De jonge Ierse auteur John Connolly schrijft ‘Amerikaanse’ thrillers: met veel geweld, maar ook met veel aandacht voor de kwetsbaren, de underdogs, de slachtoffers.

PIJN, schreeuwt het van alle pagina’s: de pijn van dode zielen en van de verlaten mens, die alleen in een verschrikkelijk woud van vleesgeworden kwaad dwaalt. ‘Ik ben een man die leeft in een verkramping van pijn en verdriet. Ik ben een man wiens wereld uit haar baan is gestoten, bij wie alles in wanorde verkeert. Ik ben een man die vanuit het duister wordt bezocht door zijn dode vrouw en kind. Zij kijken naar hem, en zwijgen.’

De man is Charlie ‘Bird’ Parker, politieman, die na een ruzie met zijn vrouw het huis verlaat, te veel drinkt, terugkeert, en haar en zijn dochtertje vermoord aantreft: verminkt, de ogen eruit gehaald, de gezichtshuid weggesneden. Een leven in de hel ligt voor hem. Hij is de hoofdpersoon in twee boeken (het derde volgt) van de jonge, Ierse auteur John Connolly.

Opgewekt, nog steeds verrast door het internationale succes van zijn eerste werk, licht hij de gruwelen toe die hij de lezer voorschotelt. Ondanks de zware thema’s schrijft hij niet zonder goed gedoseerde humor, wat hem niet makkelijk afging. In vijf jaar herschreef hij veertig keer de tekst van Een dode ziel ( Every Dead Thing), zijn debuut. Voor zijn tweede, Oud kwaad ( Dark Hollow), was vijfentwintig keer herschrijven nodig. Zich bewust van zijn fouten – sommige dingen in het eerste boek zou hij nu anders geschreven hebben – en van het feit dat hij nog veel moet leren, is hij niet van plan het de lezer makkelijk te maken, ‘no easy ride’. Ook al niet omdat hij thrillers schrijft, een genre waarover nog steeds misverstanden bestaan.

‘Ik houd niet van de term literaire thriller: het is een judaskus. Waarom zouden thrillers sowieso niet goed geschreven kunnen zijn? Waarom zouden ze op diverse niveaus niet intellectueel stimulerend kunnen zijn? Is het zo vreemd als ze kunst en poëzie bevatten? Op dat laatste punt ben ik bekritiseerd in Ierland. Alsof je met de verwerking van kunst in populaire fictie schade aanricht aan iemand als James Joyce, of andere groten; die literaire erfenis. Er is nog het wantrouwen dat de meeste thrillerauteurs dom en oppervlakkig zijn, net als hun lezers. Maar het tegendeel is voor beiden waar. De kwaliteit van misdaadromans is steeds beter geworden. Gelukkig vervagen ook de verschillen tussen de diverse genres. Hoeveel goede auteurs uit heden en verleden gebruiken niet elementen uit thrillers, omdat ze gefascineerd zijn door eeuwige thema’s als goed en kwaad, leven en dood? In Een dode ziel wilde ik bewust poëzie, kunst, medische geschiedenis, als belangrijke onderdelen van het verhaal.’

MOORD ALS KUNSTWERK

Dood en ontleding van het menselijk lichaam, als straf of als gebruik in de medische wetenschap. Connolly schiep een seriemoordenaar – de Reiziger genaamd – die zich laat inspireren door Griekse mythen. Hij vilt zijn slachtoffers, om ze bewust te maken van hun sterfelijkheid, door het inwendige van hun lichaam te tonen en ze te laten voelen wat pijn werkelijk is. Uit Een dode ziel: ‘De Reiziger denkt dat hij kunstwerken maakt. De zorg die hij besteedt aan het uiterlijk van de lichamen, de relatie met oude medische handboeken, de verbanden met mythologische en artistieke afbeeldingen van het lichaam – alles wijst daarop.’

Connolly: ‘Ik houd van lezen, van woorden en hoe je ze kunt gebruiken. Ik bezig graag poëtische taal om een stemming uit te drukken. Er zijn beelden in dit boek die heel gewelddadig zijn, maar er is ook bijna iets moois in de taferelen die de Reiziger creëert. Anatomische modellen hebben mensen altijd geboeid. En ja, vreemd genoeg is er ook voor een gestoorde geest zoiets als de schoonheid van het menselijk lichaam.’

Dichterlijke stemmingen worden door de auteur ook toegekend aan sommige politiemensen die hij opvoert. Nu eens geen clichétypes, die alleen maar aan donuts denken, maar rechercheurs die metafysische poëzie en andere literatuur lezen. Het is niet echt gebruikelijk, geeft hij toe, maar bij de research voor zijn boeken heeft hij er een paar ontmoet met een fijngevoelige culturele belangstelling.

Hoofdpersoon Charlie ‘Bird’ Parker raast door de verhalen als een verbitterde, gewelddadige man. Eerst op zoek naar de moordenaar van zijn vrouw en kind – de Reiziger; daarna op jacht naar een andere meervoudige moordenaar, die ook met zijn verleden te maken blijkt te hebben. Geteisterd door schuldgevoelens, is hij aanvankelijk alleen uit op wraak. In het tweede boek begint hij iets meer van zijn verhouding tot de wereld te begrijpen, daarbij onder meer geholpen door Angel, een Portoricaanse inbreker die met de zwarte huurmoordenaar Louis – in het werk en privé – een opmerkelijk paar vormt. ‘”Verdriet is niet genoeg, Bird”, zei Angel zachtjes. “Het is belangrijk dat je begrijpt dat anderen ook verdriet kunnen hebben, en het verdriet van sommigen is groter dan jij je ooit kunt voorstellen. En als je daar iets aan kunt veranderen, dan moet je dat doen, en dan doe je het zonder te janken of met je eigen stomme kruis naar de wereld te zwaaien. Je doet het omdat het moet.”‘

Meegevoel is een belangrijk gegeven in de verhalen van Connolly. Dat betekent voor hem: niet alleen veel aandacht voor de moordenaar, maar vooral ook voor het slachtoffer. ‘Een van de redenen waarom ik misdaadfictie Amerikaanse stijl ben gaan schrijven, is dat in Britse misdaadfictie lange tijd de slachtoffers niet belangrijk waren. Als je zogeheten Golden Age-misdaadromans leest, van onder meer Agatha Christie, dan is het slachtoffer meestal verantwoordelijk voor wat hem of haar is overkomen. Ze waren schuldig aan chantage of andere wandaden en verdienden weinig of geen sympathie. Dan kwam die fantastische detective, die de misdadiger pakte, de status-quo was hersteld, en het slachtoffer deed er niet toe. Amerikaanse misdaadfictie stond altijd meer aan de kant van de kwetsbaren, de underdogs, de vrouwen en kinderen die het slachtoffer werden. Parker voelt steeds meer de pijn van anderen als die van zichzelf. Je hoort een fatsoenlijk mens te zijn. Je moet herkennen dat andere mensen lijden en je moet iets doen om dat weg te nemen.’

KERSTAVOND IN DUBLIN

‘Toen ik Oud kwaad aan het schrijven was, heb ik daar ook iets in verwerkt van een gebeurtenis die ik meemaakte als nieuwsreporter voor de Irish Times. Op kerstavond 1996 was het heel rustig en stond ik op het punt om naar huis te gaan. Ik belde nog even de politie – dat moest je ieder uur doen om te informeren of er wat gebeurd was – en hoorde dat het lichaam van een vermoorde jonge vrouw was gevonden in een appartement in Noord-Dublin. Ik was geneigd het aan mijn opvolger door te geven, maar kreeg de opdracht ernaartoe te gaan. Ze bleek op een verschrikkelijke manier te zijn doodgeslagen. Ik schreef het verhaal, haar identiteit was nog niet bekend.’

‘De dag daarna werd er meegedeeld dat ze uit Sri Lanka kwam. Er was veel sympathie van het publiek voor die droevige dood. Maar toen bleek dat ze als prostituee werkte. Ze wilde onder meer geld verdienen voor haar moeder, die naar Sri Lanka terug wilde. De houding sloeg helemaal om: in zekere zin kreeg ze de schuld van wat haar gebeurd was. Daar was ik zeer van onder de indruk. Haar moordenaar is nooit gevonden.’

‘In Oud kwaad vindt Parker een jonge, vermoorde vrouw die callgirl was. Hij vertelt dat laatste niet aan de politie en de media, want dat zou van invloed kunnen zijn op hoe er naar haar gekeken wordt. Aan het einde van het boek wordt haar moordenaar gevonden. Voor mij was dat ook een soort gerechtigheid voor die vermoorde vrouw in Dublin, die mij altijd is bijgebleven. Dat is een van de mooie dingen van een misdaadroman: je kan er een oplossing in bieden, die je niet in het gewone leven krijgt.’

Met name in Ierland krijgt Connolly nogal eens kritiek op het vele geweld in zijn boeken. ‘Toch beschrijf ik niet zozeer het geweld op zich, maar de gevolgen ervan. Ik doe een poging om te zeggen: kijk, deze persoon heeft geleden. Je gaat niet makkelijk dood. Dat moet het – naast het hoofddoel: een puzzelroman schrijven, met intellectuele oefeningen – een emotionele kracht geven. In Amerika zijn ze gewend aan dit soort misdaadfictie, maar een Ierse krant noemde mij immoreel en pornografisch. Pornografisch? Ierland heeft geen traditie van hardboiled misdaadromans, wat vreemd is, want als maatschappij zijn we bekend met extreem geweld. Misschien is het geweld te dichtbij om er zo mee om te gaan.’

Een Ierse auteur, wiens verhalen gesitueerd zijn in Amerika. Connolly is vaak in Maine geweest, waar Oud kwaad zich afspeelt, een staat met een even bloederig verleden als dat van de hoofdpersoon. Een fascinerende staat, waar hij misschien nog wel eens wil gaan wonen. De aanwezigheid van Stephen King aldaar schrikt hem niet af, die schrijft weer andere boeken. Connolly’s derde thriller – The Killing Field – verschijnt dit jaar. Ondanks de titel wordt het lichter in de geest van Charlie ‘Bird’ Parker, die niet meer geplaagd wordt door de doden. Hun moorden zijn gewroken.

John Connolly, ‘Een dode ziel’, 479 blz.; ‘Oud kwaad’, 396 blz. Uitgeverij Anthos.

Ineke van den Bergen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content