De Conventie die een Europese grondwet moet voorbereiden, gaat volgende week aan de slag. Maar de tijdsdruk is enorm. Voorzitter Valéry Giscard d’Estaing heeft goed een jaar de tijd om de toekomst van de hele Unie veilig te stellen.
Een oude vos verliest zijn streken niet. Valéry Giscard d’Estaing is ondertussen dan wel 76, politiek kent hij nog altijd zijn stiel. Het maakte in brede kring een slechte indruk dat hij zich voor de laatste, grote klus van zijn loopbaan zo rijkelijk wou laten betalen. Het voorzitterschap van de Conventie, die zich over een blauwdruk voor een Europese grondwet moet buigen, viel hem op de top in Laken, in december 2001, nog vrij onverwacht in de schoot. Veel Europese leiders gaven de voorkeur aan de Nederlander Wim Kok of aan de Italiaan Giuliano Amato. Maar de Franse president Jacques Chirac haalde zijn slag thuis: het werd Giscard, die daarmee straks niet in de weg kan lopen als in Parijs de campagne voor de presidentsverkiezingen begint. Amato mag als troostprijs ondervoorzitter zijn, samen met de voormalige Belgische eerste minister Jean-Luc Dehaene.
Her en der gingen de wenkbrauwen omhoog. Maar toen Giscard begin februari in Straatsburg door het Europees parlement werd ontvangen, wond hij het gezelschap met veel charme en enkele ronkende volzinnen rond zijn vinger. Hij vergeleek de vergadering die hij zal voorzitten met de Conventie van Philadelphia, waar de Amerikaanse grondwet vorm kreeg. En hij suste het parlement met de boodschap dat alle leden in de Conventie even zwaar zullen wegen. Onder verstaan: de vertegenwoordigers van de regeringen zullen niet meer te zeggen hebben dan de anderen. Hij raakte daarmee in Straatsburg de juiste snaar.
Tot de installatie van een Conventie werd beslist tijdens het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie, in de tweede helft van vorig jaar. Ze moet voor elkaar proberen te krijgen wat de intergouvernementele conferenties van Amsterdam en Nice niet is gelukt: de Unie institutioneel en inhoudelijk klaarmaken voor een toekomst met bijna dertig lidstaten. De opdracht is zwaar: als de Conventie mislukt, staat het hele proces van Europese eenmaking op de helling.
CHARTER VAN GRONDRECHTEN
Aan het begin van zijn lange carrière als eerste minister maakte Wilfried Martens de toenmalige Franse president Valéry Giscard d’Estaing nog mee op vergaderingen van de Europese Raad. Martens is tegenwoordig voorzitter van de Europese Volkspartij (EVP), die de christen-democratische en een aantal conservatieve partijen in Europa bundelt. De EVP vormt sinds enkele jaren de grootste fractie in het Europees parlement. Giscard was president van Frankrijk van 1974 tot 1981, toen hij smadelijk door François Mitterrand werd verslagen. Hij verliet het toneel, achtervolgd door wilde verhalen over Afrikaanse diamanten en vriendjespolitiek. ‘Hij vormde in zijn tijd Europees een heel sterk duo met de Duitse kanselier Helmut Schmidt’, zegt Martens nu. ‘Maar de hoogmoed van die man… Ik zou daar niet meer mee kunnen werken.’
‘Ik vond het eerst niet zo’n prettig idee dat uitgerekend Giscard de Conventie zou voorzitten’, zegt Anne Van Lancker. ‘Hij leek me niet meteen een man van de toekomst. Maar de manier waarop hij zich in het Europees parlement voorstelde, was wel goed. Hij gaf de juiste antwoorden op nochtans moeilijke vragen.’ De Vlaamse socialiste is een van de zestien leden van het Europees parlement die in de Conventie zitting zullen hebben. Ze had niet verwacht dat ze zou worden gevraagd: er werd met haar voor iemand gekozen die meer oog heeft voor politieke inhoud dan voor louter institutionele problemen.
Op 28 februari komt de Conventie voor het eerst bijeen. De voorzitter en zijn ondervoorzitters zullen dan hun presidium samenstellen en een werkreglement afspreken. De vergadering zal 105 leden tellen, samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale regeringen en parlementen, het Europees parlement en de Europese Commissie. De georganiseerde sociale beweging en het Europees Comité van de Regio’s sturen waarnemers. De kandidaat-lidstaten zijn op dezelfde manier present als de huidige lidstaten. Voor de socialiste Van Lancker is het contact met het middenveld van groot belang. Ze vindt dat er hoe dan ook een gestructureerde dialoog met die groepen nodig is – ook met de anders-globalistische beweging, die niet bij de Conventie betrokken wordt.
De Conventie komt twee keer per maand bijeen, waarbij elke zitting een dag tot anderhalve dag zal duren. ‘Dat geeft ruimte’, zegt Anne Van Lancker. ‘Giscard wou het grote werk in eerste instantie vooral door het presidium laten opknappen. De voltallige Conventie zou dan tot een applausmachine worden gereduceerd. Daar hebben we in ieder geval al een stokje voor gestoken.’
‘Het is in ieder geval een belangrijk moment’, vindt ook Wilfried Martens. ‘Zowel in Amsterdam als in Nice hebben de intergouvernementele conferenties geen of nauwelijks resultaat opgeleverd. We hebben na Nice ook als EVP altijd gezegd dat er naar een nieuwe manier van onderhandelen moest worden uitgekeken. De idee van een Conventie wordt niet voor de eerste keer gebruikt. Ze bewees haar nut bij het opstellen van het charter van de grondrechten van de Europese Unie, toen onder de leiding van de toenmalige Duitse president Roman Herzog.’
De Conventie is nu noodzakelijk geworden. En dat is, althans volgens Wilfried Martens, een gevolg van het manifeste gebrek aan politieke wil bij de huidige Europese leiders. ‘Ik heb de periode meegemaakt, van 1985 af. Met Helmut Kohl en François Mitterrand en Commissievoorzitter Jacques Delors. Alleen Margaret Thatcher deelde toen niet in ons enthousiasme. We hebben de eenheidsmarkt tot stand gebracht, de economische en monetaire unie, de eenheidsmunt in het Verdrag van Maastricht. Na de val van de Muur van Berlijn wilden we een politieke unie tot stand brengen. Dat is voor een deel in de goede bedoelingen blijven steken, maar de wil was aanwezig. Er was toen in ieder geval geen Conventie nodig.’
VUUR IN HET DEBAT
Zowel de christen-democratische als de socialistische familie treft intussen de nodige voorbereidingen. De leden van de Conventie die tot die groepen behoren, zullen ook apart vergaderen, teksten voorbereiden en bespreken. Bij de EVP zal Martens die bijeenkomsten voorzitten, maar ook Helmut Kohl zal regelmatig over de schouders meekijken. De EVP houdt in oktober in Lissabon een congres over een project voor een Europese grondwet. Daar zal een tekst voorliggen, die door Martens samen met het Duitse zwaargewicht Wolfgang Schaüble is geschreven.
Anne Van Lancker hoopt in elk geval dat de Conventie niet in deeloplossingen blijft hangen of verzandt in amendementjes bij bestaande verdragen. Het is nodig dat er een blauwdruk op papier wordt gezet die weer vuur in het debat brengt, vindt ze. ‘Er is bij ons een intellectuele elite voor wie Europa vanzelfsprekend is geworden. Ze vergeten dat het nog altijd nodig is om die idee ook verder te promoten. De keuze voor méér Europa is niet waardevrij: rechts is namelijk zeer anti-Europees – de recente incidenten met Silvio Berlusconi en zijn Italiaanse regering zijn er om dat te bevestigen.’
De blauwdruk die Van Lancker in gedachten heeft, zou ten minste het Europese sociale model in een fundamentele tekst moeten verankeren. Daar hoort, volgens haar, bijvoorbeeld ook aandacht voor milieu en voedselveiligheid bij. Het charter van de grondrechten zou in het echte verdrag moeten worden opgenomen. Dat geldt ook voor de afspraken die ooit in het Finse Tampere zijn gemaakt over een Europese ruimte voor vrijheid, vrede en veiligheid. Een gemeenschappelijk beleid tegenover migranten en vluchtelingen is daar een deel van. Daarnaast moet Europa ook internationaal aan slagkracht winnen. ‘Eigenlijk is de manier waarop de Amerikaanse regering zich tegenwoordig gedraagt een zegen voor Europa’, glundert Van Lancker. ‘George W. Bush laat de Europeanen geen andere keuze dan samen te klitten en als een blok op te treden.’
Op institutioneel vlak moet er ook worden nagedacht over de manier waarop er een brug kan worden geslagen naar de nationale parlementen. Van Lancker is er geen voorstander van dat er naast het Europees parlement een tweede kamer zou worden geïnstalleerd, samengesteld uit leden van de nationale parlementen. ‘Maar er moet een band zijn die verder gaat dan een loutere plicht tot informatie. Neem de zo belangrijke Europese nitratenrichtlijn. Het is te gek dat daarover in de nationale parlementen niet is gediscussieerd. Hetzelfde probleem met de regio’s. Europa kent Vlaanderen niet, terwijl Vlaanderen nochtans over veel bevoegdheden beschikt. Regio’s zoals Vlaanderen, maar ook Beieren of Catalonië, tellen meer inwoners dan verschillende van de kandidaat-lidstaten.’
Het karwei zou in goed een jaar geklaard moeten zijn. In de eerste helft van 2004 moeten in elk geval de staatshoofden en regeringsleiders weer aan de slag om de voorstellen om te zetten in verdragsteksten. Het is immers de bedoeling dat de landen uit Centraal- en Oost-Europa die dan toetreden al meedoen aan de verkiezingen voor het Europees parlement, die in juni 2004 worden gehouden. Wilfried Martens: ‘We hoeven ons geen illusies te maken. De Conventie zal niet unaniem akkoord gaan. Dat is niet erg, als er maar een sterke tweederde meerderheid uit de bus komt, met een stevige, overtuigende tekst. Want de regeringsleiders, die toch nog altijd de verdragen schrijven, moeten wél unaniem akkoord gaan. Dat is het delicate punt.’
GEVAAR VOOR VERLAMMING
Ondertussen schreeuwt oud-commissaris Karel Van Miert aan de kant al maanden zijn keel schor dat de Unie veel te laat wakker schiet. Dat ze de kans om zich opnieuw te organiseren heeft gemist en straks zal vastlopen in een kluwen van nieuwe lidstaten en massavergaderingen die geen beslissingen meer kunnen nemen.
De overtuigde Europeaan Van Miert ziet het met lede ogen aan. Van Lancker houdt het positief: ‘Karel Van Miert zal zeggen dat het vijf na twaalf is. Ik hou het bij vijf voor twaalf.’ Martens is zich bewust van de enorme tijdsdruk. ‘Als het de bedoeling is dat de landen die toetreden in 2004 al deelnemen aan de Europese verkiezingen, dan moet de hervorming van de instellingen vooraf rond zijn. Anders komen ze in een verouderde structuur terecht en is het gevaar voor verlamming, waarvoor Van Miert waarschuwt, inderdaad groot.’
In veel van die kandidaat-lidstaten is zo’n Europese grondwet volgens Martens overigens een groter probleem dan bij ons. De voorzitter van de EVP heeft nog altijd veel contacten in Centraal- en Oost-Europa. ‘De landen die toetreden, moeten vanzelfsprekend het zogenaamde acquis communautaire aanvaarden: ze moeten in de instellingen stappen zoals ze bestaan en met de bevoegdheden die ze hebben. Daar hebben ze het vaak moeilijk mee. Landen in Centraal- en Oost-Europa hebben zich pas recent bevrijd van wat zij als een dictatuur beschouwen. Ze hebben hun soevereiniteit pas volledig herwonnen, en nu zouden ze daar weer de helft of meer van moeten afstaan. Dat doet pijn. Gelukkig blijft de politieke wil aanwezig. Ook ondanks de snelle wisselingen van meerderheden, blijven de regeringen er Europa gunstig gezind. Maar er moet vlug te werk worden gegaan. In Polen, bijvoorbeeld, heeft extreem-rechts de wind in de zeilen – een anti-Europees rechts. Van het soort dat wij ook kennen.’
Anne Van Lancker spreekt Martens op dat vlak niet tegen. ‘Als die landen toetreden, moeten ze snel worden ingebed in het geheel van rechten en plichten dat de Unie kenmerkt. Dat zal hun interne politieke keuken ook stabieler maken. Een gevaar is dat 2002 in West-Europa een jaar van verkiezingen is. Er wordt gestemd in Frankrijk, Duitsland, Nederland, Ierland, Portugal. In de kandidaat-lidstaten zijn er onder meer verkiezingen in Hongarije en Tsjechië. Wat in de campagnes gebeurt, kan op de Conventie afkleuren. Bovendien waait er een rechts-populistische wind door het continent: de meerderheden van vandaag zijn niet noodzakelijk die van morgen. Maar van één categorie van de bevolking kan nu al met zekerheid worden gezegd dat ze tot de verliezers van de Conventie behoren: de vrouwen. Van alle 105 leden zijn we nog maar met 11.’
Hubert van Humbeeck
‘In de jaren tachtig was er geen Conventie nodig, toen was er genoeg politieke wil.’
‘De manier waarop Amerika zich gedraagt, is een zegen voor Europa.’