In het Franse Guise bouwde Jean-Baptiste Godin, midden vorige eeuw, zijn socialistische droom in baksteen. Een bezoek aan Utopia.

In de film ?Daens? van Stijn Coninx wordt de erbarmelijke toestand geschetst van de arbeiders in de negentiende eeuw, de miserie van het afgestompte en uitgebuite stedelijke proletariaat in de periode van de eerste Industriële Revolutie. Een schrijnend beeld van de huisvesting van deze have-nots zoals wij die kennen uit de boeken van Louis Paul Boon : smerige steegjes en beluiken, grauwe, eentonige en primitieve behuizingen, broeinesten van epidemieën en van sociale en politieke onrust.

Pas in 1889 kwam in België de eerste wet tot stand in verband met de volkshuisvesting. De overheid verklaarde zich bereid ?ertoe bij te dragen dat ook de minvermogenden een eigen woning zouden kunnen verwerven.? In 1919 werd de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting opgericht, in 1935 de Nationale Landmaatschappij.

Toch waren er in de negentiende eeuw al werkgevers die voor ?hun? arbeiders betere, menswaardige woningen bouwden. De Fransman Henri De Gorge, bijvoorbeeld, legde in 1820 rond de steenkoolmijnen van Le Grand Hornu in de Waalse Borinage, vlakbij Bergen een cité aan met ruime, praktisch ingerichte woonhuizen, een gemeenschappelijk badhuis, school, winkel, apotheek, ziekenhuis en gemeenschapszaal voor zo’n vijftienhonderd mijnwerkers. In La Louvière, ook al in het Zwarte Land, verrezen even later de mijnwerkershuizen van Bois-du-Luc. En in Frankrijk, waar de eerste Industriële Revolutie bijna een eeuw na die van Engeland en België op gang kwam, bouwde Jean-Baptiste André Godin, ?utopisch socialist? en selfmade-industrieel van nederige komaf, tussen 1859 en 1882 een uniek wooncomplex : Le Familistère in het Noord-Franse Guise, een grauw en slaperig provinciestadje op een boogscheut van de Frans-Belgische grens.

Een ?sociaal experiment? uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Een monument ook letterlijk van maatschappelijke vooruitstrevendheid dat pas in 1991 als zodanig door de Franse overheid is erkend. Een werkelijk in heel de wereld uniek voorbeeld van wat de tegenstanders en dat waren er velen ?kapitalistisch paternalisme? noemden.

EEN KACHELFABRIEK IN LAKEN

Jean-Baptiste André Godin is de zoon van een slotenmaker. Hij loopt school tot zijn elfde en leert het vak van zijn vader. Samen met zijn neef Jacques Moret zwerft hij, zoals in die tijd gebruikelijk is, als achttienjarige ?gezel? door heel Frankrijk om zich voort te bekwamen. Gedurende die twee jaren van moeizaam bestaan, op het randje van de armoede, maakt Godin kennis met de dagelijkse ruwe werkelijkheid van een stedelijk proletariaat in opkomst. Die kennismaking zal beslissend zijn voor de ontwikkeling van zijn sociale ingesteldheid en voor de richting die hij later zal inslaan.

?… Ik zei bij mezelf : als ik er ooit in slaag mij boven de werkmansstand te verheffen, dan zal ik de middelen zoeken om het leven van de arbeider draaglijker te maken en een einde te maken aan zijn vernedering.?

In 1840 hij is dan amper drieëntwintig jaar oud bouwt Godin zijn eerste fabriek in zijn geboortedorp Esquéheries. Hij produceert er kachels en andere verwarmingstoestellen. De fabriek is algauw te klein en in 1846 trekt hij met zijn dertig arbeiders naar het stadje Guise : een verkeersknooppunt, goede uitbreidingsmogelijkheden, een grote reserve van landarbeiders, die weliswaar omgeschoold moeten worden, maar ook minder veeleisend zijn dan hun collega’s in de grote stad.

De vindingrijkheid van Godin en zijn vakmanschap als metaalbewerker zorgen ervoor dat niet alleen de winst maar ook de werkgelegenheid snel groeit : driehonderd arbeiders in 1857, zevenhonderd in 1861, bijna tweeduizend in 1880. Godin en dus niet de Amerikaanse autofabrikant Henry Ford is de uitvinder van het werk aan de lopende band. Hij is ook de eerste die gietijzer voor een belangrijk deel vervangt door plaatstaal. En hij houdt niet alleen een financiële maar ook een sociale boekhouding bij.

Godin heeft intussen veel vrienden in socialistische kringen en ondervindt dan ook grote politieke moeilijkheden na de ?linkse? revolutie van 1848 die leidt naar de reactionaire Tweede Republiek en de opkomst van de latere keizer Napoleon III. Er worden nogal wat huiszoekingen verricht bij Godin en het scheelt niet veel of hij wordt zoals vele anderen verbannen. Op dat ogenblik rijpt bij hem het plan zich in België te vestigen : in 1853 bouwt hij een tweede fabriek in Laken. Die Belgische fabriek zal blijven bestaan tot 1952. (In Laken werden onder meer de bekende kolomkachels vervaardigd, die destijds staminees, Maisons du Peuple, parochiehuizen, toneelzalen, kerken en scholen verwarmden en waarvan de laatste nog maar enkele tientallen jaren geleden verdwenen zijn.)

Na de revolutie van 1848 worden de inzichten van Godin vooral beïnvloed door de filosofie van Charles Fourier (1772-1937), de theoreticus van het associationisme, een utopisch socialisme dat zijn heil zoekt in een soort maatschappij, waarin producenten en verbruikers samenwerken.

Godin droomt van arbeids- en leefgemeenschappen, waarin broederschap, vrede en rechtvaardigheid in de plaats komen van uitbuiting en vernietiging. Hij steunt de initiatieven van Victor Considerant, die in 1854 in Texas met een paar honderd mensen zo’n gemeenschap probeert uit te bouwen en daar jammerlijk in mislukt. Het kost Godin een derde van zijn fortuin met als gevolg dat hij voortaan minder geloof hecht aan de theorieën van Fourier.

GEEN KLASSENSTRIJD MAAR ASSOCIATIE

Godin besluit zélf zijn ideeën in praktijk om te zetten. Die ideeën vormen een synthese van de theorieën van Fourier, van Saint-Simon, van de Brit Robert Owen en van de aanhangers van het 48-urige werkweek. Godin gelooft in de beginselen van broederschap en plicht, en zijn voluntaristische filosofie is doordrongen van religieus gevoel. Geen klassenstrijd maar associatie.

In 1859 begint Godin met de bouw van een ?sociaal paleis? in Guise : enige honderden woningen voor zijn personeel, zodanig opgevat dat ze op dat ogenblik de tweede helft van de negentiende eeuw toen de Industriële Revolutie in Frankrijk volop op gang begon te komen inzake comfort, hygiëne en veiligheid werkelijk revolutionair zijn.

Om solidariteit en broederschap onder de bewoners te stimuleren, komen er gemakkelijke onderlinge verbindingen. De vier verdiepingen hoge woonblokken met naar beneden toe steeds grotere ramen (hoe hoger gelegen, hoe méér licht een venster opvangt) zijn in een rechthoek gebouwd. Rondom het aldus ontstane binnenplein zijn galerijen opgetrokken die toegang geven tot de appartementen. De galerijen zijn in de vier hoeken toegankelijk via halfronde brede trappen. Die hebben het voordeel dat de treden aan de binnenkant korter zijn, wat het naar boven en naar beneden gaan voor de kinderen vergemakkelijkt. Aan de buitenkant bieden de bredere treden meer gemak aan ouderen. Op elke verdieping zijn er in het trappenhuis toiletten en wasplaatsen.

Elke woning heeft ramen aan de galerijkant en aan de buitenkant. Hoge, brede vensters die veel licht brengen in de ruime kamers. Die kamers, met geplavuisde vloeren, beschikken over veel opbergruimte, gaslicht en schoorstenen. Ze kunnen desgewenst vergroot worden door het aanbrengen van deuropeningen in de tussenmuren. De gezinnen groeien immers. En bij Godin is alles op het gezin gericht. Vandaar ook de naam ?Familistère?, terwijl Fourier voor zijn productie- en verbruikerscoöperaties de naam ?Phalanstère? had bedacht.

In de Familistère wonen de jonge gezinnen boven en de oudere op de lagere verdiepingen. De ijzeren hekken rond de brede galerijen zijn hoog, de spijlen staan dicht bij elkaar, en dus kunnen de kinderen er veilig spelen. Dat kunnen ze ook op de binnenpleinen, die overkoepeld zijn met in houten gebintes gevat gekleurd glas. De vloer bestaat uit een kleurig mozaïek en er is een ondergrondse luchtverversing die vanaf de buitenzijde, via een buizenstelsel onder het gebouw door, voor frisse lucht zorgt die langs het glazen dak wordt afgevoerd. De kelders dienen ook weer als bergplaats, als kolenhok en als depot voor winkelwaar.

ONDERNEMINGSRAAD AVANT LA LETTRE

Er worden eerst drie van die enorme bakstenen gebouwen opgetrokken in een opgehoogde bocht van de Oise, vlakbij de kachelfabriek. Het grondplan krijgt het patroon van het beroemde paleis van Versailles : het betreft hier immers Le Palais Social ! Later komt er nog een vierde bij, le Familistère de Cambrai, omdat de Godin-fabrieken nog steeds uitbreiding nemen en werkvolk aantrekken ?van den buiten?. Omdat die vers van het land geplukte werknemers de openlucht gewend zijn, wordt in de Cambrai het binnenplein niet overkoepeld en wordt de grond er ingezaaid met gras en bloemen.

Naast de woningen komen les économats : gebouwen met goedkope winkels (slager, bakker, kruidenier, textielhandel, ijzerwinkel, slijterij, brandstoffenhandel, etcetera) waar evenwel geen koopverplichting geldt, een gemeenschappelijke keuken (maar iedereen heeft de mogelijkheid thuis te koken), een wasserij en een zwembad (met een beweegbare bodem zodat de diepte kan geregeld worden volgens de leeftijd van de gebruikers). Voorts zijn er een ?nourricerie? en een ?pouponnat? (opvang voor respectievelijk zuigelingen en kleine kinderen), een theater (met zeshonderd zitplaatsen), een café-billard-ontmoetingscentrum met beperkt alcoholverbruik, een restaurant, scholen en een bibliotheek, een lusttuin, een muziekkiosk, enzovoort. Rondom het geheel komen er volkstuintjes. De scholen zijn gemengd o, gruwel ! en gratis, en vanaf hun geboorte tot hun veertiende jaar worden de kinderen volledig ten laste genomen door de Familistère.

In 1883 zijn de gebouwen van dit indrukwekkende en originele architecturale geheel klaar : bijna tweeduizend mensen vinden een onderkomen in de 465 woningen. Maar Godin ontplooit nog andere sociale activiteiten. Hij knobbelt ook een systeem uit om de arbeiders mee te laten delen in de winst van zijn kachelfabriek en hij doet zelfs pogingen om hen bij het beheer van het bedrijf te betrekken. Een soort ondernemingsraad avant la lettre.

Godin was ook de man die een volledig stelsel van mutualiteiten (hulpkassen voor ziekte, ouderdom en arbeidsongevallen) in het leven riep een halve eeuw voordat zoiets in België tot stand kwam en zeventig jaar vóór de algemene sociale verzekering in Frankrijk. Zijn opvattingen over onderwijs waren baanbrekend, al kreeg hij vooral van de clerus veel kritiek omdat zijn scholen gemengd waren. Hij steunde de oprichting van ontspannings- en culturele verenigingen bij het personeel van zijn fabriek, en voor de bewoners van het Sociaal Paleis stichtte hij een verbruikerscoöperatie die de plaatselijke middenstand tot wanhoop dreef.

In een van zijn vele boeken hij schreef er zo’n achttal, plus talrijke brochures klaagt Godin de ?slavernij? van de vrouw aan. En hij trekt alle registers open : ?De waarheid is dat de vrouw is voorbeschikt te genieten van dezelfde rechten als die van de man en dat het maatschappelijke leven onvolmaakt en onvoltooid is zolang de vrouw, net zoals de man, niet wettelijk kan beschikken over haar lichaam en haar vrije wil. Tot het zover komt, zullen vele mannen, die niet snappen dat er iets bestaat dat beter is dan de huidige stand van zaken, beweren dat het toekennen van méér burgerlijke en politieke rechten aan de vrouw die volgens hen de heilige opdracht heeft de kinderen te verzorgen, hen op te voeden en te onderrichten, er te zijn om aan de wensen en verlangens van haar echtgenoot te voldoen zou betekenen dat zij afgehouden zou worden van haar natuurlijke functies. Aldus blijft de vrouw als we die mannen willen geloven veroordeeld tot dienstbaarheid aan haar gezin, zoals de proletariër slaaf moet blijven van zijn behoeften, nadat hij eerst slaaf is geweest van zijn meester. De feiten zullen blijven protesteren tegen dit ontkennen van de wetten van het leven en van de waarheid, tot er voldoende licht zal zijn om alle ogen te openen.? (Uit ?Le Gouvernement, ce qu’il a été, ce qu’il doit être et le vrai socialisme en action?, een turf van 550 pagina’s, gepubliceerd in 1883.)

In 1880 dient Godin de statuten in van de coöperatieve werkliedenproductievereniging van de kachelfabriek, waarbij het eigenaarschap van deze ?kapitalistische? onderneming geleidelijk in handen komt van het personeel. Deze Association Coopérative du Capital et du Travail zal bijna negentig jaar blijven bestaan, ondanks twee wereldoorlogen, ondanks alle vernielingen en economische rampspoed. Pas rond 1960 komt de fabriek in moeilijkheden als gevolg van de opening van de Europese markt. Dat zal wel iets met de ironie van de geschiedenis te maken hebben. Want in 1883 al had Godin die in 1888 zou overlijden in zijn boek ?Le Gouvernement? gepleit voor de ?Verenigde Staten van Europa?, met open grenzen.

In 1968 wordt de Godinfabriek in Guise overgenomen door Le Creuset en in 1988 door Les Cheminées Philippe. Ze telt nu nog zo’n driehonderd werknemers. De nu wat uitgewoonde appartementen van Le Familistère-Palais Social zijn overgegaan in de handen van particulieren, en veel eigenaars bewonen zelf hun al dan niet vergrote appartement.

H. Jos Wieërs

Guise (spreek uit : Gwieze) ligt zowat 140 km van Brussel (via Bergen) op de weg Valenciennes-Laon.De Association Pour la Fondation Godin, (Monsieur P. Prothon), 265, Familistère Aile Droite, F-02120 Guise (tel. 00-33-323.61.35.36) organiseert geleide groepsbezoeken, evenals L’Office du Tourisme, 2, rue Chantraine, F-02120 Guise (tel. 00-33-323.60.45.71). Voor individuele bezoeken : tel. 00-33-323.60.47.64.

Jean-Baptiste André Godin (1817 – 1888) : De proletariër blijft de slaaf van zijn behoeften, nadat hij eerst de slaaf is geweest van zijn meester.

Het linkerdeel van het Palais Social du Familistère, zoals afgebeeld in Godins Solutions Sociales (1871).

Feest van de arbeid op het binnenplein van het centrale Familistèregebouw (gravure uit 1867).

Onderwijs was belangrijk voor een utopisch socialist. En met de slavernij van de vrouw moest het ook maar eens afgelopen zijn.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content