Er worden sinds kort opnieuw meer kinderen geboren in Vlaanderen. Maar dat betekent niet dat de leeftijdspiramide gezonder wordt. Daarvoor blijft de Vlaming gewoon te lang leven.

Het waren bijna triomfberichten in de kranten begin dit jaar: het geboortecijfer in Vlaanderen stijgt weer! Het Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie (SPE) maakte bekend dat er in 2005 voor het derde jaar op rij meer bevallingen zijn genoteerd dan het jaar voordien. Er kwamen niet minder dan 62.481 Vlaamse kindjes bij – een stijging met 1,8 procent ten opzichte van 2004, toen er een stijging van meer dan 4 procent was opgetekend.

In 2003 was het geboortecijfer voor het eerst sinds lang gestegen – een evolutie die niet voorspeld was door de demografen die onze bevolking bestuderen. Er zijn in 2005 vierduizend baby’s méér geboren dan verwacht.

Directeur Guy Martens van het SPE ziet een aantal oorzaken voor de recente stijging, maar de belangrijkste daarvan is heel prozaïsch. Dertig jaar geleden kropen wij uit het geboortedal dat gevolgd was op de babyboom van de jaren zestig, met zijn piek van 96.047 bevallingen in 1964. In 1975 was daar al een derde af (nog 67.294), maar daarna ging het weer beter. ‘Aangezien de meeste vrouwen gemiddeld net voor ze dertig zijn voor de eerste keer bevallen, zien we nu gewoon dezelfde stijging als toen’, legt Martens uit. ‘Meer potentiële moeders geeft meer baby’s.’ De grote families van honderd jaar geleden zijn een rariteit geworden. Het comfort van de moderne maatschappij heeft een rem gezet op de voortplanting. Vrouwen geboren in de jaren dertig van de vorige eeuw hadden gemiddeld nog meer dan twee kinderen. Nu is dat gemiddeld nog 1,6 in Vlaanderen (en 1,75 in Wallonië). Te weinig om de bevolking op peil te houden, want daar zijn (bijna) 2,1 kinderen per vrouw voor nodig.

‘In 1901 waren er nog ongeveer 110.000 bevallingen in Vlaanderen’, vertelt Martens. ‘Maar in de Eerste Wereldoorlog daalde dat aantal tot amper 45.000. Dat is een constante in de gegevens: als er een economische crisis is, stellen de mensen het krijgen van kinderen uit. De beurscrash van 1929, de Tweede Wereldoorlog, de oliecrisis begin jaren zeventig: je ziet ze allemaal in de grafieken. Die fluctuaties sleep je later uiteraard mee, want de kinderen van toen worden vrouwen en krijgen zelf kinderen.’

Slecht nieuws dus voor de vele Vlamingen die hoopten op een stijging van het aantal geboortes om de balans tussen jong en oud, tussen groen en grijs, weer in evenwicht te krijgen. Het is een veelgehoorde stelling dat er bij ons te weinig kinderen geboren worden, en dat dit op termijn nefaste effecten zal hebben op de stabiliteit van onze economie en onze sociale zekerheid.

WIJ ZIJN VOLGZAAM

Er zijn natuurlijk nog andere trends die hun rol spelen in de recente evolutie van het geboortecijfer. Zo stellen steeds meer vrouwen het krijgen van kinderen almaar uit, om eerst in een loopbaan te kunnen investeren. Dat heeft lange tijd druk op de cijfers gezet, maar nu zijn die vrouwen – eindelijk – mee in het systeem gestapt en komen hun baby’s mee in de statistieken terecht. Volgens Martens is er voor het eerst sinds lang wel een lichte tendens tot verlaging van de leeftijd waarop moeders hun eerste kindje krijgen, ongetwijfeld deels een gevolg van de overheidscampagnes die hameren op de risico’s die het krijgen van kinderen op latere leeftijd meebrengt, maar misschien ook geïnspireerd door de vele series over kindjes krijgen op tv. De mens is een volgzaam wezen dat zich graag laat leiden door voorbeelden.

Er is het verschijnsel van de nieuw samengestelde gezinnen: man en vrouw die al kinderen uit een vorige relatie hebben, maar hun samenzijn met nog een kindje willen honoreren – dat zou echter over slechts enkele honderden gevallen gaan. Ook de populariteit van in-vitrofertilisatie (ivf) stijgt. Sinds de ingreep grotendeels terugbetaald wordt (vanaf zomer 2004), is het aantal behandelingen verdubbeld. Parallel is er wel een vermindering van het aantal twee- of meerlingen dat na ivf geboren wordt.

Voorts is er de invloed van de allochtone bevolking. ‘Turkse en Marokkaanse gezinnen krijgen gemiddeld meer kinderen’, stelt Martens. ‘We zien in vijf jaar tijd een stijging met 29 procent van het aantal baby’s in de Marokkaanse gemeenschap en met 17 procent voor de Turkse gemeenschap. Maar in de allochtone groep zitten bijvoorbeeld ook de Nederlanders, en die komen steeds meer in ons land bevallen omdat er bij hen te weinig materniteiten zijn. Een kwart van de kindjes die nu in Knokke geboren worden, is van Nederlandse ouders. Het totale percentage niet-Belgische kindjes dat in ons land ter wereld komt, is gestegen van 14,5 in 1999 tot 19,5 in 2004.’

De vraag is natuurlijk wat het effect van de recente stijging zal zijn op de bevolkingspiramide in ons land. ‘Die bijna 63.000 kindjes van 2005 zijn er nog altijd een stuk minder dan de meer dan 70.000 van vijftien jaar geleden’, nuanceert Martens. ‘De bevolkingspiramide blijft helaas een soort afgezakte mijter. De vergrijzing los je niet op door duizend kinderen meer op de wereld te zetten. Daar zijn fundamenteler ingrepen voor nodig.’

Nataliteit is maar één speler op het veld van de demografie, naast sterfte en migratie. Elk van deze drie hoofdrolspelers kan door vele factoren beïnvloed worden. Zo registreren artsen een stijging van het aantal te vroeg geboren baby’s in ons land, van 5,3 procent in 1991 tot 7,5 procent in 2004.

Ook het gezinsleven evolueert. Jaarlijks worden er gemiddeld 40.000 huwelijken gesloten en 30.000 ontbonden (in 1980 lag het aantal echtscheidingen op minder dan de helft daarvan). Dat geeft nog altijd een batig saldo van gehuwden, hoewel de cijfers naar elkaar toegroeien. Er zijn nu al evenveel scheidingen als eerste huwelijken. Toch lijkt er een kentering op komst: in 2004 waren er amper 63 echtscheidingen meer dan in 2003 – dat is een verwaarloosbare stijging.

De gemiddelde leeftijd van de trouwers stijgt wel, van respectievelijk 27 en 25 jaar voor mannen en vrouwen in 1985 naar 34 en 31 jaar in 2003, deels omdat mensen gewoon later huwen, deels omdat een derde van de trouwers in een tweede (of nog later) huwelijk stapt. Sinds 2003 kunnen ook mensen van hetzelfde geslacht trouwen, en dat lijkt voor een revival te zorgen. 2002 was het absolute dieptepunt in aantal huwelijken in Vlaanderen.

EEN SEIZOEN LANGER LEVEN

In 2004 waren er exact 10.445.852 (officiële) inwoners in België – dat is het hoogste aantal ooit geregistreerd. De stijging van meer dan 47.000 eenheden ten opzichte van 2003 kon voor het grootste deel (meer dan 33.000) op het conto van immigratie geschreven worden, niet alleen van Turken en Marokkanen, maar vooral ook van Fransen en Nederlanders. In Vlaanderen zou ongeveer 5 procent van de bevolking immigrant zijn – een verhouding die min of meer stagneert. Ook in Vlaanderen blijft de bevolking groeien: we gaan stilaan naar 6,2 miljoen mensen. De daling van de sterfte blijft de belangrijkste beïnvloedende factor. In 2004 stierven er 101.946 mensen in België – dat zijn er meer dan 5000 minder dan in 2003.

De mensen worden steeds ouder, omdat we gezonder leven en de geneeskunde een grotere greep op de levensverwachting krijgt. De gulden regel is: elk jaar komt er bij het leven van een Belg ongeveer een seizoen bij. In 2003 werd een Belgische man gemiddeld bijna 76 jaar oud (hij leefde toen gemiddeld 99 dagen langer dan in 2002). Vrouwen leefden iets langer dan 81,5 jaar. Vlamingen leven gemiddeld bijna drie jaar langer dan Walen.

De levensduur stijgt dus nog altijd, terwijl de nataliteit slechts kleine sprongetjes vertoont. Dat moet druk op onze demografie zetten. ‘Klopt’, zegt Paul Willems van het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudies (CBGS). ‘Van een willekeurige groep van honderdduizend pasgeboren meisjes haalde er met de sterftegraad van 1971 60 procent de leeftijd van 75 jaar, en 8 procent werd 90 jaar. Voor de sterftegraad van 2004 is dat respectievelijk al 81 en 29 procent. Als we dat model naar 2025 projecteren, krijgen we liefst 88 procent van de vrouwen die 75 zullen worden, en bijna de helft (44 procent) die 90 wordt. Dat is een héél sterke stijging.’

In projectieoefeningen gaan demografen er op basis van de ontwikkelingen van de laatste decennia van uit dat het gemiddelde aantal kinderen per vrouw zal stabiliseren rond 1,75. ‘Het gevolg daarvan is dat op korte termijn – tot ongeveer 2012 – het jaarlijkse aantal geboorten blijft stijgen’, voorspelt Willems. ‘Daarna daalt het opnieuw tot 60.000 in 2025. We zullen dus in de bevolkingspiramide een verdere versmalling van de basis zien. Er is van een piramide trouwens al lang geen sprake meer: de voet is smaller dan de romp. Het aantal jongeren tot 19 jaar zal blijven dalen, het aantal ouderen blijven stijgen. De klassieke indicator voor veroudering is de afhankelijkheidsratio, die aanduidt hoeveel kinderen en ouderen afhankelijk zijn van de werkende bevolking. Die stijgt fors tot in de buurt van 80 procent in 2025. In de veronderstelling dat enkel 20- tot en met 64-jarigen aan het werk zijn, maar dan ook allemáál, zouden acht op de tien mensen dan iemand ten laste hebben.’

Hoe dat moet worden opgelost, is onduidelijk. In 2010 zullen er in Vlaanderen liefst 47.000 mensen minder beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt dan nu – als de werkgelegenheid blijft hangen op het niveau van 2003. Beleidsvoerders zetten hun kaarten vooral op het langer op de arbeidsmarkt houden van oudere werknemers. Die hebben het relatief goed, en zouden graag vrij vroeg van hun oude dag genieten. Gelukkig komen er steeds meer mensen bij die langer gestudeerd hebben, en dus misschien geneigd zullen zijn langer aan de slag te blijven.

‘De klassieke leeftijdsgrenzen voor arbeid zijn aan herziening toe’, poneert Willems. ‘De leeftijdsgrens van 65 volgt uit de wet van 10 december 1924 betreffende ” de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegen dood der arbeiders“. Die grens is in alle latere wetten opgenomen. Maar uit sterftetabellen blijkt dat de gemiddelde levensverwachting van een man in die periode 56 jaar was. Met andere woorden: de leeftijdsgrens van 65 lag negen jaar boven de gemiddelde levensverwachting. Slechts iets meer dan de helft van de mensen haalde die leeftijd. Als we dat gegeven naar de situatie van nu transplanteren, zou de ouderdomsgrens voor arbeid op 80 jaar komen te liggen. Dat is maatschappelijk natuurlijk onaanvaardbaar geworden, en het bewijst welke geweldige vooruitgang we gemaakt hebben. Maar het toont wel aan dat de verouderingsindicatoren achterhaald zijn.’

TURKSE EN MAROKKAANSE BABY’S

Prognoses van demografische ontwikkelingen worden graag gekoppeld aan pessimistische voorspellingen, maar de geschiedenis wijst uit dat een demografische verandering meestal het zoeken naar een nieuw evenwicht impliceert. Waaruit de vraag volgt waarom het geboortecijfer in ons land (en ook elders in Europa) zo laag geworden is. In de negentiende eeuw begon de mortaliteit sterk te dalen, vooral door verbeterende hygiënische omstandigheden. Die daling werd gevolgd door een afnemende fertiliteit. Uiteindelijk kwam er een gezinsbeeld naar voren met een man die ging werken, en een vrouw die thuis bleef om voor de gemiddeld twee tot drie kinderen te zorgen.

Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw manifesteert zich een tweede transitie, naar een systeem waarin mannen én vrouwen hun individuele ontplooiing nastreven, en het krijgen van kinderen uitstellen. Er ontstaan nieuwe samenlevingsvormen (zoals alleenstaande moeders). Dankzij allerhande voorbehoedsmiddelen (vooral de pil) krijgen we een sterke greep op onze voortplanting. ‘Ik vrees dat er geen weg terug is’, meent demograaf Patrick Deboosere van de Vrije Universiteit Brussel, ’tenzij de overheid héél drastische maatregelen zou nemen om het krijgen van kinderen te bevorderen, en de opvang van kinderen te vergemakkelijken. Om een goede levensstandaard te bewaren, moeten vandaag beide leden van een koppel gaan werken. Dan moeten ze natuurlijk wel ergens met hun kinderen naartoe kunnen.’

Migratie lijkt slechts een tijdelijke oplossing voor de scheefgetrokken leeftijdsverhoudingen. Deboosere: ‘Ze zal nooit voor een herstel van de evenwichten zorgen. Misschien zal ze tijdelijk tekorten op de arbeidsmarkt opvangen, maar nu al telt ons land veel werklozen in de migrantenwereld. En inzake fertiliteit passen die mensen zich snel aan onze leefwereld aan. Bij Turkse en Marokkaanse vrouwen van de tweede generatie daalt het gemiddelde aantal kinderen ook naar twee. Fundamentele oplossingen moeten we van migratie niet verwachten.’

Demografische processen verlopen heel langzaam. ‘Ze worden dan ook gemakkelijk gebruikt om problemen te verdoezelen’, waarschuwt Deboosere. ‘Mijn persoonlijk aanvoelen is dat de discussies over het Generatiepact en andere beleidsmaatregelen om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen, minder met demografie en meer met een moeilijk te sturen economie te maken hebben. De veroudering van de bevolking is een feit waarmee we zullen moeten leren leven. En ondanks de daling van het aantal arbeidskrachten blijven we méér produceren en méér rijkdom genereren.’

PROGNOSES OVER DE DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN ZIJN TE VINDEN OP www.vlaanderen.be/mis (GAST INTIKKEN ALS GEBRUIKERSNAAM EN WACHTWOORD).

DIRK DRAULANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content