Eenieder viert deze hoogdag van het knuistenwerk op zijn eigen DNA- manier. Mijn vriend Pierre voert dan wel een zeer aparte ceremonie uit.

Deze lieve arbeidsschuwe man rukt zich op deze feestdag een half uur vroeger los van zijn sponde, vervloekt de nutteloze rijken waar hij zo naar hunkert om erbij te horen en leest hardop voor zichzelf of voor de toevallige aanwezigen de prangende versregels van Walt Whitman uit diens”Leaves of Grass”, vertaald onder de titel “Grashalmen” door Maurits Wagenvoort.

“Ach, weinig bevroedt de arbeider,

Hoe na zijn arbeid hem brengt tot God,

Den liefdevollen arbeider

van het Al en het Eeuwig.

Zwijge het minnelied van suikerzoete rijmen, het lied dat lusten en liefden van lediggangers bezingt,

Enkel geschikt om gezongen te worden bij het banketteeren in de nacht, als de late dansers huppelen op de maat van vroolijke klanken.

De ongezonde genoegens en buitensporige vermaken

der enkelen,

In geuren gloed en wijn,

onder het schitterlicht der kaarsen.”

Hoewel dit gedicht niets maar dan ook niets met 1 mei te maken heeft, maar geheel gewijd is aan een of andere wereldtentoonstelling en dat eindigt met de snarenberoerende zin:

“Dezen wereldkloot in zijn tuimeling door het heelal breng ik U”, vond Pierre het zeer geschikt om het op deze dag voor te dragen.

Dit gedaan zijnde begaf hij zich ofwel terug te bed of naar een terras op de Groenplaats of voor het open venster waar hij dan zijn ontbijt van koffie, Groene Michel en een boterham besmeerd met een praline die hij op een aluminiumfolie op de mazoutkachel had te smelten gelegd.

Na enige bezinningstijd sloeg hij dan de hand aan de ploeg om – want op 1 mei was de dag dat hij echt werkte – zijn groot woonproject uit te fantaseren.

ALLE ARCHITECTEN VERTREKKEN van een basisidee, zo luidde zijn theorie – en hij heeft nog gelijk ook -, hoe gek het ook mag zijn. Zijn obsessie was een verzonken marmeren bad waar men met ettelijke treden in moest afdalen, zoals Hedy Lamarr en Elisabeth Taylor dat om de haverklap deden in de ontelbare sandalenfilms waarin zij optraden. Deze badkamer zou uitzicht bieden op een patio met cactussen allerhande en terwijl hij (Pierre) ondergedompeld in water met een constante temperatuur van 39° Celsius te weken lag, zouden er sneeuwvlokken neerdwarrelen op het cactuslandschap. Hij zou het weekend in het lauwe water doorbrengen, de sneeuwval aanschouwen, rokend en longdrinks drinkend terwijl de groene muziek van Eric Satie zijn oor streelde.

Verder was hij met zijn ontwerp nooit geraakt. Ingang, slaap- en eetkamer en keuken hadden zijn aandacht niet kunnen trekken.

In totale tegenstelling was het ontwerp van onze gemeenschappelijke vriend Jan, die zijn woning geheel en al in zijn hoofd en onder de grond gestopt had. Hij had een loopgrachtenhuis tot het zijne uitverkoren. Het zou compleet ondergronds zijn en slechts op neushoogte van hemzelf en met de gemiddelde Belg kon er door beglaasde schietgaten over de bosgrond gekeken worden, wat niet veel meer opleverde dan het gat van eekhoorn of konijn, een macro-opname van een dennenappel of het schoenmerk van een ongenode gast. Mevrouw kon ofwel “elevator” schoenen kopen of van de buitenwereld verstoken blijven, terwijl de kindertjes van dit ingegraven huis de stelten moesten leren hanteren ofwel de jaren van een meter drieënzeventig bereikt hebben om zonder behulp van stoelen en schabellen onze schone aarde te aanschouwen. Gelukkig voor deze boorlingen en mevrouw beschikte vriend Jan noch over een gespierde bankrekening, noch over de gespierde armen om aan zijn gekoesterde krocht gestalte te geven. Hij zag zich dus wel verplicht om bovengronds te leven, blootgesteld aan de weldoende infrarood- en ultravioletstralen, waardoor het gezin gezond en wel opgroeide. Bij hem bleef echter iets hangen van de Maginotachtige toestanden waar hij zo van gedroomd had. Hij kon blijven staan mijmeren bij een mollenpijp en een mooie kelder bracht hem van zijn zinnen. Toen de land-art opgang maakte heeft hij er zich met hart en ziel op geworpen.

LUDO HEEFT GEEN ARCHITECTURALE aspiraties, want zijn woonst kan elk ogenblik door de deurwaarder in beslag genomen worden. Hij vermijdt dan ook elke aankoop. Geheel onthecht woont hij warm en droog in gemeubileerde villaatjes, bungalows en soortgelijke kleinwoonsten. Hij is de vluchtigste huurhuisbewoner van ’s Gravenwezel en omstreken. TV, video en cd-speler zijn gehuurd, zijn auto geleasd. Het enige wat hij verhuist, zijn lampen van 100 watt, want hij houdt van veel licht. Wat hem bezighoudt, is hoe hij de maandelijkse huur kan omzeilen, ombuigen of uitstellen.

“Dit is het huis van de vrijheid”, pleegt hij van elke nieuwe woonst te zeggen, niets hiervan is mijn behalve de gloeilampen, ik ben vrij dus, ik ben rijk.”

Er weerklinkt veel geween en tandengeknars in de bosrijke omgeving van ’s Gravenwezel en Schilde bij het horen van zulke taal.

“Waar is de naastenliefde”, pleegt hij te vragen als hij weer een aanmaning in de scheurmand werpt.

Ik denk bij mezelf, kan er naastenliefde wonen in het hart van de eigenaar die maanden op zijn geld moet wachten en in wiens huurhuis bij guur weer verwende honden hun drollen op de zolder mogen leggen?

Neen, denk ik, zelfs niet in een land waar de CVP nog de grootste partij is. Nutteloze gedachte die dit feest van de arbeid niet mag verknoeien

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content