“Conte d’automne” van Eric Rohmer: de Franse praatkunst op zijn best.

Van alle nog actieve filmmakers uit de nouvelle vague is Eric Rohmer het meest trouw gebleven aan zijn originele uitgangspunten.

Altijd gaat het om de liefdesperikelen van meestal jonge mensen. Doorgaans maken zijn films een losse indruk, lijken ze half improviserend tot stand gekomen, zijn ze spontaan, authentiek en levensecht. En technisch zo eenvoudig als maar kan. Dat moet allemaal verhullen dat ze heel rigoureus gecomponeerd zijn, dat ze het resultaat zijn van een grote discipline en vooral dat ze steevast beantwoorden aan een dwingend principe. Al bijna veertig jaar bewandelt Rohmer een strak pad waar hij niet van afwijkt. Hij gaat daarbij zo systematisch te werk dat hij zijn films in reeksen opdeelt.

Eerst kwam, vanaf de jaren zestig, de cyclus “Six Contes Moraux” met als pareltjes “Ma Nuit chez Maud” (de meest strenge uit de reeks) en “Le Genou de Claire” (de meest frivole). In de jaren tachtig volgden de “Comédies et proverbes”, weerom zes stuks (mijn favoriet in de reeks: “Pauline à la Plage”). In de jaren negentig was het de beurt aan de “Contes des quatre saisons”, waarvan het laatste luik “Conte d’automne” nu in de bioscoop komt.

Tussendoor maakt Rohmer wel eens een film hors série, maar zelfs dan streeft hij nog naar een zekere symmetrie: zoals de twee erg gestileerde historische literaire films “Die Marquise Von O”, naar de novelle van Heinrich von Kleist en “Perceval le Gallois”, naar de tekst in versvorm van Chrétien de Troyes.

Het wonderbaarlijke bij Rohmer is dat zijn cinema, die alles heeft om tot een systeempje te leiden, verrassend fris blijft. Je kijkt naar zijn tweeëntwintigste speelfilm met dezelfde verwachting en hetzelfde plezier alsof je het werk van een debutant zou ontdekken.

De heldin, Magali ( Béatrice Romand), is een weduwe van vijfenveertig, wijnbouwster van beroep. Sinds het vertrek van haar kinderen voelt ze zich geïsoleerd op haar domein in de Ardèche. Ze wil wel een man vinden, maar voegt er snel aan toe: “A mon âge c’est plus difficile que de trouver un trésor sous les vignes.” Probleem is dat ze behoefte heeft aan een vent maar daar zelf niets voor wil doen. Geen nood, twee vriendinnen doen dit wel in haar plaats. Met de beste bedoelingen, maar het gebeurt wel allemaal achter haar rug, in een dubbele samenzwering die voor de dramatische handeling zorgt.

MEESTERSCHAP VAN EEN VETERAAN

Isabelle ( Marie Rivière), die een boekwinkel runt in een nabijgelegen klein stadje, zoekt via krantenadvertenties een man voor haar jeugdvriendin. Vrij snel daagt een kandidaat op, maar op de afspraak licht Isabelle hem niet in over haar strategie. Hij denkt dat zij de vrouw is die contact zoekt, wat voor allerlei misverstanden zorgt die door Rohmer even zuinig als haarfijn worden uitgespit. De situatie is nog extra grappig omdat de man in kwestie op een niet arrogante versie van Chirac lijkt.

En dan is er nog de jonge Rosine ( Alexia Portal), het vriendinnetje van Magali’s zoon. Ze vindt trouwens haar vriendschap voor de moeder belangrijker dan de relatie met haar zoon; zij probeert Magali op te zadelen met haar vroegere professor filosofie. Op die manier hoopt ze ook zelf afstand te kunnen nemen van de oudere man met wie ze een verhouding had die maar blijft aanmodderen. Het mooie aan de film is onder andere hoe Rohmer de verborgen agenda en onbewuste motieven toont van zijn vriendelijk intrigerende karakters.

Een en ander leidt naar het trouwfeest van Isabelles dochter, waar de twee vriendinnen – die natuurlijk niet van elkaars machinaties afweten – Magali aan de (in hun ogen) ideale man proberen te koppelen.

Een gelijksoortig gegeven zou bij de meeste Franse regisseurs tot een voorspelbare en gemakzuchtige vaudeville leiden. Rohmer maakt er integendeel een geraffineerde amoureuze intrige van, een verbaal steekspel van hoog gehalte en een marivaudage met sterk morele inslag. Zoals altijd bij Rohmer keuvelen de personages aanhoudend over hun gevoelens, ideeën en handelingen. Ze weten kennelijk perfect hun emoties te verwoorden en denken zelfs alles af te weten van wat anderen verlangen, denken of voelen. Maar als puntje bij paaltje komt, reageren mensen natuurlijk anders dan ze zo keurig hadden gepland.

Nieuw voor Rohmer is de omgeving: de film is gedraaid in de wijnstreek, landhuizen en kleine dorpjes van de Rhônevallei tijdens het najaar. Maar net als zijn films die in Parijs, de provincie, de bergen of aan zee spelen, toont Rohmer zich een meester van de topografie van de locatie. Met een uiterste economie aan middelen en zonder enige mooifilmerij weet hij zijn personages op een volstrekt natuurlijke manier in hun omgeving te plaatsen, hun verbondenheid met hun milieu te suggereren. Ondanks de romaneske verhevenheid van de gevoelens, weet Rohmer de zaak ook bij de grond te houden; dit contrast is een van de sleutels van Rohmers kunst. Zoals alles in zijn films lijkt het simpel en moeiteloos. Maar achter die eenvoud schuilt de wijsheid en het meesterschap van een veteraan van 78 die bijlange nog niet is uitgeteld.

“Conte d’automne” vanaf 23/9 in debioscoop.

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content