Deze week verschijnt het nieuwe boek van James Meek, de duizendpoot die journalistiek en fictie moeiteloos combineert.

INFO : James Meek, ‘Uit liefde van het volk’, De Arbeiderspers, Antwerpen/Amsterdam, 336 blz., euro 18,95. Meek is op 2 oktober te gast op Het Andere Boek.

‘Schots surrealisme’, zo schreven besprekers enthousiast over de kortverhalen van James Meek. Ook over zijn nieuwe roman Uit liefde van het volk zijn de recensies zo lovend dat je wantrouwig begint te lezen. Maar dat wantrouwen duurt niet lang.

Ook dit verhaal is gebaseerd op historische feiten, hoe waanzinnig die ook lijken: er bestond in het tsaristische Rusland inderdaad een sekte van castraten die alles met elkaar deelden en alle geweld afzwoeren; in de Eerste Wereldoorlog dwaalden in het uitgestrekte Rusland inderdaad buitenlandse troepen rond, vaak restanten van het keizerlijke Oostenrijkse leger die op een of andere manier van de hoofdmacht afgesneden waren en zich, zo goed en kwaad als het kon, terugvochten naar hun eigen land; en het klopt dat gevangenen die uit de tsaristische gevangenkampen ontsnapten en dus wekenlang door Siberië moesten trekken, vaak een naïeve maat mee namen om hem onderweg op te eten. Een gebruik dat, naar verluidt, ook in de sovjettijden standhield.

Dat de feiten kloppen, is eigenlijk niet zo belangrijk. Want de roman vertelt zijn eigen waarheid over de revoluties, de mensen, de liefde.

Het verhaal begint in 1910, in een universiteitsstadje waar studenten de arbeiders proberen te overtuigen de revolutie te ontketenen. Goed lukt dat niet. De arbeiders proberen hen ‘verlegen mompelend’ weg te jagen. Ondertussen zwelgen liberale bourgeois in hun salons in revolutionaire ideeën. En wordt de jonge Samarin verliefd op de studente Katja die gelooft in anarchisme en bommen – en dus wordt opgepakt. Dat is één lijn van de plot.

Een tweede lijn begint negen jaar later in Siberië (‘Elk menselijk wezen is hier een exoot’). In een vergeten dorpje aan de spoorlijn bracht het lot (of de oorlog?) vreemde groepen samen. Jazyk is een dorp van ‘skoptsy’, vrijwillige castraten die geen privé-bezit kennen en hun eigen Utopia beleven. Maar in dat dorp zitten ook een honderdtal Tsjechische soldaten vast onder leiding van de aan cocaïne verslaafde kapitein Matula die daar een eigen koninkrijk wil stichten. Zijn soldaten willen maar één ding: terug naar Praag. Want vijf jaar oorlog is echt genoeg geweest vinden ze. Ze hebben, in de woorden van Matula, ‘voor de keizer van de Oostenrijkers tegen de keizer van de Russen gevochten. Voor de keizer van de Russen tegen de keizer van de Oostenrijkers. Voor de Witte terreur van de monarchisten tegen de Rode terreur van de bolsjewieken. Met de socialistisch revolutionairen en de kozakken tegen de kozakken en de socialistisch revolutionairen. Ik kan met trots zeggen dat we niet een keer onze idealen in gevaar hebben gebracht.’ Tenzij dan in Staraja Krepost, waar ze het halve dorp uitmoordden. En dat is dan de reden dat er vlak bij het dorp een bataljon rode soldaten ligt dat maanden geleden het bevel kreeg alle Tsjechen dood te schieten.

Klassiek

De derde lijn is de vreemdste. Hoofdfiguur is Samarin, een slimme jongen, die enkel beschreven wordt door de ogen van anderen. Hij verbindt de verschillende lijnen van de roman die samenlopen in Jazyk, waar een castraat en diens ex-vrouw, een Tsjechische officier van joodse afkomst en Samarin elkaar ontmoeten.

Het is een intrigerende roman, uiterst ingenieus opgebouwd. Elk hoofdstuk heeft zijn eigen vertelpersonage. Die vertellen hun verhaal – gruwelijk, filosofisch of uitermate geestig – en worden als Russische poppetjes uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet. En elk verhaal blijkt, naarmate de roman vordert, een stukje van de puzzel. Terwijl, griezelig, elke menselijke impuls verkeerd afloopt. Alsof de revolutie niet alleen haar kinderen, maar ook elk fatsoen opvreet. ‘De tien geboden waren wel het laatste dat je in de wildernis nodig had. Die kwamen later wel.’

Meek kent duidelijk zijn klassiekers – Leo Tolstoj, Ivan Gontsjarov, Charles Dickens, William Shakespeare, zelfs Joseph Conrad – maar vervalt nooit in een pastiche. Integendeel: op vele momenten lijkt deze historische roman zich vandaag af te spelen. ‘Vroeger, in 1918, waren de Roden mensen die in het bezit waren van een Idee. Nu bezat het Idee mensen en pantsertreinen en land.’ En ‘de Roden hebben iets van een god, snap je wel. En net als een god wil het Idee zo nu en dan een offer.’

En dat offer komt. Het dorp wordt ingenomen. ‘De dorpelingen hielden hun melkkudden verborgen. De landdrost en zijn vrouw werden als enig beschikbare vertegenwoordigers van de onderdrukkende klasse ten voorbeeld gesteld. Hun huis werd geconfisqueerd en zij werden eruitgezet. Hun dienstmeisje kreeg een rode armband en de taak om het gebouw in een cultuurcentrum te veranderen.’

Net als in een 19e eeuwse roman worden de goeden beloond en de slechten gestraft. Maar ook hier niet helemaal. De Tsjechen mogen dan wel naar huis, Samarin verdwijnt even geheimzinnig als hij in het verhaal is komen opduiken. Alsof hij de eeuwige revolutie is.

Misjoe Verleyen

De jonge Samarin wordt verliefd op de studente Katja die gelooft in anarchisme en bommen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content