Nand Buyl is overleden. Hopelijk is met hem niet de droom verdwenen om intelligent, passioneel en steengoed theater voor een breed publiek te maken.

Net een prachtig weekeindje Wenen achter de rug. Voor het eerst de Staatsoper bezocht. Falstaff, een opera van alle tijden voor alle mensen. Schitterende enscenering, prachtig decor, mooie stemmen (onthoud Fabio Capitanucci) en vooral een prachtige tekst en een vakkundig verteld universeel verhaal.

Jammer genoeg was het weekeindete kort om ook de andere theaters van Wenen te bezoeken. De keuze aan rasecht repertoiretoneel was enorm: Look back in anger (John Osborne), Comedy of Errors, The Tempest en All’s Well That Ends Well (Shakespeare) , De vloin het oor (Feydeau) , Drie zusters (Tsjechov) , Het leven is een droom (Calderón de la Barca), Faust I en II (Goethe), maar ook drie komedies van Molière, Death of a Salesman (Arthur Miller). Daarnaast ook bewerkingen van romans ( Elementaire deeltjes van Michel Houellebecq en Dokter Faustus (Thomas Mann), The Graduate (naar Charles Webb). Daarnaast waren er nog tientallen voorstellingen van jonge theatermakers die ‘hun ding doen’. In Wenen wonen 1,7 miljoen mensen. Dat is een pak minder dan in Vlaanderen. Toch zou ik hier datzelfde weekeinde amper een handvol repertoirestukken hebben kunnen zien en dan wellicht nog in de amateur-sector.

Het dovemansgesprek over repertoiretoneel in Vlaanderen kan misschien gebaat zijn met een paar culturele ‘rogatoire commissies’ naar Wenen, Parijs of Londen. Of zelfs Amsterdam.

Twee dagen na mijn terugkeer overleed Nand Buyl. Hij was jarenlang directeur van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg. Veel subsidies kreeg hij niet in zijn tijd en daarom moest hij een zo groot mogelijk publiek bereiken. ‘ Ik moest goede stukken hebben en goede acteurs om die stukken te verdedigen’, zei hij in een van zijn laatste interviews (met Michael De Cock). ‘ Theater was er toen voor het publiek. Beetje bij beetje is die mentaliteit veranderd. Dan was ik aan het repeteren voor een of ander stuk, en dan hoorde ik ineens… het publiek moet het maar goed vinden . En nog later werd het: we moeten het pu-bliek opvoeden . Dat heb ik nooit be-grepen. Moet het publiek nu nogopgevoed worden?’

Buyl ging destijds in de KVS strijdend ten onder. Zijn pogingen om naast kaskrakers als boulevardkomedies en kluchten ook degelijke, intelligente stukken (klassieke en hedendaagse) te spelen, mislukte. Het Nederlandstalige publiek in Brussel was te klein. Het is een strijd die zijn opvolgers in de Lakensestraat nu nog elke dag met verbetenheid (en vaak met succes, het moet gezegd) voeren. Gelukkig kunnen zij wél terugvallen op een gul subsidiesysteem. Hun invulling van het begrip ‘repertoire’ is echter niet die van Nand Buyl.

Ik heb Buyl één keer ontmoet. In 2001, toen het Raamtheater een van zijn heroïsche gevechten met de beoordelingscommissie uitvocht, verscheen hij op de persconferentie waar het programma werd voorgesteld. Hij sprak geen woord. Mompelde een bedankje toenik hem water inschonk. Maar zijn aanwezigheid was een geweldige steun voor het gezelschap. Hij zou dat seizoen een paar keer Visiting Mr. Green spelen. Wegens het succes bleef die productie drie jaar op de affiche. Meer dan 100 voorstellingen en tienduizenden mensen in de zaal. Zo simpel kan goed publiekstheater zijn. Hopelijk is die droom vorige week niet samen met Nand Buyl gestorven.

door Karl van den Broeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content