Overwegingen bij de vakantieperiode en andere dingen in het algemeen.

Het is nu ongeveer een jaar geleden dat de ministers ijlings werden samengeroepen voor een nachtelijk conclaaf om paal en perk te stellen aan het aanslepend probleem van de hondenkeutels op de zomerse stranden. De noodkreet over dit jaarlijks terugkerend onsmakelijk fenomeen had niet zozeer met vervuiling te maken, dan wel met het groeiend ongenoegen bij de kusttoeristen. Met de verkiezingen aan de horizon was het een mooie gelegenheid om de oppositie een stap voor te zijn. Hoe men een overwinning in dergelijke materie noemt, weet ik niet en indien ik het wist, zou ik het waarschijnlijk niet durven neerschrijven.

NATUURLIJK BESEFTE ONZE politieke top ook wel dat een samenkomst geheel gewijd aan de natuurlijke behoeften van zomerhonden alras hun tegenstanders een dodelijk wapen in de hand zou geven: namelijk spot, boert en jokkernij. Dus om de pil te vergulden, werden tegelijkertijd een trits koninklijke besluiten en wetteksten opgesteld om de goede zeden op het strand te doen heersen.

Was het nu onder de hoofding “zuivere stranden, zuivere zeden” dat de kranten het bericht brachten of onder een andere titel, het ontgaat me, maar ik herinner me nog levendig dat vooral de hoogte van de windschermen geviseerd werd. “Eén meter twintig en niet hoger”, zo werd door de verzamelde vergadering met algemeenheid van stemmen aangenomen. Want achter hogere linnen wanden gebeuren soms “rare dingen”, zo luidde het bericht.

Ik ben enkele maanden later in het Staatsblad dat in onze bibliotheek ter inzage ligt, gaan opzoeken wat die “rare dingen” waren die in de luwte van het canvasscherm uitgehaald werden – een hopeloze taak. Dit officieel orgaan is een labyrint waar men blindelings in rondtast.

Tot op de dag van vandaag hol ik mij bij wijle het hoofd uit over wat die “rare dingen” wel kunnen zijn. Is het stiekem marihuana of tabak kweken, een geheime alcoholstokerij in bedrijf nemen, coupons van zwarte aandelen knippen, tegen staat en koning samenzweren, racistische slogans in het zand schrijven of gewoon wat eenieder meteen denkt, een ravotpartij met iemand van de andere kunne?

Wat er ook van zij, agenten in burgerkleding worden uitgestuurd, uitgerust met een duimstok die als uitschuifbare wandelstok incognito meegedragen wordt om de legale hoogte van het windscherm te meten.

Waarom 1.20 meter, was mijn volgend probleem. Geloof me of niet, maar ik heb bij mij thuis tussen twee muren een touw gespannen op 120 centimeter hoogte. En wat bleek? Elke Belg die gemiddeld 1.73 meter groot is, kan zonder grote inspanning over het windscherm naar beneden kijken, de rare dingen die zich er voordoen vaststellen, en een pv opmaken. Onze onbevreesde leiders zijn dus in tegenstelling tot wat alle kranten schrijven, slim. Kwestie is dat de burger geen lichtvaardig oordeel velt en zoals ik de nieuwe wetten en koninklijke besluiten thuis uittest. Ondertussen reinigen de supertankers hun tanks in zee, lozen de vier kerncentrales van Grevelingen, bekend en berucht als “de vier gezusters” hun koelwater in diezelfde zee en nog en nog, maar ja, ik begrijp ook wel dat alles niet in een keer kan gebeuren. Zoveel heb ik wel geleerd dat men beter bestrijdt wat zichtbaar dan wel wat onzichtbaar is.

MAAR GENOEG OVER DIT onderwerp. Zittend aan een feestmaal, kwam het gesprek langs vele omwegen op het klonen van mens en dier. Zoals sommigen zich laten meeslepen door voetbal, Ronde van Frankrijk, Elvis Presley of het gedrag van de vroedmeesterpad, krijg ik niet genoeg van de kloonmogelijkheden. Ik heb hierover reeds vroeger een stuk geschreven, maar ondertussen heeft mijn horizon zich terzake verruimd.

Iedereen was tegen, een uitdaging die ik zonder aarzelen aan mij had laten voorbijgaan, ware ik niet een weinig beneveld door de drank geweest. Reeds bij de opening van het gesprek wees iemand op het klonen van een nieuwe Adolf Hitler. Dit is natuurlijk geen aangename gedachte, maar ik kende in mijn binnenste een handvol mensen die ik ook niet gaarne op onze aardbol weer zou zien verschijnen. Er staan daartegenover tien- en nog eens tienduizenden die welkom zijn op onze planeet.

Wat ik duidelijk wilde maken, was dat wanneer wij onszelf laten dupliceren, wij weten over wie wij het hebben. Wij zijn tenslotte toch experts van onszelf. Zo zouden wij voor onze kloon een cahier kunnen achterlaten met daarin raadgevingen. Ik grijp nu zomaar voor de hand liggende eigen ervaringen; “eet niet te veel chocolade nadat je melktanden gevallen zijn”, “vermijd oogcontact met je leraar als je je les niet kent”, “ga nooit naar de academie van Antwerpen afdeling binnenhuisarchitectuur, en stop nooit je geld in Maxwell-aandelen.”

Naar ik hoor wil iedereen zich toch vereeuwigd zien in zijn nageslacht en is dan het klonen niet de veiligste weg? Al het gekibbel over “hij lijkt op uw vader” of “zij lijkt op haar moeder” stopt dan als bij toverslag.

Ook mijn vriend Guido staat aan mijn zijde. Niet in het minst toen hij onverhoeds binnenviel met het nieuws dat vriend Ludo voor de derde maal in het huwelijksbootje scheep gaat.

“Maar”, opperde ik, “hij is een aartsvader.”

“Zo voelt hij zich niet”, zei Guido. “Hij waagt een ultieme slag naar een groot en machtig nageslacht.”

“Verdorie”, morde ik, “dat maakt dat ik een derde keer met een geschenk moet boven komen.”

“Ter informatie”, zei Guido, “zijn huwelijkslijst ligt bij de apotheker.”

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content