Een tweede greep uit het turbulente leven van Edward Wortley Montagu.

Het achttiende-eeuwse Holland mocht dan nog een open en vrijgevochten land zijn en Amsterdam een bijenkorf van nieuwe gedachten en manieren van zaken doen, op het platte land bleef er buiten uitsmijters eten (o wee) niet veel te beleven. De burgers versleten er hun schoenen meer op de trappers van het harmonium dan op de dansvloer.

TERWIJL ONZE NOORDERBUREN wakker lagen over één zin in de bijbel, studeerde Edward Arabisch om zijn gezond verstand niet in de Hollandse polders te verliezen. Onderwijl schreef hij soms lachwekkende smeekbrieven aan zijn ouders waarin hij hen bad om hem uit die uitsmijters- en harmoniumhel te verlossen en huiswaarts te mogen keren. Hij ging zelfs zo ver dat hij beloofde in een strenge kloosterorde in te treden of een gefortuneerd meisje te huwen naar zijn vaders keuze, al zag zij eruit als een paard met een rok aan. Hij was natuurlijk al lang vergeten dat hij reeds gehuwd was.

Vier jaar werd hij bij de aardappeleters gevangen gehouden. Eenmaal vrij moest er iets geweldigs gebeuren om de opgestapelde energie kwijt te raken. Druk afblazen zouden machinisten van het stoomtijdperk dit noemen. Om deze stoom af te blazen, nam hij dienst in het Vlaams leger, net op tijd om tezamen met de verenigde Nederlandse, Engelse en Oostenrijkse troepen op 11 mei 1745 te Fontenoy tegen de Fransen slag te leveren. Dit gevecht zou onder de vele duizenden handgemenen in de vergetelheid geraakt zijn, ware het niet dat op een kritiek ogenblik, lord Hay, kapitein van de Engelse garde, beval “schiet op de vijand”. “Non, monsieur, à vous l’honneur!” antwoordde de graaf Auteroche. Toen ontspon zich de volgende waanzinnige dialoog:

“Messieurs les gardes-françaises, tirez les premiers! Nous ne tirons jamais les premiers; tirez vous-mêmes!”

Het hevige en welgerichte vuur der Engelsen decimeerde de Franse troepen. Toch wonnen zij de slag. De 15 of 20.000 gesneuvelden zijn wel vergeten. Edward, die als officier op een paard zat, werd er door een kanonschot afgeblazen maar bleef zoals de meeste avonturiers ongedeerd.

De slag bij Fontenoy, met olieverf op doek geborsteld door Horace Vernet, werd op het salon van 1836 tentoongesteld, kreeg bitsige kritiek, in het bijzonder van Gustave Planche, omdat de gruwel van de oorlog niet uit het doek spreekt en het eerder een picknick van de hogere officieren uitbeeldt.

Deze criticaster Jean-Baptiste Planche schrok er in de bloem van zijn leven niet voor terug om ook de grote namen zoals Hugo, Lamartine en Balzac met zijn giftige pen neer te sabelen. Hijzelf is nu door de tand des tijds ook alweer tot vloeiende bloem vermalen. Dit terzijde.

Edward werd door de Fransen krijgsgevangen genomen en een tijdje geforceerd stilgehouden. Bevrijd uit zijn gevangenschap verrees een andere Edward dan diegene die de Fransen van neven zijn paard weggeharkt hadden. Hij werd een gewaardeerd leraar in de oosterse talen, werd parlementslid voor Huntingdon en was secretaris van lord Sandwich, jawel de uitvinder van het belegde broodje. Bij het verdrag van Keulen tenslotte werd hij tot lid genoemd van de Royal Society.

Maar het Turks bloed van de inenting begon te wemelen in zijn aderen en het duurde niet lang of hij zette het mondaine Londen op stelten. We schrijven 1750 en zelfs Horace Walpole slaat achterover van het gedrag van de jonge Montagu. Aan een vriend schrijft hij in een van zijn vele roddelbrieven: “Het grootste wonder is de zoon van lady Mary Wortley. Hoewel zijn vader hem bijna geen cent geeft, gokt hij, kleedt hij zich als een prins, draagt diamanten aan elke vinger en heeft meer snuifdozen dan een Chinees afgodsbeeld met honderd neuzen nodig zou hebben. Bovendien heeft hij in Parijs een ijzeren pruik gekocht die zo perfect gemaakt is dat zij niet van echt haar te onderscheiden valt.”

DIT ALLES WAREN ECHTER SLECHTS vingeroefeningen. Zoals men wel vermoedt, kon een ijzeren pruik, hoe kunstig ook vervaardigd, de vuren niet blussen die in Edwards ziel en aderen woedden.

Op een dag – droeg hij zijn ijzeren hoofddeksel of niet, het staat niet geboekstaafd – bezocht hij uit medeleven de Robin Hood van de achttiende eeuw, James Mc Clean, een galante struikrover die door de vrouwen aanbeden werd en even tevoren achter de tralies gesloten was. Het gevangeniswezen was toen heel anders dan nu, want toen Edward tot de cel toegelaten werd, bevonden er zich daarin twee schonen die de boosdoener het gevangenisleven enigszins draagbaar trachten te maken. Een ervan was van zulk een brutale blonde schoonheid dat Edward op slag door de tralies heen smoorverliefd werd op de blondine die Elisabeth Ashe heette. Hij vluchtte met haar en zijn ijzeren pruik naar Parijs en huwde haar. Hij was nu bovenop vele andere dingen ook nog een loepzuivere bigamist.

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content