Ingrid Van Daele
Ingrid Van Daele Ingrid Van Daele is redacteur bij Knack

George W. Bush is een telg uit een grote politieke dynastie, maar tegelijk een politiek lichtgewicht. Gelukkig kan hij rekenen op het old boys-netwerk van vaderlief.

De 36 dagen van onzekerheid na de presidentsverkiezingen lieten een presidentskandidaat zien die niet meteen uitmuntte in stressbestendigheid. Bij zijn schaarse publieke optredens bleek George W. Bush nerveus en welhaast angstig – een schril contrast met de zelfverzekerde man die we tijdens en meteen na de verkiezingscampagne zagen. Het merendeel van de tijd verbleef hij op zijn ranch in Texas, waar hij zich concentreerde op een zwaar fitnessprogramma en een grote onverschilligheid aan de dag leek te leggen voor de gebeurtenissen om zich heen. Alsof de strijd voor de Hooggerechtshoven in Tallahassee en Washington niet aan hem was besteed.

Het echte werk deden zijn medewerkers, de old boys van ex-president George Bush senior. Neem de lijst van vertrouwenspersonen van Bush senior door en je krijgt zowat de halve inner circle rond George W.: James Baker, Colin Powell, Dick Cheney, Condoleezza Rice. Als ‘zoon van’ wil George W. nochtans op eigen benen staan. Maar in meerdere opzichten lijkt zijn presidentschap een eerherstel voor de nederlaag van Bush Sr. tegen Clinton in 1992. Een drang naar macht is de familie Bush niet vreemd.

Maar wie is George Bush junior eigenlijk? Wat is hij meer dan een baseballfan en gouverneur van Texas? Hij is een telg uit een grote politieke dynastie, maar tegelijk is hij een politiek lichtgewicht. Hij plukt de vruchten van een kiessysteem dat hij zelf ter discussie zou moeten stellen. Zijn presidentstitel behaalde hij op het nippertje met de steun van ideologisch gelijkgezinden in het Hooggerechtshof. Amerika was opgelucht dat er eindelijk een president was. Maar Bush, die zichzelf ooit een uniter, not a divider noemde, zal het niet makkelijk hebben om te regeren vanuit Washington, dat opnieuw zeer sterk is verdeeld.

Misschien heeft Bush, die zeer contradictorische eigenschappen in zich verenigt en in debatten zelden uitmunt door zijn duidelijke standpunten, in zijn beperktheden toch een streepje voor. The Economist tracht hem te begrijpen als de synthese van twee tegenstrijdige tradities binnen de Republikeinse partij. De ene is de aristocratische Republikeinse gezindheid van het establishment van de oostkust, die herinnert aan zijn vader. De andere het populistische Republikanisme van het Amerikaanse westen, dat hij zelf heel lang heeft gecultiveerd.

Bush groeide op in Midland, een oliestadje in Texas, en niet in het patriciërsmilieu van de oostkust. Hij trok wel naar dezelfde kostschool als zijn vader in Andover en naar dezelfde elite-universiteit in New Haven (Yale), maar ontwikkelde een grondige afkeer van het intellectualisme van de oostkust.

De aanpak van Bush is doorspekt met elk van deze elementen. Enerzijds is hij de no-nonsense westerling, een afspiegeling van de gewone Amerikaan die zijn wantrouwen tegenover intellectuelen deelt met Ronald Reagan. En die rol speelt hij perfect. Anderzijds neemt hij elke gelegenheid te baat om uitvoerig uit te weiden over de intelligente mensen met wie hij zich omringt, op een manier die herinnert aan het ‘oostkust-ontzag’ voor ‘wijze mensen’. Allicht heeft hij ook voldoende twijfels over zijn eigen kennis van de politiek om te weten dat de belangrijkste posten in Amerika aan hen moeten worden toevertrouwd.

Door zijn verleden, dat zich op het kruispunt bevindt van twee tradities, weet hij verschillen te verdoezelen. Op het eerste gezicht lijkt dat politiek gezien niet meteen een voordeel, maar voor een partij als de Republikeinse, waar het establishment en de populisten het nooit met elkaar hebben kunnen vinden, is het een uitzonderlijk gegeven.

Wie de synthese van de twee strekkingen wil vertegenwoordigen, moet trouwens in staat zijn om twee verschillende ideeën voor te staan op hetzelfde moment. Misschien verklaart dat voor een deel het wat vreemde gedrag van George W. Bush als kandidaat. Meer dan eens bleef hij doelbewust vaag over thema’s als fiscaliteit, abortus – een onderwerp dat de Republikeinse partij nochtans sterk verdeelt.

Toch zal zijn vaagheid hem ook parten spelen. Hij is niet echt voorbereid als president. Bovendien zit niemand erop te wachten om hem een handje te helpen. Bij de bevolking zal hij niet echt op veel goodwill kunnen rekenen. Maar ook het Congres, dat een nieuwe president normaal gezien toch wel voor eventjes genegen is, zal hem niet meteen een hart onder de riem steken. De Republikeinen in het Congres zijn intern verdeeld. Of Bush veel nieuwe wetgeving door het Congres geloodst zal krijgen, hangt af van twee vragen: hoe zal hij omgaan met de conservatieve vleugel van zijn partij? En hoe pakt hij de Democratische oppositie aan?

CONSERVATIEVE AGENDA

De rechtervleugel van de Republikeinen heeft hem tot dusver altijd gesteund. Toch had Bush de steun van de conservatieven vooral te danken aan hun verlangen om Bill Clinton uit het Witte Huis te krijgen. Ze waren ervan overtuigd dat stilte hun beste wapen was. Maar nu ze hun doel hebben bereikt, is de kans groot dat ze zich zullen roeren. Een van hun leiders liet al weten dat de Republikeinse controle over het presidentschap, het Huis van Afgevaardigden en de Senaat de kans bij uitstek is waar de partij al decennialang op wacht om een echte conservatieve agenda door te drukken.

De conservatieven zijn niet de natuurlijke bondgenoten van Bush. Zij worden nerveus van de benoemingen die hij voor verschillende sleutelposten beoogt. Als hij hen te veel ontgoochelt, zullen ze voor hem de hel doen losbarsten. Het zou dus wel eens kunnen dat hij niet in staat blijkt de volle steun van de rechtervleugel af te dwingen.

Om efficiënt te kunnen regeren, zal hij dus ook met de Democratische oppositie moeten zien samen te werken. En dat is hoogst ongewoon. De meeste presidenten waren altijd wel voor een deel afhankelijk van de overlopers van de andere partij. Zelfs Reagan, die een grote meerderheid had, liet zich steunen door dissidente Democraten uit het zuiden. Maar als Bush niet kan rekenen op zijn eigen rechtervleugel, zal hij meer dan enkele ‘onderkruipers’ nodig hebben om zijn beleid door te drukken.

Zijn agenda is natuurlijk democratischer dan die van welke Republikeinse president ooit. Als gouverneur van Texas kon hij bovendien bogen op een goede samenwerking met zijn opponenten. Maar of dat in Washington ook zal lukken, valt nog te bezien. Bovendien mag hij niet vergeten dat de basis van de Democratische partij over weinig manoeuvreerruimte beschikt. Minderheidsgroeperingen die voornamelijk voor Gore hebben gestemd, zijn trouwens ontzet over het resultaat en de hertelling in Florida. Ze beschouwen wat gebeurd is als onregelmatigheden die neerkomen op raciale ongelijkheid.

Bush heeft dus een moeilijke weg te gaan. In 2002, halfweg zijn ambtstermijn, vinden verkiezingen plaats die beschouwd kunnen worden als een referendum voor het presidentschap. Als de economische groei terugloopt, wat zeer waarschijnlijk is, is de kans groot dat de partij aan de macht zware kritiek te verduren krijgt. Als je een Democratisch lid van het Congres bent (of het hoopt te worden), heb je er weinig belang bij Bush te helpen om succesvol te zijn in 2002.

Het probleem van Bush met rechts Republikeins en links Democratisch kunnen we samenvatten als volgt: hoe ver kan Bush naar het centrum opschuiven om Democraten voor zich te winnen zonder misnoegdheid op te wekken aan de rechterkant? Het antwoord zal verschillen naargelang van het onderwerp.

De vooruitzichten voor Bush zijn dus somber. Vóór de verkiezingen vergeleek zijn campagneleider, Karl Rove, zijn kandidatuur met die van William McKinley, de president die in 1896 de Republikeinen tot de partij van de nieuwe industriëlen maakte. Dat gaf hem de bovenhand voor een groot deel van de volgende kwarteeuw. Maar die vergelijking gaat niet langer op.

Bush had gehoopt de Republikeinen om te vormen tot de partij van de nieuwe economie. Maar hij verloor Californië en haast elk centrum van de nieuwe economie, van Boston tot Silicon Valley. En aan Gore verloor hij de hoger opgeleiden van de informatie-economie. Daarnaast had hij gehoopt de basis van de Republikeinse partij te verbreden door zijn aanhang bij zwarten en Latino’s te vergroten. Ook dat is niet gelukt.

Dat betekent nog niet dat het voor Bush onmogelijk wordt om te regeren. Maar zijn buitengewone ambities heeft hij mogen opbergen nog vóór zijn presidentschap goed en wel begonnen is. Door de beslommeringen in Florida zijn de verwachtingen vandaag niet erg hoog meer. En voor een man als Bush zou dat wel eens aardig kunnen meevallen.

Ingrid Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content