Het jongerenparlement van het Fonds P&V bond de strijd aan met de politieke uitsluiting van jongeren.

Het Fonds P&V tegen de sociale uitsluiting van jongeren werd enkele jaren geleden opgericht binnen de Koning Boudewijnstichting. Aan de oorsprong van het fonds ligt de gedachte dat de verzekeringsmaatschappij geregeld een project wil opzetten dat herinnert aan haar wortels in de socialistische beweging.

Na een eerste evenement, waarbij de opbrengst van een concert in Vorst-Nationaal werd verdeeld over een aantal – met de medewerking van de Koning Boudewijnstichting – zorgvuldig geselecteerde sociale verenigingen, groeide de idee om een jongerenparlement te organiseren. Dat zou de beschikking krijgen over een pot geld, te verdelen over projecten die de jongeren zelf belangrijk vonden. Het geld werd door P&V ter beschikking gesteld en aangevuld met de opbrengst van een tweede concert.

Uit de enkele honderden jongeren tussen 17 en 23 jaar die zich kandidaat stelden, werd met de medewerking van de vakgroep sociologie van de VUB een parlement van 85 mensen gevormd, dat zo goed als maar mogelijk aan de samenstelling van de Belgische bevolking beantwoordt: mannen en vrouwen, Vlamingen, Walen en Brusselaars, studerende en werkende jongeren, werklozen, migranten, enzovoort. Ze vergaderden afwisselend in het Vlaamse parlement en de hoofdstedelijke raad in Brussel en in het Waalse parlement in Namen. Echte parlementsleden waren zo goed de jongeren te begeleiden bij hun tocht door de kronkels van de democratie.

STUDEREN MAAKT EEN VERSCHIL

Tijdens hun eerste bijeenkomst koos het jongerenparlement er verrassend voor om zich toe te leggen op het probleem van de politieke uitsluiting. In volgende sessies werden ingediende projecten op hun waarde beoordeeld en eventueel uitverkoren. Zo ging er geld naar een pedagogische koffer voor jonge doven, een videofilm over politieke beslissingsniveaus, een wedstrijd voor grafitti, een politieke babbelbox, en zo meer.

De VUB-sociologen, die alle vergaderingen bijwoonden, volgt de groep nog een tijd op om na te gaan of dat hele proces haar kijk op de samenleving heeft veranderd. Het initiatief werd overigens door de Raad van Europa erkend als een Europese site voor burgerschap – en een model in zijn soort. Daar was het ook om te doen: jongeren leren hoe de democratie werkt, en ze die waarden laten uitdragen in de projecten die ze wilden steunen.

Het nut van de oefening lag, volgens de onderzoekers, precies in die participatie, en in de verantwoordelijkheid die de jongeren konden opnemen. Wat ze trouwens zeer consciëntieus deden: projecten waarvoor op een of andere manier werd gelobbyd, werden zonder pardon naar de prullenmand verwezen.

De houding van deze kleinere groep jongeren verschilt vanzelfsprekend van die in de grote enquête, die op de vorige bladzijden is belicht. In de eerste plaats omdat ze zichzelf kandidaat stelden, en dus vooraf duidelijk belangstelling toonden voor het maatschappelijke leven. Ze vinden zich, bijvoorbeeld, minder politiek machteloos dan jongeren in het algemeen. Er leeft ook wel onvrede met de politiek, maar ze zijn niet van mening dat hun stem er niet toe doet.

De onderzoekers wijzen ook voor deze groep op de invloed die het onderwijs heeft op de houding ten aanzien van politieke machteloosheid, repressie en antidemocratische gevoelens. Wie langer studeert, kijkt daar anders tegenaan dan wie beroepsonderwijs volgt.

De grote vertrouwenstabel, die hierbij is afgedrukt, loopt grosso modo wel gelijk met de grote enquête. Opiniepeilingen en pers scoren daarin, zoals u merkt, zeer laag. Er is voor iedereen nog werk aan de winkel.

H.V.H.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content