Volgens de wet mag een asielzoeker hooguit vijf maanden opgesloten worden. In de praktijk wordt er met die termijn geen rekening gehouden.

Nancy Ntumba is een Congolese van 23 jaar. Sinds 14 februari 1999 zit ze opgesloten. Niet vanwege een misdrijf maar bij gebrek aan verblijfsdocumenten nadat haar asielaanvaag geweigerd werd. Negen maanden dus, terwijl de wettelijk voorziene maximumtermijn voor vasthouding van illegale vreemdelingen vijf maanden bedraagt. Nancy kreeg het voorstel terug te keren naar Zuid-Afrika, het land langs waar ze naar België kwam. Ze weigerde al vijf keer en blijft dus opgesloten.

“Mijn eindbestemming was het Verenigd Koninkrijk. Maar ik werd tegengehouden in Brussel. Ze lieten mij de keuze: ofwel terug naar Zuid-Afrika ofwel asiel aanvragen. Ik vroeg asiel aan.”

Nancy Ntumba begrijpt niet waarom de wet niet wordt nageleefd. Het isolement van de buitenwereld weegt zwaar. Soms krijgt ze haar krant niet en haar radio blijft veilig opgeborgen in haar bagage waar ze niet bij kan. Opstandigheid wordt afgekoeld in de isoleercel.

De Vreemdelingenwet staat toe vreemdelingen op te sluiten met het oog op hun verwijdering van het Belgisch grondgebied. Toen de wet-Vande Lanotte in 1997 een onbeperkte opsluitingsduur invoerde kwam hiertegen protest van enkele vrouwelijke CVP-senatoren en de groenen. Onder parlementaire druk zou de onbeperkte detentieduur op 1 januari 1998 automatisch herleid worden tot acht maanden. Na het kritische senaatsverslag over het asielbeleid van juni 1998 werd de termijn nog verkort. Vanaf juni 1999 zou men maximum vijf maanden mogen vastzitten.

De dood van Sémira Adamu en de staking van de Sabena-piloten veroorzaakten een stagnatie in de gedwongen terugleidingen. Geweld werd geschuwd en chauffeurs keerden onverrichterzake met hun vrachtje terug naar gesloten centra. In de maanden juli en augustus 1999 waren er 250 mislukkingen op een totaal aantal van bijna 300 pogingen. In augustus 1999 wees een onderzoek van het Overlegcentrum voor Integratie Vluchtelingen (OCIV) en Amnesty International uit dat veertig uitgeprocedeerde asielzoekers langer dan vijf maanden vastzaten in gesloten centra en gevangenissen. Alhoewel één van de criteria om detentie te kunnen verantwoorden – het verwijderbaar zijn binnen een redelijke termijn -, niet meer vervuld werd, duurde de detentie voort.

Tussen de dienst Vreemdelingenzaken en halsstarrige weigeraars ontstond een ware veldslag. Pieter De Gryse (OCIV): “De dienst Vreemdelingenzaken houdt een krachtmeting met een steeds groter wordende groep asielzoekers die weigeren mee te werken aan hun uitwijzing. Het is duidelijk dat de overheidsdienst de wet met een aantal juridische spitsvondigheden omzeilt. De detentieduur wordt de facto onbeperkt gemaakt. Toen de groenen in het voorjaar ’99 een amendement indienden om duidelijk te stellen dat de vijf maanden een absolute maximumgrens zijn, werd dit weggestemd door de toenmalige SP-CVP meerderheid. Het achterpoortje bleef op een kier staan. Ondertussen is men in een impasse verzeild geraakt.”

Nancy Ntumba heeft het geweten. Al acht keer verscheen ze voor de rechtbank om haar vasthouding aan te vechten. Uiteindelijk beval de rechter tot twee keer toe de vrijlating. Het Openbaar Ministerie legde zich hier niet bij neer en ging telkens in beroep bij het Hof van Cassatie. Toen Nancy zelf naar het Hof van Cassatie trok na een beslissing van de dienst Vreemdelingenzaken werd haar beroep zonder voorwerp verklaard. De dienst Vreemdelingenzaken had vier dagen na het beroep gewoon een kersverse beslissing tot aanhouding uitgevaardigd. Terug naar nul, een waar sisyfusverhaal.

HET GEBRUIK VAN MENTAAL GEWELD

Rechters en ambtenaren vinden elkaar in de interpretatie van de wet. Elk verzet bij terugleiding verantwoordt een nieuw vasthoudingsbevel. De al uitgezeten termijn van dat moment wordt gewoon met een spons uitgeveegd.

Toch heerst er verdeeldheid binnen het gerechtelijk landschap. De Brugse advocaat Wim De Gendt: “Het Hof van Cassatie trekt resoluut de kaart van de dienst Vreemdelingenzaken. Het Arbitragehof daarentegen vindt het feit dat een vreemdeling niet meewerkt aan zijn repatriëring, op zich geen reden voor een vrijheidsberoving. Opsluiten kan enkel met het oog op verwijdering. Twee hoven van België staan lijnrecht tegenover elkaar. Het gevolg is een versnippering bij de lagere rechtbanken. Alhoewel zij iets meer geneigd zijn het recht op vrijheid te laten doorwegen en dus het Arbitragehof te volgen, vind je een tegenovergestelde houding bij de beroepsinstanties. Elk bevel tot vrijlating wordt dus tenietgedaan omdat het Openbaar Ministerie systematisch in beroep gaat. Alleen het Hof voor de Rechten van de Mens lijkt nog uitkomst te kunnen bieden.”

Vreemdelingen moeten hun vrijlating bepleiten voor de Raadkamer en de beroepsinstantie, de Kamer van Inbeschuldigingstelling. Deze rechtbanken komen voornamelijk in aanraking met verdachten van strafrechtelijke misdrijven.

Het controleren van detentie onder de Vreemdelingenwet is een nieuwe materie die niet altijd met evenveel enthousiasme begroet wordt. Pieter De Gryse: “Raadkamers zagen hun werkterrein opeens uitgebreid met een materie die een andere instelling vereist. Zo moeten een aantal inhoudelijke criteria, zoals de mate waarin de verwijdering nog altijd mogelijk is, afgewogen worden. Dat is een zaak waarmee de Raadkamer weinig of geen ervaring heeft. Rechtbanken in de buurt van de gesloten centra werden plots geconfronteerd met een toename in de caseload zonder dat daar een versterking van het personeel tegenover stond.”

Resultaat is dat vonnissen weinig of niet gemotiveerd in de bus vallen. Of de cliënt wordt vrijgelaten of hij wordt niet vrijgelaten. Welke argumenten aan de grondslag van de beslissing liggen, daar heeft men het raden naar.

De Brugse advocate Sophie Isenbaert: “De wettigheidscontrole die de rechters zouden moeten uitvoeren, beperkt zich in de praktijk tot het kijken of betrokkene zich verzet heeft of niet. Wanneer je hogere rechtsprincipes zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens of de grondwet aanhaalt, wordt er niet gereageerd. Probeer dan maar eens aan jouw cliënt uit te leggen waarom hij niet vrijgelaten wordt. De wet komt misschien niet tegemoet aan een aantal praktische problemen waarmee de dienst Vreemdelingenzaken zich geconfronteerd ziet. Maar dit mag nog geen aanleiding zijn om een duidelijk omschreven wet naast zich neer te leggen.”

“Mensen vasthouden opdat ze niet in de clandestiniteit verdwijnen wanneer je goede kansen hebt om hen te verwijderen lijkt me gerechtvaardigd”, vindt ook Wim De Gendt. “Maar hier zitten we in een schemerzone. Detentie wordt niet alleen gebruikt om ze terug te sturen, maar als instrument om mensen te ontmoedigen opdat ze uit zichzelf het vliegtuig opstappen. Het gebruik van fysiek geweld werd na de dood van Sémira Adamu omgevormd tot mentaal geweld. Ik vind dat we moreel gezien eens moeten ophouden met de mensen te verwijten dat ze niet willen terugkeren. Mocht ik in een land geboren worden, waar ikzelf noch mijn kinderen een toekomst hebben, dan vertrek ik toch ook? Toch is het net de drang een beter leven te willen opbouwen die vreemdelingen verweten wordt.

Rechters in de Raadkamers en de Kamers van Inbeschuldigingstelling zijn beroepshalve gewoon te denken in termen van strafbaarheid, onrechtmatige gedrag et cetera. Maar hier gaat het om compleet wat anders. Kan men de verantwoordelijkheid voor de onbedwingbaarheid van de drang tot een beter leven bij de persoon zelf leggen?”

BRUSSEL-MOSKOU EN TERUG

Met de rechtsbescherming van vreemdelingen is het vaak droevig gesteld omdat zij meestal een beroep moeten doen op pro-Deoadvocaten. Pieter De Gryse: “Sommige advocaten weten zelf niet of hun cliënt nog vast zit of niet. De overbrenging van een gesloten centrum in Brussel naar Brugge doet heel wat pro-Deoadvocaten afhaken vanwege de verplaatsing. Zaken worden doorgeschoven van pro-Deoadvocaat naar pro-Deoadvocaat, die niet vertrouwd is met de materie. Verder geraken ze snel ontmoedigd doordat ze zo machteloos staan tegenover de praktijken van de overheidsdiensten. Bovendien moeten ze constateren dat deze praktijken door de rechtbank gelegitimeerd worden.”

Die praktijken van de dienst Vreemdelingenzaken gaan soms tergend ver. Wim De Gendt: “De aanhouding van een cliënte werd na zes maanden opnieuw verlengd omdat ze naar Zaventem was gebracht en niet wilde vertrekken. Ik kon echter zwart op wit aantonen dat ze nooit op de luchthaven geweest was. Tussen het neerleggen van mijn verzoekschrift en de behandeling van de zaak werd ze door de overheidsdienst opeens vrijgelaten. Zo werd op handige wijze een voor de overheid ‘vervelend’ vonnis en juridisch precedent vermeden.”

Ook advocate Sophie Isenbaert zag de detentie van een Sierraleoonse cliënt op een listige manier verlengd. “Mijn cliënt had zich akkoord verklaard om uiteindelijk naar Moskou te vertrekken. Hij was zijn maandenlange opsluiting beu en had zich voorgenomen een nieuw leven in Moskou te beginnen. Moskou zette hem echter gewoon terug op het vliegtuig, richting België. Alhoewel dit allemaal buiten zijn wil om gebeurde, werd de aanhouding verdergezet op basis van zijn zogenaamd verzet tegen de repatriëring.”

Een andere truc bestaat in het verschuiven van de rechtsgrond op grond van dewelke men aangehouden wordt. Wanneer iemand in een gesloten centrum amok maakt, kan de centrumbeheerder op eigen houtje beslissen tot overplaatsing naar een gevangenis.

Wim De Gendt: “Zo werd een bewoner vanuit Brugge overgebracht naar de gevangenis van Sint-Gillis. Bleek echter dat de jongen niets had mispeuterd maar zijn detentie verlengd zag omdat hij nu op het Belgisch grondgebied verbleef. Het gesloten centrum in Brugge is volgens een juridische fictie immers geen Belgisch grondgebied. Niet de centrumbeheerder, maar de dienst Vreemdelingenzaken had de overplaatsing gevraagd, waarschijnlijk omdat men de minster niet vond om tijdig een handtekening te plaatsen op een nieuw bevel tot vasthouding.”

SPECULEREN OP EEN VRIJLATING

Pascal Smet, adjunct-kabinetschef bij minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (PRL) kreeg recent het asiel- en migratiedossier naar zich toegeschoven. Binnen een task force zal hij de algemene beleidslijnen voor het globaal migratiebeleid van Duquesne proberen te realiseren. Wat de langdurige detentie betreft kreeg de dienst Vreemdelingenzaken al strikte instructies om het dossier na een feitelijke opsluiting van vijf maanden voor te leggen aan de minister.

Maar ook het nieuwe beleid houdt het achterpoortje open. Pascal Smet: “Er zal geoordeeld worden of een effectieve verwijdering nog mogelijk is. Uitzonderlijk kan het dus dat men langer dan vijf maanden opgesloten blijft. We kunnen niet toestaan dat mensen speculeren op een vrijlating na een bepaalde termijn. Temeer daar hun verzet tegen uitwijzing wordt ingefluisterd door sommige groeperingen.”

Hoewel er binnen de regering afgesproken is te werken aan de promotie van het vrijwillig vertrek, blijft het principe van de verwijdering, desnoods met dwang, de sluitsteen van het nieuwe migratiebeleid. Nog altijd blijft men zich blindstaren op strikte categorieën als daar zijn de Vluchtelingenconventie van Genève en nu, recent, de regularisatie. Voor een statuut dat personen, die een oorlogssituatie ontvluchten, regelt wordt de kaart doorgespeeld naar Europa.

Pascal Smet: “Vanaf het begin zal duidelijk gemaakt worden vertrekken het enige alternatief is wanneer asiel of regularisatie uitgesloten is. We hebben een moeilijke periode gekend na de dood van Sémira Adamu en de pilotenstaking, maar de gedwongen terugleidingen onder escorte zijn hernomen sedert begin november. In de toekomst willen we samen met Ontwikkelingssamenwerking, Maatschappelijke Integratie en het IOM (Internationale Organisatie voor Migratie) het vrijwillig vertrek verder uitwerken. Tegelijkertijd wordt binnen de centra de psychologische en sociale begeleiding met betrekking tot de terugkeer uitgebreid en verbeterd.”

DE AFRIKANEN VAN SABENA

Pirakalathan Thamelsevi maakt deel uit van die groep die moet vertrekken. Ze was zeventien jaar oud toen ze opgesloten werd. Zeven maanden en drie weken later is ze ondertussen meerderjarig geworden, maar zit ze nog altijd vast. Ze ontvluchtte de burgeroorlog in Sri Lanka waar Tamils en Singalezen als elf jaar bloedige strijd leveren met elkaar. Haar asielaanvraag werd afgewezen, maar de rechter beval haar vrijlating. Het Openbaar Ministerie tekende echter beroep aan.

“Ik huil elke dag. Ik ben moe. Waarom wil men mij terugsturen? Ik begrijp het niet. Vier maanden zat ik opgesloten in een militair kamp. Ik ga niet terug. Nooit.”

In zeven maanden en drie weken tijd heeft men haar drie keer proberen te verwijderen naar Italië. “Ik weigerde telkens. Wat moet ik in Italië gaan doen? Daar ben ik toch ook illegaal?”

De bestemming van de uitgewezene wordt bepaald door de Conventie van Chicago en niet door de nationaliteit. De conventie bepaalt dat de luchtvaartmaatschappij die de ontoelaatbare persoon gebracht heeft, moet zorgen voor zijn terugkeer met behulp van haar eigen veiligheidspersoneel.

Alleen de verwijdering van de Sabena-passagiers wordt dankzij een protocol verzekerd door de Belgische rijkswacht. Pascal Smet: “Wanneer de luchtvaartmaatschappij identificeerbaar is, betaalt zij de verblijfskosten en de terugkeer naar de luchthaven via dewelke men in Brussel aankwam. Als iemand tot een ander land kan toegelaten worden op een legale wijze, is het de verantwoordelijkheid van de betrokkene én van de luchtvaartmaatschappij om dit te realiseren. De dienst Vreemdelingenzaken wil hierbij helpen, maar in de praktijk is dit zeer moeilijk omdat landen hun medewerking weigeren.”

Tot nu toe is het vooral Sabena dat in de klappen deelt. En met Sabena de voornamelijk Afrikaanse passagiers. Meestal zijn ze op doorreis met gebrekkige documenten. Daardoor komen ze eerder terecht in de gesloten centra met het gevaar daar maanden door te brengen. Van de andere categorieën wordt tot op heden weinig werk gemaakt. In de maand september waren er 4700 nieuwe aanvragen, terwijl er in de gesloten centra en gevangenissen maar 700 beschikbare plaatsen zijn.

ONZEKER NA DE UITWIJZING

Hoewel deze centra nog niet voor de helft vol zitten kunnen de Oost-Europeanen – die 73 procent van de asielaanvragen vertegenwoordigen – op hun twee oren slapen. Het ontradingseffect van de gesloten centra glijdt van hen af als olie op water. Hierin schuilt volgens Pieter De Gryse een deel van de reden waarom sommigen zich hardnekkig verzetten tegen uitwijzing. “De meeste mensen die via Zaventem binnenkwamen en dus onmiddellijk opgesloten werden hebben gedurende de hele asielprocedure en daarna nooit een voet op Belgisch grondgebied gezet. De snelle behandeling van hun asielaanvraag wekt de indruk dat men hun verhaal niet ernstig neemt. Bovendien hebben ze minder mogelijkheden om zich voor te bereiden en bewijsmateriaal te verzamelen. Hieruit groeit ook een begrijpelijke weerstand tegen elke vorm van medewerking met diezelfde autoriteiten.”

Weerstand ontstaat ook uit het feit dat de uitgewezene in een zeer onzekere toestand komt na zijn uitwijzing. Proactief onderzoek in het land van bestemming gebeurt immers niet. Pieter De Gryse: “Los van de kwaliteit van de asielprocedure zijn er groepen die ook buiten de Vluchtelingenconventie bescherming zouden moeten krijgen. Maar tot op heden gebeurt daarvoor niets. Voor personen die burgeroorlogen en interne conflicten ontvluchten is het evident dat zij weigeren terug te keren, ook wanneer zij niet rechtstreeks naar hun land teruggestuurd worden, zoals bijvoorbeeld nu voor Sierra Leone gebeurt. Zo zit er in het gesloten centrum 127 bis meer dan negen maanden een Sierraleonees opgesloten. Hij was onderweg naar het Verenigd Koninkrijk en men wilde hem terugsturen naar Senegal. Hij weigerde. Uiteindelijk wilde men hem naar Malta sturen omdat dit het enige land was waarvoor hij geen inreisvisum nodig had. Men onderzoekt niet of de betrokkene in het derde land verblijfrecht heeft, een nieuwe asielaanvraag kan indienen of eventueel van daaruit naar zijn land van herkomst zal uitgewezen worden. Het is slechts nadat de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR bepaalde landen als no-go bestempelt, dat men zijn beleid aanpast, zij het soms met maanden vertraging. Ondertussen gaan de pogingen tot uitwijzing onverminderd voort.”

ZET DE GRENZEN DAN MAAR OPEN

De factor ‘eigen schuld’ predomineert ook in het nieuwe detentiebeleid. Zelfs wanneer aangetoond is dat de mythe van de psychologische druk door langdurige detentie niet werkt blijft men hieraan koppig vasthouden zonder naar alternatieven te zoeken. Statuten van bijkomende bescherming, los van de Conventie van Genève, zijn er nog niet. Oorlogsvluchtelingen en vluchtelingen van sociaal-economisch gedestabiliseerde landen komen nergens aan de bak.

Pascal Smet: “Je hebt verschillende gradaties in de drama’s van menselijke miserie en ingeslagen hoop. Maar in een rechtsstaat moet men duidelijk zijn. Wie in aanmerking komt voor asiel, moet dit krijgen. Wie in aanmerking komt voor regularisatie ook. Maar al de rest moet vertrekken. Het principe blijft vrijwillig vertrek. Maar wanneer dit niet gebeurt zal de overheid een vertrek met dwang organiseren. Als het louter van de wil van de mensen zou afhangen om hier toch te kunnen blijven, schaf dan asiel en regularisatie af en zet de grenzen open. Voor oorlogslanden en conflictlanden is er een referentielijst opgesteld op advies van de dienst Vreemdelingenzaken, Buitenlandse Zaken, het Commissariaat-Generaal voor Vluchtelingen en de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR. Daarop staan landen zoals Angola, Afghanistan en Sierra Leone. Ook al wordt de asielaanvraag van de persoon die de nationaliteit van één van die landen kan bewijzen afgewezen, dan nog zal hij op het grondgebied toegelaten worden. Het bevel om het grondgebied te verlaten zal verlengd worden zolang de toestand in het land ongewijzigd blijft.”

Voor al de anderen geldt de toepassing van een cascadesysteem in de terugleidingen. Pieter De Gryse: “Er is binnen de regering een akkoord gesloten dat een hiërarchie in de terugleidingen vastlegt. Allereerst zou de vrijwillige repatriëring in de echte zin van het woord een ernstige kans moeten krijgen. Mensen moeten worden ingelicht dat ze het land moeten verlaten en een aantal mogelijkheden moet worden geboden. Daarna pas zou men overgaan tot repatriëring tegen de wil van de betrokkene, met eventueel opsluiting en dan in de laatste fase repatriëring onder escorte. In de praktijk zien we heel duidelijk dat dit beleid op dit moment nog niet op het terrein wordt uitgevoerd. De repatriëring van de Slovaken is hiervan een goede illustratie. Men ging meteen naar stap drie: opsluiten. De stad Gent is hierop ondertussen teruggekomen en heeft een informatiesessie georganiseerd waarbij de mogelijkheden tot vrijwillige repatriëring werden uiteengezet, maar dus na de feiten.

Er is ooit de politieke beslissing genomen om gesloten centra op te richten als stok achter de deur. Maar dit is verworden tot een systeem dat zichzelf in stand houdt zonder dat men zich vragen stelt over de efficiëntie ervan. Men kan die centra niet laten leegstaan. Dus men zal een aantal categorieën automatisch opsluiten zoals de mensen die via Zaventem binnenkomen. De grote meerderheid zijn Afrikanen waar het fenomeen doorreis naar een ander land zich meer voordoet dan bij andere nationaliteiten. Oost-Europeanen laten zich gemakkelijker repatriëren omdat voor hen de weg naar Europa gemakkelijker en goedkoper is. Maar uiteindelijk wordt de helft van de gedetineerde mensen niet gerepatrieerd.”

De overheid zit in een impasse. Aan de ene kant wil men een duidelijk signaal geven dat illegale vreemdelingen het grondgebied moeten verlaten. Aan de andere kant kan je illegale vreemdelingen niet tot het einde van hun dagen opsluiten indien zij dit weigeren. Maar de wetenschap dat het voor een categorie mensen in een rechtsstaat wel mogelijk is doet afbreuk aan die rechtsstaat.

Eddy Boutmans (Agalev-staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking): “De mogelijkheid dat mensen onbeperkt in hechtenis worden genomen past niet in een democratische samenleving. Vijf maanden is al lang en moet absoluut de maximumtermijn vormen. Indien men er na vijf maanden nog niet in geslaagd is mensen te verwijderen is het welletjes geweest. Zodra de storm rond het asielbeleid een beetje geluwd is, moet dit opnieuw ter sprake gebracht worden.”

Shaheda Ishaque

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content