In haar jongste roman slaat Kristien Hemmerechts nieuwe wegen in, die onder meer naar conversaties met de Maagd Maria leiden. Kleine zielen is, op zijn minst, onderhoudend én intrigerend. Een gesprek over God, klein Treeske en de liefde.

Marthe, net geen acht, gaat met haar moeder op bedevaart naar het Noord-Franse Lisieux. Het is 1978, en in de basiliek die er in het stadje is gebouwd ter ere van de plaatselijke heilige Thérèse (de ‘kleine’ Theresia (1873-1897) – haar naamgenote uit Ávila is de ‘grote’) zou een Mariabeeld bloed huilen. Marthe kan ter plaatse met eigen ogen vaststellen dat dat niet zo is, maar naar een klein meisje wordt niet geluisterd. Dat verandert als ze met verhalen komt dat Maria met haar praat. Zeker als de pers daar lucht van krijgt, gaat het snel: in luttele dagen groeit Marthe uit tot een soort reïncarnatie van Thérèse. Er komt zelfs een processie van, waarin ze met pracht en praal op een troon de basiliek in wordt gedragen. Daar maakt het meisje zelf een eind aan de gekte door andermaal te zeggen: ‘Het beeld bloedt niet.’ Waarna een heel wat minder geëxalteerd leven haar wacht. Aldus, zeer summier, het verhaal van Kleine zielen.

Kristien Hemmerechts die over godsdienst schrijft, het is weer eens wat anders. Hoewel. ‘In een van mijn eerste verhalen,’ zegt de schrijfster, ‘ Anna op de blauwe steen (uit de bundel Weerberichten, 1988), gaat het over een meisje dat Maria mag spelen in de processie. Ik ben zelf nooit Maria geweest, maar ik heb wel in veel processies meegelopen. Dat vroege verhaal geeft misschien toch aan hoe overweldigend ik een en ander gevonden moet hebben. (lacht) Maar goed, in dit boek klinkt, denk ik, inderdaad een andere stem dan in heel wat van mijn vorige werk.’

Het is ongetwijfeld uw katholiekste boek. ‘Alleen de liefde blijft’, denkt de dan volwassen Marthe aan het eind. ‘Niet de liefde die je krijgt, en ook niet de liefde waarnaar je hunkert, maar de liefde die je belangeloos geeft.’ Een zeer katholieke gedachte.

KRISTIEN HEMMERECHTS: ‘Ja, nou ja, maar dat is dus een citaat van Thérèse dat Marthe overneemt, hè. En het gaat hier ook niet om de liefde voor God. Katholiek zou ik het boek zelf niet willen noemen. Maar wat het misschien wel doet, is aangeven dat er weliswaar veel onzin is verkondigd in naam van God, maar niet alléén maar onzin. Er zitten ook dingen bij die wel zinvol zijn en waar je wel iets aan kunt hebben.

Al zou je tegelijk kunnen zeggen dat het boek, voor zover het echt over godsdienst gaat, het heeft over godsdienst-als-waan.

HEMMERECHTS: Ik hoop dat het boek dat een beetje in het midden laat. Kijk, dat zo’n beeld zou bloeden is de grootste onzin, of dat je, als je in het klooster gaat, de bruid wordt van Jezus, of dat je, als je veel lijdt, daarmee zielen redt uit het vagevuur. Dat is trouwens ook de strekking van het documentaire postscriptum bij het boek: hoe verzinnen ze het? Die verhalen over de zweetdoek van Veronica en zo. Maar ik wil dat ook niet belachelijk maken. Die hunker naar het bovennatuurlijke, naar het wonder is zó univer-seel. Neem het creationisme: het is toch verbijsterend dat in de 21e eeuw zoveel mensen dat met zoveel passie verdedigen? Geloof is kennelijk een onuitroeibaar gegeven. En dit boek wil eigenlijk zeggen dat dat niet per se slecht of kwaadaardig hoeft te zijn. Misschien is het integendeel wel iets ontroerends.

Zelf ben ik er rotsvast van overtuigd dat er geen God is, noch enig hiernamaals. Maar ik ben zeer gefascineerd door het verlangen van mensen naar een God. Zoals Julian Barnes zegt in zijn laatste boek: ‘Ik geloof niet in God, maar ik mis hem.’ Dát gevoel begrijp ik heel goed. Het christelijke verhaal, met God als een liefhebbende vader, die ten slotte alles vergeeft, en dat alles uiteindelijk een betekenis heeft, dat niets zomaar gebeurt – dat vind ik heel mooi en troostrijk.

En dan zijn er al die verhalen over goden en het heilige die mensen vertellen. Dat wekt mijn, laten we zeggen, antropologische interesse. Ik heb op de BBC eens een creationist de Grand Canyon zo horen verklaren: God was zo kwaad geworden op de zondaars, dat hij met Zijn vuist op de aarde sloeg, boef!, en daar had je dus de Grand Canyon. Maar omdat God zoveel van ons houdt, is het een mooie canyon geworden. Toen dacht ik: het eigenlijke mirakel is, dat mensen zulke prachtige verhalen kunnen bedenken.

Zoals de voorzitter van de Theresia-vereniging in het boek zegt: ‘De moderne onttoverde wereld heeft nood aan nieuwe vormen van ‘betovering’ en spiritualisering (…). We moeten ons afvragen of we tegenover onze jongeren niet tekortschieten wanneer we het wonder systematisch ontkennen. (…) Iedereen heeft behoefte aan het wonder.’

HEMMERECHTS: Ja, dat is een goeie van hem, hè? Daar was ik wel trots op, toen ik dat schreef.

Maar is het ook waar?

HEMMERECHTS: Ik ben geneigd dat heel pragmatisch te bekijken. Neem het communisme, dat heeft een doorgedreven poging ondernomen om de godsdienst en het bovennatuurlijke uit te roeien, vanuit de niet geheel onterechte gedachte: dat is allemaal opium voor het volk. Alleen is dat project wel grandioos mislukt, en floreert in Rusland bijvoorbeeld de orthodoxe kerk als nooit tevoren. Je kunt wel denken: afschaffen die boel, laten we de mensen daarvan bevrijden, uiteindelijk zullen ze daar ook gelukkiger van worden. Maar volgens mij maak je dan een denkfout. Misschien is het juist wel lastiger om te leven zónder die God.

Pardon? Nu zegt u dus eigenlijk: goed, het is wel nonsens allemaal, maar mooie nonsens.

HEMMERECHTS: Ja! Dat is het ook. Zo is het nu eenmaal: zodra je geboren bent, worden je nonsensverhalen verteld. Alle sprookjes, bijvoorbeeld. Wij zijn vertellers, en ik denk zelfs dat het niet goed voor je kinderen zou zijn als je ze geen verhaaltjes zou vertellen. Je kunt jezelf, de wereld en jouw plaats daarin alleen maar begrijpen door verhalen. Alleen moet je verhalen liever niet per se ook letterlijk nemen.

Ik ben absoluut niet voor minder ratio en meer nonsens hoor. Neem nu de liefde. Wat dáár niet allemaal voor irrationele onzin over wordt verkocht… Dat hele concept van die éne persoon en niemand anders, enzovoort, dat is een bron van eindeloze ellende, en een recept voor frustratie, ontevredenheid en ongeluk. Toch? Dus als we die voortplanting en de opvoeding van de kinderen en zo nu eens wat rationeler zouden aanpakken – er zijn ook echt experimenten in die richting gedaan. Maar dan blijkt dat mensen zichzelf met een soort koppigheid wijsmaken dat díe persoon en geen andere het begin en het einde van hun geluk is. Drie maanden later kan dat dan toch weer een ander blijken te zijn, maar het punt is: in onze perceptie is liefde vaak ook een soort wonder, en krijgt de geliefde iets goddelijks, die ondergaat een complete transformatie. Mensen zijn ook bereid om er moorden voor te begaan. Zijn de parallellen met godsdienst niet frappant? Wat er in naam van de liefde niet allemaal voor verschrikkelijks gebeurt!

We leven in deze maatschappij gewoon in de dictatuur van de liefde. En dan naar mijn idee niet van de gevende, maar juist van de nemende, eisende liefde – iedere dag krijg je te horen dat dat het belangrijkste in je leven is. Als dat over een rationelere boeg werd gegooid, laten we zeggen met een soort seksfitnessclubs voor iedereen die daar zin in heeft, dan zou er heel veel ongeluk uit de wereld worden geholpen. Alleen: de mens is nu eenmaal niet zo geweldig rationeel. En net zomin als je mensen ervan zult kunnen overtuigen dat het vaak beter is om niet verliefd te worden, zul je ze van God af kunnen helpen.

De directe aanleiding voor het boek is een kaartje dat ik in het geboortehuis van Thérèse heb gekocht, toen ik met mijn man een van de afgelopen jaren, op wat eigenlijk een Prousttrip in Noord-Frankrijk was, dan toch ook Lisieux maar eens bezocht. Er stond een zinnetje van haar op: ‘Geef mij de kracht om de zwakheden van mijn vrienden te aanvaarden.’ Dat kaartje stopte ik in mijn portefeuille, die vervolgens gestolen werd – veel zegen van boven bleek er inderdaad niet op te rusten. Maar dat zinnetje is blijven hangen, en later ben ik de autobiografie van Thérèse gaan lezen – ‘Thérèseke’, zoals mijn grootmoeder haar noemde, die een grote affectie voor haar had. Tot mijn verrassing was er wijsheid te vinden in veel van wat ze schrijft, ook over de liefde, bijvoorbeeld. Ik heb me weleens afgevraagd: wat zou ze gedaan hebben als ze vijftig jaar later was geboren? Ze was misschien gaan studeren, had minnaars gehad. Want het was bepaald geen seut. Ze is ook heilig verklaard om haar te recupereren – ze was al dood, maar haar boek vond een ongelooflijke weerklank, in de eerste dertig jaar zijn daar drie miljoen exemplaren van verkocht en toen heeft de kerk besloten, oei, dit moeten we in banen leiden. Het is ook door dat boek dat ze mij interesseert. Ik zie Thérèse in de eerste plaats als schrijfster. Ze was zeer zelfbewust en eigengereid. Op een bepaalde manier was ze gewoon ook ketters, ondanks haar grote ambitie om heilig te worden. Zo heeft ze geschreven: ‘Ik geloof niet in het eeuwige leven.’ Faut le faire, als bruid van Jezus.

KRISTIEN HEMMERECHTS, KLEINE ZIELEN, ATLAS, AMSTERDAM/ANTWERPEN, 220 BLZ., 18,50 EURO.

DOOR HERMAN JACOBS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content