De Duitse filosoof en socioloog Jürgen Habermas sprak in Tilburg over de plaats van religie in ‘de postseculiere samenleving’, zoals hij dat noemt. ‘Religie heeft haar publieke betekenis niet verloren. De secularisering was een eenzijdig westers ideaal.’

Al bijna vijftig jaar pleit Jürgen Habermas (79) voor een publieke opinie die zich over maatschappelijke vraagstukken uitspreekt, waarbij het debat niet wordt overgelaten aan deskundigen en politici. Maar die publieke opinie moet volgens hem ‘goed geïnformeerd’ en weloverwogen zijn.

Het viel te verwachten dat iemand in de universiteitsaula in Tilburg aan de oude filosoof de vraag zou stellen: ‘Wat denkt u van het gedoe rond de anti-islamfilm van Geert Wilders?’ Habermas benadrukte dat vrijheid van meningsuiting een hoog goed is, maar dat Wilders met zijn film te ver gaat door bewust de provocatie op te zoeken. ‘Het heeft alleen maar zin om te provoceren als er geen andere middelen zijn om de discussie over een belangrijk maatschappelijk thema aan te zwengelen’, aldus Habermas. ‘Hier in Nederland is er geen behoefte aan dit soort provocatie. De discussie over de islam staat in dit land, mede door de dood van Theo van Gogh, al uitgebreid op de politieke en maatschappelijke agenda. Het is geen onderwerp meer dat dringend onder de aandacht moet worden gebracht. Provoceren heeft alleen zin als men precies kan aanduiden waarom de noodzaak van de provocatie zo hoog is. Ik heb Wilders niets in die zin horen formuleren.’

‘RELIGIE IS NIET PRIVé’

Habermas is de laatste nog levende vertegenwoordiger van de zogenaamde Frankfurter Schule. Hij staat niet bepaald bekend als een toegankelijke denker. Zijn ruim 1100 pagina’s tellende standaardwerk Theorie des kommunikativen Handelns verwierf daarom de bijnaam ‘het blauwe monster’. Toch geniet hij wereldwijd een enorme faam. De Nexus-lezing in Tilburg, met meer dan 1000 bezoekers, was weken van tevoren uitverkocht.

De maatschappij en de samenlevingstheorieën kritisch doorlichten door er innerlijke tegenstrijdigheden in bloot te leggen, dat was de bedoeling van de Frankfurter Schule. En dat doet Habermas na al die jaren nog altijd. Hij zag in de jaren zestig de samenleving bedreigd door technocratische ontwikkelingen, en pleitte toen voor een kritische wisselwerking tussen wetenschap en politiek.

De jongste jaren pleit Habermas voor een betere wisselwerking tussen religie en politiek. De moderne samenlevingen noemt hij ‘postseculier’, waarmee hij verwijst naar een bewustzijnsverandering. ‘In postseculiere samenlevingen weet de religie haar publieke betekenis te handhaven. De secularistische overtuiging dat religie door een versnelde modernisering zou verdwijnen, verliest terrein.’ Het begrip ‘postsecularisme’ kwam een aantal jaren geleden opzetten. Het wordt gebezigd om aan te duiden dat religie weer helemaal is teruggekeerd in het publieke domein en de sociale wetenschappen. In deze wereld kan religie niet opgesloten blijven in de privésfeer. ‘De door de media gekleurde waarneming van de wereldwijde conflicten, die vaak als religieuze tegenstellingen worden gepresenteerd, veranderen het publieke bewustzijn’, zegt Habermas. ‘Het besef dat men in een seculiere maatschappij leeft, gaat niet langer gepaard met de zekerheid dat de voortschrijdende culturele en maatschappelijke modernisering ten koste gaat van de publieke en persoonlijke betekenis van religie.’

Ook in het politieke leven van seculiere maatschappijen nemen de geloofsgemeenschappen in toenemende mate de rol van interpretatiegemeenschappen over, zegt Habermas. ‘Geloofsgemeenschappen oefenen invloed uit op de openbare meningsvorming. Onze wereldbeschouwelijke pluralistische samenlevingen vormen voor dergelijke interventies een gevoelige klankbodem.’ Habermas verwijst daarbij naar de strijd voor de legalisering van abortus en euthanasie. ‘De argumenten die in die kwesties over en weer worden gehanteerd, zijn zo onoverzichtelijk dat allerminst van tevoren vaststaat welke partij zich op de juiste morele inzichten kan beroepen.’

De arbeids- en asielimmigratie, vooral uit landen met traditionele culturen, ziet hij als een bijkomende factor die het bewustzijn van bevolkingen verandert. ‘Sinds de zestiende eeuw moest Europa met confessionele splitsingen binnen de eigen cultuur leren omgaan. In het verlengde van de immigratie verbinden de scherpere tegenstellingen tussen de verschillende religies zich met de uitdaging van een pluralisme van levenswijzen. En die gaat verder dan een pluralisme van geloofsovertuigingen.’

‘UITSLUITEN IS NIET NEUTRAAL’

Habermas vraagt zich af hoe we ons als burgers van een postseculiere maatschappij moeten opstellen, en wat we van elkaar kunnen verwachten. Daarbij haalt hij scherp uit naar het begrip ’tolerantie’ van de multiculturalisten. Tolerantie, zo bepleit hij, is niet alleen een kwestie van wetten toepassen. Ze moet ook in het dagelijkse leven een praktische uitoefening kennen. ‘Tolerantie houdt in dat mensen met een verschillend geloof of zonder geloof elkaar overtuigingen toestaan die ze zelf afwijzen. Die erkenning mag niet worden verward met de waardering van de andere cultuur en levenswijze. Erkenning heeft te maken met het besef dat men deel uitmaakt van een inclusieve gemeenschap van gelijkgerechtigde burgers, waarin de een tegenover de ander rekenschap moet afleggen van zijn politieke uitspraken en handelingen.’

De filosoof noemt het een verdienste van de secularisten dat ze blijven hameren op een geleidelijke maatschappelijke integratie van alle burgers. Hij haalt er de geschiedenis bij. Het heeft tot het tweede Vaticaans concilie in 1965 geduurd vooraleer de katholieke Kerk zich voor liberalisme en democratie uitsprak. ‘Dat pijnlijke leerproces moet de islam nog doormaken. Ook in de islamitische wereld groeit het besef dat tegenwoordig een historisch-hermeneutische interpretatie van de Koran geboden is. De discussie over een gewenste Euro-islam maakt ons er opnieuw van bewust dat het uiteindelijk de religieuze gemeenschappen zijn die er zelf over zullen moeten beslissen of ze in een hervormd geloof het “ware geloof” kunnen herkennen. De herbezinning van het religieuze geloof kan niet voorgeschreven, politiek gestuurd of wettelijk afgedwongen worden.’ Maar niet alleen de religies moeten dat leerproces doormaken, benadrukt Habermas. Ook het secularisme moet er zich aan onderwerpen. ‘We mogen de neutraliteit van de staatsmacht niet verwisselen met het buitensluiten van religieuze uitingen uit de politieke openbaarheid.’

Habermas vindt dat een ‘liberale opstelling’ wenselijk is. ‘Mensen die hun morele overtuiging niet in een profaan en sacraal deel willen opsplitsen, moeten ook in een religieuze taal aan de politieke meningsvorming kunnen deelnemen.’ De democratische staat mag zijn meerstemmigheid niet laten afbouwen, omdat hij dan wel eens beroofd zou kunnen worden van de hulpbronnen die mensen zin en identiteit verlenen. ‘Seculiere burgers die hun medeburgers zouden benaderen vanuit de gedachte dat ze op grond van hun religieuze gezindheid niet serieus kunnen worden genomen als moderne tijdgenoten, zouden op die manier afglijden naar het niveau van een loutere modus vivendi. En daarmee is de basis weggeslagen van een gemeenschappelijk staatsburgerschap.’

Een verlicht samenleven, zo besloot Habermas in Tilburg, is alleen mogelijk als iedereen zich verplicht tot een interpretatie van de verhouding tussen geloof en kennis en zelfbespiegeling.

IN JULI KOMT NUMMER 50 VAN HET TIJDSCHRIFT NEXUS UIT, MET DAARIN DE TEKST VAN DE LEZING VAN JüRGEN HABERMAS.

door Anna Luyten

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content