Nadat mijn vrouw het boek “Il Gattopardo” van Giuseppe di Lampedusa gelezen had en de film van Visconti had gezien, was het woord Sicilië niet meer uit de lucht. Deze feiten deden zich ruim twintig jaar geleden voor.

Op de weg van Lier naar Palermo liggen vele obstakels die een voor een moeten worden overwonnen. Niet de minste daarvan was mijn vliegangst. Een vliegtuig is al bij al toch maar een uitgeholde sigaar waarin men reddeloos gevangen zit wanneer de deuren dichtklappen en het tuig over de startbaan begint te razen. Ooit was ik meer dood dan levend te Milaan uit de machine gewankeld, had vier dagen en nachten vurig gebeden opdat de piloten, het grondpersoneel en zelfs de toiletmevrouwen het werk zouden neerleggen zodat ik mij verplicht zou zien om met een andere vorm van verkeer terug naar mijn geboortestad te reizen. Maar Sint-Christoffel bleef doof, eerst en vooral omdat hij uit de heiligenkalender werd geschrapt en bovendien met het toenemende massatoerisme onderbemand is. Op mijzelf teruggeworpen deed ik iets heel slims. Ik kocht in de taxfreeschop een fles voor zijn geld goed drinkbare whisky, peuterde heimelijk de zegels los van de verpakking en nam enkele slokken van het vuurwater en nog enkele en nogmaals enkele. Het gevolg van deze alcoholkuur was dat ik het vliegtuig inwankelde en er naar geest ongedeerd te Brussel uit tevoorschijn trad, in de vaste overtuiging dat wij de hele tijd achteruitgevlogen hadden.

MAAR TWINTIG JAAR IS EEN LANGE tijd. De Amerikanen waren ondertussen naar de maan en terug geweest. De Berlijnse Muur was gevallen en de benzine was veertienhonderdachtenveertig keer van prijs veranderd.

Geloofwaardige bronnen melden dat het menselijk lichaam zich elke zeven jaar helemaal vernieuwt. Zo was ik dus drie keer afgebroken en heropgebouwd en tot mijn overgrote vreugde was tijdens een van de slopingen mijn vliegangst in de slag gebleven. Ik was geen gekooide adelaar meer. Ik was vrij, en met de hulp van Alitalia kon ik de vleugels uitslaan naar het land waar niet enkel de citroenen bloeien, maar waar ook de amandel en de maffia welig tieren. Het is tevens een kweekreactor voor toeristen. Men ziet ze zich bij wijze van spreken vermenigvuldigen terwijl men erbij staat.

De teerling was dus geworpen, wij zouden naar het ondertussen alweer twee decennia oudere eiland vertrekken. Dit was tevens een experiment want wij zouden in groep reizen. Acht dagen in vliegtuig, toerbus en hotel tezamen met twintig vreemdelingen en een reisleider was voor mij onbekend gebied. Bovendien is Sicilië een gevaarlijk stukje aarde waar de Etna gestadig rookt en rommelt, gerenommeerd is voor zijn dieftes en zakkenrollerij en dat bovendien pal op divergerende aardplaten ligt waardoor een beving steeds moet ingecalculeerd worden. Daarenboven bewoond door de schorpioen en de tarantulaspin die u al klikkend benadert, is dit eerder een plek om te mijden dan om er handvollen gelds voor te betalen om ernaartoe te gaan. Maar de mens is nu eenmaal een onvoorspelbaar wezen en wij behoren tot deze soort.

Ook in een georganiseerde reis sluipt er een portie chaos binnen. Deze meldde zich reeds aan in de luchthaven van Brussel. Het was de afspraak om samen te komen onder het vliegtuigje van de kunstenaar Panamarenko, maar daar wij in een tweetalige gemeenschap wonen, was er door de wafelijzerpolitiek eveneens een vliegvoorwerp van Olivier Strebelle in de inkomsthal opgehangen. Tot eenieders verwarring had eene grote onbekende nog een vliegtuig opgehangen bij de inkom van de vlieghaven. Wij zetten ons met onze bagage tegenover dit luchtschip. Door de bouw en algemene kenmerken te bestuderen van deze eendekker kwam ik tot het besluit dat deze constructie waarachtig het luchtruim kon kiezen terwijl ik pertinent wist dat Panamarenko – die ik als kunstenaar zeer hoog schat – bij zijn creaties de garantie geeft dat zijn luchtschepen geen halve centimeter van de grond komen. Daarom begaf ik mij naar een juffrouw aan de balie en wijzend op de eendekker vroeg ik:

“Is dit het vliegtuigje van Panamarenko?”

“Meneer”, antwoordde deze openhartige vrouw, “ik laat me hakken als ik het weet. Men heeft hier de laatste tijd heel wat verhangen en God mag weten waar dat kunstwerk naartoe is. Meer dan waarschijnlijk is het vliegtuigje een schenking van de Oostkantons, want die staan met hun beide voeten op de grond, ook als het om vliegen gaat.”

OM HET KORT TE MAKEN,WIJ VONDEN onze reisgezellen en de opgetogen reisleider die ons reeds voor verloren gewaand en over heel de wereld verspreid hield. Nu moesten wij door de papiermolen die een vliegreis inhoudt. Als laatste proef van uw integriteit moet men zijn handbagage op een rollende band zetten om er met röntgenogen in te kijken of er geen revolvers of lange messen in verstopt zitten. Mijn lieve echtgenote vroeg of ze onze Panamahoeden ook aan dat onderzoek moest onderwerpen. Neen, wij mochten ze bij ons houden. Goldfinger en 007 lagen ver achter ons. En aldus gewapend met twee strohoeken en een foedraal vol kalmeermiddelen betraden wij een naar mijn smaak veel te klein vliegtuig dat ons zuidwaarts zou voeren. “Welcome aboard,” zei een man met een kepie. Voor hetzelfde geld kus ik je schoenen, dacht ik, maar liet begaan. Even later raasden wij de tarmac af richting Engeland want zo’n vliegtuig moet naar ik verneem altijd tegen de wind in opstijgen. Gelukkig dachten deze plichtsbewuste piloten er tijdig aan om de roeren te keren en ons naar het zo lang verlangde Sicilië te voeren.

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content