zeggen, is natuurlijk juist, al proberen ze de feiten wat naar hun hand te zetten om het gezichtsverlies te beperken. De doorslaggevende factor is evident, en staat totaal onafhankelijk van de politiek of de programmapunten waarmee de twee grote partijen zwaaien : de Britse conservatieven zijn nu achttien jaar aan de macht, Labour zit al even lang in de oppositie, Labour is veranderd, de Tories zijn veranderd, Groot-Brittannië is veranderd. Sinds Margaret Thatcher premier werd in 1979 en de Britse vakbonden verpletterde, is er geen steen op een andere gebleven van wat ooit voor de specifiek Britse beschaving verkocht werd : die koppige vorm van ouderwets samenleven op de natte, koude eilandengroep in de Noordzee. Zelfs het koningshuis is niet meer wat het geweest is. Achttien jaar Conservatieven aan de macht wil zeggen dat de jongeren die voor de eerste keer gaan stemmen, nooit iets anders gekend hebben. Dat een derde tot de helft van het Britse publiek nooit iets anders gekend heeft. Zelfs John Major heeft het, in zo’n seconde van onhandigheid, toegegeven : ?Het is tijd voor veranderingen.?

VERSLETEN DOOR DE MACHT

Maar wat voor veranderingen ? Een land is een reuzetanker, zeker Groot-Brittannië. Reuzetankers zijn van aard conservatief. Wat ze bezig zijn, willen ze liefst zo blijven doen. Ze stoppen, laten terugvaren of zelfs hun koers een beetje wijzigen om ongelukken te voorkomen, vraagt lange voorbereidingen, planning, en verschrikkelijk veel energie. Veel van de afgelegde afstand kan niet teruggelopen worden. Erger nog : als het bevel tot stoppen of tot koerswijziging gegeven wordt, zal de tanker nog ettelijke mijlen verder varen alsof er niets gebeurd was alvorens, heel traag, de gevraagde veranderingen te beginnen invoeren.

Om maar iets te noemen : de veranderingen die de Tories in de Britse economie hebben ingevoerd in de voorbije twee decennia de afbraak en uitverkoop van de traditionele industrie, de sluiting van de mijnen, de privatisering van de nationale sectoren, en zelfs de reflexen van het wild-liberale kapitalisme dat bijgenaamd werd naar mevrouw Thatcher zijn niet zomaar terug te draaien. In het begin kon dat misschien nog ten dele, na tien jaar eigenlijk niet meer, en nu lijkt het uitgesloten. Anders gezegd : naarmate de conservatieve politiek radicaler en dieper is gaan snijden in het economische, sociale en culturele leven van de Britten, is op een paradoxale manier niet hun behoefte aan radicale veranderingen groter geworden, maar wel hun nood aan een oppositiepartij die zich tot dezelfde politiek bekeerd zou hebben : Labour dat de continuïteit van de Tory-politiek kan garanderen, beter dan de Tories zelf, die versleten zijn door te veel jaren aan de macht.

De Labour-party heeft er jaren over gedaan om tot dat inzicht te komen, en dan nog eens jaren om het door de eigen basis te doen accepteren. Dit dan nadat een bloedige burgeroorlog in de partij zelf achtereenvolgens Michael Foot en Neil Kinnock hun verkiezingen gekost had. De vraag is nu of Tony Blair die boodschap ook door de Britse kiezers kan doen slikken. Omdat hij ermee komt op een ogenblik dat de Conservatieve partij op haar beurt in een interne burgeroorlog verwikkeld is over Europa dit keer , terwijl haar leidende kringen jaar na jaar gedecimeerd worden door de meest onwaarschijnlijke schandalen, lijkt dat er wel in te zitten. De antwoorden op de échte vragen zullen dan nadien komen.

ASHDOWN ALS DE DERDE HOND

Maar er zijn niet veel echte vragen. Niet veel vragen waarop de Britse kiezers een echt antwoord willen horen. Wie dat begrepen heeft, is Paddy Ashdown, van de Liberaal-Democraten. Die probeert de derde hond te worden. Terwijl zowel Blair als Major zich in bochten staan te wringen met beloften van méér staatssubsidies met minder belastinginkomsten want hun theoretische kiezers willen minder belastingen betalen en beter bediend worden in onderwijs en gezondheidszorg om maar twee hete hangijzers te noemen , kan Ashdown, die toch geen premier wordt, het zich veroorloven om racikaal een kat een kat te noemen, hogere belastingen te beloven, met de opbrengst waarvan één en ander kan rechtgetrokken worden.

Tenzij men het dus dààrover wil hebben het onderwijs dat naar de verdommenis is, de National Health Service idem, de universiteiten failliet, de jeugd die op straat slaapt en bedelt, de armen van wie men nu begint toe te geven dat ze onbereikbaar geworden zijn voor maatregelen van uitkeringen en/of minimumloon, en de onthutsende vergroving van de Britse samenleving in het algemeen , lijken er maar twee problemen te zijn waarover de Britten warmlopen. Dat is de Britse rol in de Europese Unie, en met name de toetreding tot de muntunie in 1999. En, het al dan niet aanvaarden van sociale reglementeringen die in de meeste beschaafde landen al lang ingeburgerd zijn.

Labour heeft zich lang op de vlakte gehouden in het Europese dossier, en is maar de jongste tijd wat ?Europeser? geworden. De Conservatieven, intern uiterst verdeeld over de kwestie, huldigden als tactiek de Labour-leiding voor ?Europese poedels? uit te maken en ondertussen, zij het een beetje vierkant, mee te draaien in het circus van de EU. Wat wordt het dan met Labour ? Tony Blair heeft, op het scheiden van de markt bijna, nog laten weten dat ook met Labour aan de macht, de Britse intrede tot de monetaire unie niet vanzelfsprekend zal zijn. Continuïteit dus, tot in het hart van de Conservatieve dubbelzinnigheid.

En andere vragen lijken het Britse publiek niet te interesseren. Het enige waar de kiezer het over lijkt te willen hebben, is ?sleaze?, slonzigheid. Een woord dat de algemene verloedering van de conservatieve zeden is gaan betekenen. Seksuele schandalen in de partij van ?Back to Basics?, omkoopschandalen in het parlement, in de regering, in de partij, in feite de symptomen die op zichzelf weer niet veel met de partij-ideologie te maken hebben , van een partij die te lang aan de macht geweest is en tot op de draad versleten is geraakt. Alles kan nog, daar op die eerste mei, en Labour is nog lang niet aan de macht in Londen. Maar premier John Major is intussen officieel uitgeroepen tot ?de minst charismatische leider ter wereld?. De campagne dreigt nog spannend te worden.

Sus van Elzen

Tony Blair op campagne : gewoon beloven om voort te doen wat bezig was.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content