Hubert van Humbeeck

Diep in de bergen gingen Amerikaanse commando’s op zoek naar de schuilplaats van Osama Bin Laden, de man die aan het hoofd staat van de organisatie die verantwoordelijk tekende voor de aanvallen van 11 september op de Verenigde Staten. Of ze hem daar vinden of niet: het karwei is niet af. Er mag immers worden aangenomen dat zal worden geprobeerd om een herhaling te voorkomen van wat er is gebeurd. Het is daarbij niet onbelangrijk om eraan te herinneren dat de hele Taliban zonder de hulp van Washington nooit zo’n vlucht had kunnen nemen _ zij het weliswaar een halve generatie geleden en politiek in een ander tijdperk. De Amerikanen kiezen wel vaker voor de verkeerde bondgenoten.

Het is merkwaardig, en toch niet. Anders dan bij de bommenraids op Servië en Irak was er dit keer weinig protest te horen. Toch was er ook nu sprake van nogal wat collateral damage _ wat wil zeggen dat burgerdoelen werden getroffen _, maar dat wekte duidelijk minder weerzin op dan toen Belgrado en Bagdad werden platgelegd. Er groeide blijkbaar een brede consensus dat voor de blinde terreur van 11 september geen verontschuldigingen gelden.

De indruk bestaat dat het soort van rauwe regimes, zoals dat van de Taliban met hun primaire opvatting van de islam, door de internationale gemeenschap nauwelijks nog wordt getolereerd. Medewerkers van hulporganisaties die worden opgesloten omdat ze zogenaamd het christendom verspreiden. Mannen die zonder onderscheid ten minste een vuistlange baard moeten dragen. Vrouwen die niet mogen studeren, niet mogen werken en zich niet mogen vertonen. Het verbod om muziek te laten klinken. Het opblazen van de reusachtige boeddhabeelden van Bamyan. En zo verder. Die dictatuur uit een voor ons onbegrijpelijke, bijna absurde, brutale onwetendheid. De vandaag alomtegenwoordige media hebben als het ware een soort van geweten geschapen dat zich daartegen verzet. De mondialisering maakt dat er geen plek op aarde meer is waar niet regelmatig een camera langskomt, die hard en precies registreert wat hij ziet.

Dat het klimaat is veranderd, bleek ook in het Belgische parlement. Een onderzoekscommissie maakte in het verslag van haar onderzoek naar de dood van Patrice Lumumba melding van de morele verantwoordelijkheid van zowel leden van de toenmalige regering als van de koning zelf. De manier waarop België toen, veertig jaar geleden, bij die zaak betrokken was, zou vandaag niet meer kunnen. Het staatsraison laat zich niet meer zo gemakkelijk tussen de plooien van de geschiedenis schuiven.

Volgens mensen die de denkoefening al hebben gemaakt, komt het er eigenlijk op neer dat de worsteling van de islam met de moderne staat, met een seculiere omgeving, in goede banen wordt geleid. De moskee moet aanvaarden dat enkele van haar belangrijke, traditionele rollen in de samenleving door de overheid worden overgenomen. Denk aan de opvoeding van de kinderen of de organisatie van het economische leven. Dat is niet vanzelfsprekend, want het is ook een kwestie van status en invloed.

Anderzijds moet de moderne staat eerst legitimiteit verwerven voor hij wordt aanvaard. Het antwoord op de vraag aan gelovige moslims waarom fanatici zoals Osama Bin Laden of de ayatollah Khomeiny populair zijn, is vaak verbijsterend eenvoudig: omdat ze leven of leefden zoals gewone mensen. En dus in schril contrast met de oogverblindende rijkdom van, bijvoorbeeld, het Saudische koningshuis of andere emirs. De doorsneemoslim heeft het blijkbaar niet zo begrepen op corrupte leiders. In die zin tenminste verschilt hij nauwelijks van mensen elders in de wereld.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content