Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

In 1989 deed superkanonbouwer Gerald Bull pogingen om met Iraaks geld PRB te kopen. Het tweede luik van de vorige week ingezette serie over een duistere affaire.

?EEN AMERIKAAN vermoord in Brussel,” was één van de titels in de Belgische kranten meteen na de aanslag op de Canadese kanonnenbouwer Gerald Bull. ?Ik herinner me nog dat we destijds de plas bloed voor de deur van zijn appartement gingen filmen,” vertelde een RTBF-verslaggever onlangs. ?Bull ? Wisten wij veel. Pas later hebben we vernomen wie de man was die daar was neergeschoten.”

Een medewerkster had hem de avond van donderdag 22 maart ’90 naar huis gebracht. Een aantal jaren al betrok Bull een vrijgezellenflat langs de François Folielaan, op een steenworp van het observatorium in Ukkel. Wat na zijn aankomst thuis volgde, is intussen bekend. Terwijl Bull de deur van zijn appartement op de zesde verdieping openmaakte, werd hij in de rug neergeschoten. Daarbij werden vijf 7.65 mm-kogels afgevuurd. De moordenaar wachtte zijn slachtoffer op in een nis naast de liftkoker.

Enkele minuten na de aanslag werd Bull gevonden door zijn vriendin Hélène Grégoire, met wie hij die avond een afspraak had. Zowel de documenten als een bundel van 20.000 dollar die hij in een schoudertas bij zich droeg, waren onaangeroerd.

Op 31 maart al werd Gerald Bull in de buurt van Montreal begraven. Voordien hadden zijn zonen Stephen en Michel Bull zijn bedrijf Space Research Corporation (SRC) opgedoekt. In België toonde het gerecht weinig of geen haast om de moordenaars op te sporen.

Nog voor de begrafenis nam de Britse douane een lading nucleaire ontstekers, bestemd voor Irak, in beslag. In de haven van Teeside, en nadien ook in Griekenland, werden ladingen buizen onderschept, bestemd voor het superkanon dat Bull voor de Irakezen bouwde. Op het moment van de moordaanslag bevond zijn zoon Stephen zich in Bagdad om er over betalingen aan SRC te onderhandelen.

In de media werd de moord vrijwel meteen in verband gebracht met Bulls werk in Irak. Als mogelijke opdrachtgever voor de aanslag werd in de richting van de Israëlische geheime dienst Mossad gewezen. Een jaar na de moord bracht het BBC-programma Time Watch een uitgebreid verhaal, waarin de medeplichtigheid van de Mossad aan de aanslag omstandig werd gedemonstreerd. Zoals altijd ontkende noch bevestigde Israël de feiten.

Veel minder aandacht ging destijds naar de lange vergadering die Bull tot een uur voor zijn dood had. Een vergadering die verstrekkende gevolgen had kunnen hebben voor de Belgische munitiefabrikant Poudreries Réunies de Belgique (PRB), voor het moederbedrijf Gechem en wellicht ook voor de moederholding, de Generale Maatschappij van België.

TELEFOONNUMMERS.

?Bull was zeer gebeten op PRB,” vertelt de gewezen voorzitter van de Astra-groep, Gerald James. ?De reden daarvoor is ons pas later duidelijk geworden.”

In zijn onlangs verschenen boek ?In the public interest” brengt James Gerald Bull af en toe ter sprake in de overnameperikelen van PRB door Astra. In zijn getuigenissen voor parlementaire onderzoekscommissies in Londen en in gesprekken met Knack toonde James zich heel wat spraakzaamer. ?Het boek is geschreven voor Engelse lezers. De uitgever vond dat ik de zaak op de Britse kant van de affaire moest toespitsen.” Toch blijft James erbij dat de ondergang van Astra, en van PRB, was bezegeld op de dag dat de Britse overnemers de ware toedracht achterhaalden van de kruitleveringen aan Irak via Jordanië. En daarin speelde Gerald Bull een prominente rol.

?Ik herinner me nog dat we in februari ’90 op een avond in de bar van het Stéphanie-hotel in Brussel zaten. Chris Gumbley, gedelegeerd bestuurder van Astra, kwam binnenwaaien samen met Harry Krantz, onze Oostenrijkse agent. Gumbley was duidelijk aangeslagen. Hij nam me mee naar zijn kamer en haalde drie vellen papier boven. Bull had hem een lijst gegeven met alle telefoongesprekken die Philippe Glibert, adjunct-algemeen bestuurder van PRB, de afgelopen dagen had gevoerd. Daarop stonden tal van buitenlandse verbindingen, maar ook telefoontjes naar de PRB-bank, de Generale Bank, waarmee hij in zijn functie niets vandoen had. Alleen onze mensen, Bill McNaught en John Pike, waren daartoe gemachtigd. Ik had maanden eerder onderhandelingen gevoerd met Michel Pinaud van het Franse wapenbedrijf Luchaire om de PRB-teugels in handen te nemen. Maar toen we in het Stéphanie-hotel zaten, waren zowel mijn rol als die van Gumbley bij Astra bijna uitgespeeld.”

?Glibert, zo bleek uit de lijst, had blijkbaar ook twee keer de Britse freelance-journalist Alan George opgebeld,” gaat James door. ?George schreef voor Engineer en voor The Observer stukken over de rol van Bill McNaught in de leveringen door British Manufacture & Research Company (BMARC), een filiaal van Astra, aan Irak. Het was ons al opgevallen dat die artikelen waren geschreven op grond van insideconfidenties. Maar wat mij nog het meest verbaasde, was dat Gerald Bull op dit soort hoogst vertrouwelijke documenten de hand kon leggen. Dergelijke stukken kan je alleen van politie- of inlichtingendiensten krijgen. Waarom had hij dit soort documenten nodig ? Nu weet ik zeker dat Bull, toen hij werd neergeschoten, onder meer die lijst in zijn tas had. Maar zijn familie heeft, bij mijn weten, geen van die documenten ooit teruggekregen.”

LAATSTE GESPREK.

Begin maart ’90, een tweetal weken na de bijeenkomst in het Stéphanie-hotel in Brussel, werd Gerald James tot ontslag gedwongen als voorzitter van de Astra-groep. Veertien dagen later was het de beurt aan Chris Gumbley. James en Gumbley werden er door de andere Astra-bestuurders en -aandeelhouders van beschuldigd de overname van PRB te hebben verknald. Gumbley werd er bovendien van verdacht een ambtenaar van het Britse ministerie van Defensie te hebben omgekocht. Wat hem naderhand negen maanden gevangenis kostte.

Nadat James en Gumbley waren weggestuurd, trok Astra het tapijt onder PRB weg. De Britten weigerden bijkomende financiële middelen uit te trekken om het verlieslatende PRB te redden. Er bleef Guy Cardinael, die voorlopig als gedelegeerd bestuurder van PRB was aangebleven, niets anders over dan de bedrijfsboeken bij de handelsrechtbank te deponeren.

Op 22 maart ’90, een week na zijn ontslag bij Astra, vertoefde Gumbley de hele dag op het SRC-hoofdkwartier in Ukkel. Gerald Bull had hem naar Brussel uitgenodigd om de PRB-affaire te bespreken. Een hele dag praatte hij met Gumbley en Harry Krantz. Hij had zijn advocaat, Etienne D. uit Charleroi, uitgenodigd. Zowat een uur voor Bull werd neergeschoten nam het viertal afscheid van elkaar.

Tijdens hun gesprek had Bull bijstand beloofd, mocht Gumbley, die sedert zijn ontslag en de beschuldiging van omkoperij met financiële problemen worstelde, een rechtszaak inspannen tegen PRB en tegen de Generale Maatschappij. Bij zijn terugkeer in Londen nam Gumbley terstond contact op met Gerald James. ?Hij vertelde me dat hij met Bull had overlegd,” herinnert James zich. ?Hij wou dat ik hem een week later naar Brussel vergezelde. Gumbley was door zijn gesprek met Bull behoorlijk opgewonden. Hij vroeg om alle documenten in verband met PRB mee te nemen voor eenvolgende ontmoeting met Bull, gepland de maandag daarop. Volgens hem beschikte Bull over allerhande bezwarende documenten, waarmee hij de Generale wou aanpakken.”

Even na de moord op Bull liep bij Astra een telefoontje binnen van een medewerkster van de Canadees. Blijkbaar onwetend over het ontslag van Gumbley bij Astra, liet de vrouw op het antwoordapparaat een boodschap achter waarin ze hem waarschuwde de PRB-documenten niet naar Brussel te brengen, want dat Bull was vermoord. Gumbley kreeg de boodschap nooit te horen. De Britse geheime dienst nam het bandje mee voor nader onderzoek.

In een getuigenis voor de onderzoekscommissie van het Department of Trade and Industry, achteraf, verklaarde Gumbley : ?Bull zei te weten dat de beschuldiging van omkoperij en mijn ontslag bij Astra georchestreerd waren. Volgens hem zaten de Britse regering en de Generale Maatschappij achter het manoeuvre.”

Toen Gumbley, weinige dagen na zijn gesprek met Bull, door de politie van het Britse ministerie van Defensie werd opgepakt in verband met de omkoperij, kreeg hij meteen te horen : ?de man (Gerald Bull) die je in Brussel hebt gezien” heeft heel wat problemen veroorzaakt.

ZWIJGZAAM.

Vanaf het moment dat hij het nieuws van de moordaanslag op Bull vernam, hield Gumbley zich bijzonder gedeisd. Benaderd door Knack weigerde hij elke verklaring over het PRB-avontuur en zeker over zijn laatste gesprek met Gerald Bull. Zelfs de citaten die hem in James’ boek in de mond werden gelegd, weigerde hij te bevestigen of te ontkennen.

Een andere aanwezige, Etienne D., intussen advocaat van het Waalse wapenbedrijf Mecar, liet bij monde van zijn secretaresse weten geen enkele verklaring in verband met Bull of met PRB te willen afleggen. Harry Krantz sloot zich, toen hij het nieuws van de moord vernam, dagenlang op in zijn Brusselse hotelkamer. Terug in Oostenrijk liet de man sindsdien niets meer van zich horen.

Opmerkelijk is evenwel dat de nauwste medewerkers van Bull, zoals de Cubaan Luis Palacio, Jean-Pierre Vizina en anderen emplooi vonden bij Mecar. Maar geen van hen wenst herinneringen aan het PRB-avontuur en de moord op Bull op te halen. Na het failliet van PRB kreeg Mecar de bestelling voor 155 mm-munitie van het Belgisch leger. Eén van de pleitbezorgers in de overdracht van de legerbestelling naar Mecar was gewezen kolonel Jean Dubois, een medewerker en vertrouweling van de inmiddels ook vermoorde PS-politicus André Cools.

Onder wapenfabrikanten geniet Mecar nog steeds een zeer aparte reputatie. Het bedrijf produceert zelf weinig wapens, maar doet vooral aan assemblage. Volgens sommigen, zoals Gerald James, wordt Mecar, gevestigd in Seneffe de gemeente van PS-voorzitter Philippe Busquin , met ?funny money” gefinancierd, afkomstig onder meer van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA en van Saudische stromannen. Officieel wordt Mecar gecontroleerd door het in Baltimore gevestigde Allied Research. Maar midden ’93 daagde plotseling First Allied Corporation op, een bedrijf in Maleisië, waar de Britse overheid enkele jaren geleden een gigantisch wapencontract sloot. Die verkoop, gekoppeld aan het zogeheten Pergau Dam-project (een ontwikkelingsproject), veroorzaakte in Groot-Brittannië forse politieke deining.

?De geruchten over Mecar waren bij ons niet onbekend,” zegt een gewezen kaderlid van PRB. ?Tot voor kort dacht ik dat onze verkopers die verhalen rondstrooiden, omdat ze geen toegang kregen tot bepaalde markten. Maar nu… Het is duidelijk : het bedrijf zit geregeld in financiële moeilijkheden en kan dan ineens weer forse bankgaranties te voorschijn toveren om grote bestellingen binnen te rijven.”

NETWERK.

?De nijdigheid van Bull op de Generale en op PRB had vooral te maken met zijn mislukte poging om het Belgische munitiebedrijf over te nemen,” meent Gerald James. ?Pas nadat Astra officieel eigenaar was geworden van PRB, ontdekten we dat de Belgen, omzeggens tot op de vooravond van de overeenkomst met Astra, gesprekken voerden met Gerald Bull. Zelfs daarna was het contact niet verbroken. Blijkbaar wilden sommigen bij PRB twee ijzers in het vuur houden.”

Dat laatste was dan wel in strijd met de richtlijnen van de top van de Generale Maatschappij. ?Het was nochtans duidelijk,” verzekert Generale-voorzitter Etienne Davignon. ?PRB kon en mocht alleen aan een gevestigd munitiebedrijf worden verkocht, een firma die de beste betrekkingen onderhield met de overheid. Astra was zo’n bedrijf, werd ons verzekerd. Het werkte uitstekend samen met de Britse overheid en met het Britse ministerie van Defensie. Van een verkoop aan Bull kon hoegenaamd geen sprake zijn.”

Dat PRB in moeilijkheden verkeerde, was in 1987 bij de andere wapenfabrikanten al genoegzaam bekend. ?Vroeger, midden de jaren ’80, toen PRB nog een omzet had van om en bij twaalf miljard frank, draaiden we onze hand niet om voor een contract van minder dan 250 miljoen frank,” legt een ex-PRB-directeur uit. ?Op het einde was zelfs een contract van nog geen 200 miljoen, zoals dat aangebracht door Gerald Bull voor de kruitlevering aan Jordanië, van levensbelang.”

Bull kende PRB door en door. Hij telde er trouwe vrienden en was volkomen op de hoogte van de financiële problemen. Midden ’88 praatte hij één en ander door met Amir Saadi, zijn Iraakse opdrachtgever en medewerker van de minister van Defensie en Industrie Kamil Al Hussein, de inmiddels vermoorde schoonzoon van president Saddam Hussein. Bull had Saadi voorgesteld PRB te kopen. Saadi zag dat wel zitten en zegde hem de nodige financiële steun toe. Zoals de Irakezen dat eerder al hadden gedaan bij Bulls poging om de Noord-Ierse composiet-fabriek Lear Fan te verwerven. Ook toen stonden de Irakezen in voor 85 procent van de investering.

Het financiële netwerk dat van Irak naar Bulls Space Research Coporation leidde, werd nog steeds niet uitgevlooid. Vast staat wel dat al zijn bestellingen, zoals die bij PRB, via Bagdad werden gefinancierd. Zelfs de Jordaanse bankgarantie, voor de levering van PRB-kruit, vond haar oorsprong in Irak. Zo ontdekte de Amerikaanse onderzoekscommissie van de Texaanse Democraat Henry Gonzales een spoor van Iraakse betalingen, via de Italiaanse Banca Nazionale del Lavoro naar een Luxemburgse rekening bij de beruchte Bank of Credit and Commerce International (BCCI), op naam van Serodine Coporation, de moederholding boven Bulls SRC.

KWALIJKE REPUTATIE.

Voor Bull en de Irakezen was PRB niet alleen van belang omwille van het puike werk dat de Belgische munitiefabrikant afleverde. Het bedrijf had in heel de wereld nuttige steunpunten die het toelieten allerhande embargo’s te omzeilen. Zo zat PRB enkele jaren eerder mee in het Europese kartel, met onder meer het Zweedse Bofors, voor munitieleveringen, via Italië, aan Iran. Het ging om de zogenaamde Tirrena-contracten, waarmee de Belgische wet op de wapenuitvoer flagrant werd overtreden, wat nooit tot sancties leidde. De Belgen leverden voluit aan Jordanië, Saudi-Arabië, Zambia en tal van Aziatische landen die, althans tot vlak voor de tweede Golf-oorlog, als scherm konden dienen voor Iraakse bestellingen. Bij PRB waren ze voor dit soort zaken nogal bij de pinken. Zelfs de levering van kruit via Jordanië naar Irak kreeg de exportgarantie van de Belgische Delcredere-dienst mee. Een gênante situatie voor die dienst, die nog altijd weigert de lijst van export-garanties voor 1989, het jaar van de levering aan Jordanië/Irak, vrij te geven.

Neen, de reputatie van de Belgen en vooral die van PRB was zeker niet onbesproken. In oktober 1991 verscheen Astra-bestuurder Stefan Kock, die nauw samenwerkte met de Britse inlichtingendienst, voor de onderzoekscommissie van het Department of Trade and Industry, dat zich met de Astra-affaire inliet. Daar verklaarde Kock tijdens een zitting achter gesloten deuren : ?Bij een bezoek aan Kaulille vertelde de praatgrage manager van de PRB-vestiging mij : je moet wel opletten ; een aantal zaken werden verkocht in gebieden waar het niet mocht. Ik vroeg hem wat hij daarmee bedoelde. Om te beginnen, zei hij, kwamen de explosieven waarmee (in 1983) de Amerikaanse mariniers in Beiroet werden opgeblazen van PRB. Ze waren verkocht aan Jordanië en geraakten in terroristische handen. Daarmee werden 180 Amerikaanse mariniers gedood… Hij vestigde ook mijn aandacht op de aanmaak van een stuwlading die anders was dan het gewone spul.” Met dat laatst bedoelde Kock de stuwladingen voor het superkanon van Bull.

De gewezen directeur van Kaulille, Gustaaf Ectors, en andere voormalige PRB-kaderleden ontkennen met klem de beweringen van Kock. Al spreken sommige ex-kaderleden niet tegen dat enkelen onder hen niet vies waren van samenwerking met Bull, hoewel ze precies wisten wie de broodheren van de Canadees waren. Zijn bestellingen waren in elk geval een mogelijke oplossing voor het voortbestaan van het munitiebedrijf.

ONDERHANDELEN MET SRC.

In een schriftelijke verklaring voor de Britse DTI-commissie zei gewezen commerciëel directeur Jean-Louis Jourdain : ?Ik meende begrepen te hebben dat de bestelling die hij voor Jordanië bij PRB plaatste voor Bull een middel waren om bij de Generale Maatschappij aan te tonen dat hij contracten kon aanbrengen en dus, een keer PRB overgenomen, het bedrijf draaiende kon houden.”

In een ook schriftelijke verklaring bij de DTI-commissie bevestigde gewezen PRB- en Gechem-baas Jean Duronsoy de poging van Bull om het munitiebedrijf over te nemen. Al deed hij zijn best om de ernst van die poging af te zwakken. ?Het is evident dat ik het, ondanks mijn instinctieve wantrouwen tegenover dr. Bull, als mijn professionele plicht beschouwde naar zijn voorstellen te luisteren en er misschien lessen uit te trekken voor het vervolg van de onderhandelingen die ik voerde (met Astra).” Wat ?het instinctieve wantrouwen” van Duronsoy tegenover Bull betreft, verzekeren tal van PRB-kaderleden, daar viel in de praktijk weinig van te merken.

Op een moment dat de onderhandelingen met Astra al volop aan de gang waren, had Duronsoy op 9 maart ’89 in de hoofdzetel van de Generale Bank in Brussel, een belangrijke ontmoeting met Bull. De Canadees was vergezeld van zijn vertrouwensman Luis Palacio en de Zimbabwaanse zakenman Ted Tylee, die in Brussel Tedher Investments leidt en Bull eerder al adviseerde in het Lear Fan-project. Het gesprek werd genotuleerd door een drietal vertegenwoordigers van de Generale Bank.

Uit de notulen blijkt niet dat Duronsoy het aanbod van Bull zonder meer afwees, zoals hem door Davignon en de Generale-top was opgedragen. Wel maakte Duronsoy duidelijk dat van een gemengde formule, een samenwerking tussen SRC en PRB/Gechem, geen sprake kon zijn. Gechem en de Generale hadden immers beslist PRB volledig af te stoten.

Volgens het verslag liet Bull tijdens de vergadering opmerken dat zijn bedrijf SRC werkte aan de overname van het Oostenrijkse wapenbedrijf Noricum, en dat ?op vraag van de Oostenrijkse regering”. Noricum leverde destijds via Zuid-Afrika 155 mm-kanonnen, ontworpen door Bull, aan Iran.

Volgens Duronsoy bleven de onderhandelingen met Bull bij die ene vergadering. Een heel andere indruk ontstaat na lezing van de brief die Bull op 6 juli ’89 richtte aan de adjunct-gedelegeerd bestuurder Philippe Glibert. In de aanhef zei Bull : ?Zoals je ongetwijfeld weet, hebben het voorbije jaar verschillende nogal verwarde besprekingen plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van SRC en van Belgische groepen (Generale Bank etc…), in verband met de belangstelling van onze groep voor PRB…”

In zijn verklaring voor de DTI dekte Duronsoy zich evenwel in. Want, zo schreef hij : ?Ik vernam nadien tot mijn grote consternatie dat gesprekken gaande bleven tussen Bull en diens vertegenwoordigers en tenminste met Philippe Glibert en Jean-Louis Jourdain.” Volgens Duronsoy was Tony Binek, en Canadees van Poolse origine die destijds in Canada voor Bull had gewerkt maar intussen bij PRB aan de slag was, een belangrijke go-between.

DEAL MET ISRAELI’S ?

Hoe dan ook, op 10 juli ’89, vrijwel op de vooravond van het eerste akkoord tussen PRB en Astra, gesloten op 17 juli ’89, kreeg Duronsoy een brief van Gaston Vanderheyden, een ancien van PRB en gedelegeerd bestuurder van Sertra, een gewezen filiaal van de munitiefabrikant. Die beweerde te spreken in naam van een consortium rond SRC en Sertra, waarvan ook Noricum en het Spaanse Trebelan deel uitmaakten. Vanderheyden beweerde : Nous sommes acquéreurs de l’ensemble du Groupe PRB. ?Maar om een bod te kunnen doen, moeten de (PRB-)boeken worden opengegooid,” besloot de Sertra-baas. Daarvan wilden ze bij de Gechem niet horen.

Chris Cowley, gewezen medewerker van Bull, verzekert : ?Bull kende precies de financiële moeilijkheden bij PRB. Hij zou nooit, zoals Astra dat PRB blindweg overnam, 1,4 miljard frank hebben betaald. Bovendien was hij in slechts een paar van de vestigingen, Kaulille en Clermont, geïnteresseerd. Dat beseften ze bij PRB en de Generale maar al te zeer.”

De overname van PRB door Astra verstoorde niet direct de relaties tussen Bull en een deel van de PRB-top. Zo bleef Glibert in vertrouwelijk contact met de adviseur van de Irakezen. Eind oktober ’89, meer dan een maand na de definitieve overname door Astra, deed Bull zijn confidenties bij Glibert. Hij schreef hem dat het Britse Foreign Office in een brief had laten weten dat hij (Bull) een doelwit was van terroristische groepen. De Britten hadden hem zelfs gewaarschuwd voor an imminent accident. In een tweede brief vroeg Bull of Glibert nog voort had nagedacht over een mogelijke participatie van SRC in PRB. ?Wij blijven geïnteresseerd in het overkopen van Kaulille en Clermont,” herhaalde Bull. ?Een rechtstreekse inbreng in PRB sluiten we evenmin uit, maar we zijn wat verontrust door rapporten over Astra.”

Daarmee bedoelde Bull het gerucht dat de Israëliërs achter Astra schuil gingen. In hoeverre die bewering met de waarheid strookte, valt nu, zes jaar na de feiten, nauwelijks te achterhalen. Al sluit ook Gerald James de juistheid ervan niet uit. ?Tot de grote aandeelhouders van Astra behoorde 3i met als voorzitter Sir John Cuckney, een gewezen agent van de inlichtingendienst MI5. Vlak voor het akkoord met Gechem en de Generale verkocht 3i zonder melding vooraf aan de raad van bestuur, drie miljoen Astra-aandelen. Aan wie de aandelen werden verpatst, hebben we nooit geweten. Volgens de enen aan de Irakezen. Anderen, zoals Gerald Bull, hadden het over een deal met de Israëliërs. Mochten de aandelen aan de Irakezen zijn verkocht, dan zou Bull allicht op de hoogte zijn geweest. Hoe dan ook, die aandelentransactie was niet pluis.”

Oud-kaderleden van PRB bevestigen dat ze niet gediend waren met de overname van hun bedrijf door Astra. ?Wij hadden niet de minste fiducie in de industriële kennis van de Astra-top,” zegt één van hen. Maar de PRB-managers werden op geen enkel moment om hun mening gevraagd. Integendeel, tot het sluiten van het overnameakkoord werd ze door Duronsoy elk contact met de Astra-vertegenwoordigers verboden. ?Volgens de voorzitter (Duronsoy) was het directiecomité van PRB en liberté surveillée,” schreef Jourdain in zijn getuigenis voor de DTI-commissie.

Gaandeweg zou die clivage tussen de PRB-top en de leiding van Gechem en de Generale, die de verkoop aan Astra hadden geforceerd, het lamentabele einde van het munitiebedrijf bespoedigen en uiteindelijk een 1.500-tal werknemers op de keien doen belanden.

Rik Van Cauwelaert

PRB en het Astra-fiasco.

Gerald Bull : verontrust door rapporten over Astra

Notulen van het overleg tussen Jean Duronsoy en Gerald Bull.

De PRB-vestigingen in Kaulille en Clermont waren interessant voor Bull.

Stephen Bull (foto) doekte, samen met zijn broer Michel, de bedrijven van zijn vader op.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content