Ingrid Van Daele
Ingrid Van Daele Ingrid Van Daele is redacteur bij Knack

Het is geleden van de deelname aan Allied Force in Kosovo in 1999 dat het Belgisch leger nog gevechtsvliegtuigen inzette voor bombardementen. Hoe kijken F-16-piloten terug op die missie? Een anonieme bron getuigt.

‘Ik moest de villa van Slobodan Milosevic bombarderen, maar door het slechte weer ging dat niet door’, zegt een F-16-piloot van Kleine Brogel, die in Kosovo elf doelwitten bombardeerde. Hij wil anoniem blijven om veiligheidsredenen. ‘Het eerste doelwit was een opslagplaats voor brandstof dicht bij de grens met Italië. Daarna moest ik verder overvliegen.’ Bombarderen lijkt voor hem wel een routinetaak. ‘Het is een deel van de opdracht. Veel tijd om te piekeren heb je niet.’

‘Een paar uur voor mijn vertrek kreeg ik de beschrijving van mijn doelwit, met de locatie en de gevaren die ik eventueel zou moeten trotseren, zoals antivliegtuigartillerie die ik moest proberen te ontwijken. Ik duidde mijn doelwit aan op een kaart en bestudeerde mijn vlucht. En ik vertrok. Vanuit de basis in Italië vloog ik telkens weer de grens over. En meteen sloeg de stress weer toe. Maar je bent getraind en je weet wat je te doen staat. Je gaat voor je doelwit. Rondom je zie je vuur. Er wordt geschoten, er stijgt een ander vliegtuig op. Ondertussen vlieg je zelf tegen 1000 kilometer per uur op je doel af, en het moet raak zijn. Want als je terug moet, is de kans dat je beschoten wordt vrij groot. Je hebt geen tijd om na te denken en je af te vragen of er niet nog iemand de hangar staat schoon te vegen waar je de bom dropt. Je voert je opdracht uit. Je komt terug. En je vliegt naar de volgende.’

Voor Allied Force werden twaalf BelgischeF-16’s uitgestuurd naar Kosovo. ‘Zes dagen per week waren we stand-by, 24 uur per dag. De rotatieperiode was 21 dagen’, beschrijft de piloot die ook aan de operatie Guardian Falcon in Kandahar zal deelnemen. ‘Kosovo was een luchtoorlog, een major combat operation waarbij massaal gevechtsvliegtuigen werden ingezet – 1400 op de piek van de operatie. En dat is een groot verschil met Afghanistan, waar we een lucht-grondopdracht moeten uitvoeren. Het vliegen zelf zal er minder gevaarlijk zijn. De kans dat je er door de vijand uit de lucht gehaald wordt, is immers vrij klein, want de taliban beschikken niet over luchtafweer.’

‘Kosovo was een symmetrische oorlog’, zegt majoor Jeroen Poesen die over vier maanden Didier Polomé als detachementscommandant voor de Belgische operatie Guardian Falcon in Kandahar zal aflossen. Hij maakte ook deel uit van Allied Force. ‘De doelwitten in Kosovo waren zeer strak afgelijnd. Het ging om grote militaire installaties, wapenfabrieken, bruggen, communicatielijnen. Kosovo was een standaardoorlog, waarbij je de militaire tegenstander probeert uit te schakelen door zijn kritische installaties aan te vallen. Onze opdracht was er een luchtcampagne te voeren. In Afghanistan is onze eerste opdracht steun verlenen aan de grondtroepen door afschrikkingsoperaties te lanceren, of indien nodig ook door doelwitten aan te vallen. Om verschillende redenen wordt dit een asymmetrische oorlogvoering.’

Toch maakt Poesen zich sterk dat zijn piloten goed zijn voorbereid. ‘Welke opdracht we ook uitvoeren, technisch gezien verandert er weinig aan de procedures die we tijdens onze trainingsvluchten in vredestijd opvolgen. Alleen de omgeving is zeer verschillend.’ ‘Maar dat bepaalt precies de moeilijkheidsgraad’, aldus de anonieme piloot.

Om zich daarop voor te bereiden, trekken de piloten van het tweede detachement voor Kandahar binnenkort naar de Nevada-woestijn. ‘Het Amerikaanse ministerie van Defensie heeft er complete medina’s opgebouwd, om de omstandigheden en het klimaat in Afghanistan na te bootsen. De Amerikanen hebben zelfs Afghanen ingehuurd om in de medina’s te werken. Alles moet zo reëel mogelijk lijken.’

Ingrid Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content