Nadat hij zijn partij en zijn mandaat was kwijtgeraakt en de verkiezingen had verloren, trok Ward Beysen zich terug op een Franse heuvel. Daar kwam hij tot een noodlottig inzicht: voor hem was er geen leven meer na de politiek. Vrijdag werd zijn lichaam gevonden in een vijver in Wilrijk.
Zijn verdwijning was zelfs geen hoofdpunt in het journaal. Omdat alles die avond in het teken stond van de grote show Tsunami 12-12 wellicht, maar ook omdat Ward Beysen (64) niet meer dan een voetnoot is geworden in de officiële geschiedenis van de Vlaamse liberalen. Nochtans was hij veel meer dan de zoveelste recalcitrante VLD’er. Als Antwerps gemeenteraads- en provincieraadslid, als federaal en Vlaamse parlementslid en ten slotte als Europees parlementslid leverde hij degelijk werk. ‘Ward was een heel harde werker met een enorme dossierkennis en gedrevenheid’, zegt Désirée Oen, Beysens juridisch adviseur tijdens zijn Europese mandaat. ‘Tegenover zijn medewerkers was hij aimabel en attent. Alleen vond hij dat zijn overtuiging de enige juiste was.’
Al zijn hard labeur wierp vruchten af: in 1988 mocht Ward Beysen de eed afleggen als Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ruimtelijke ordening. Maar na acht maanden werd hij alweer vervangen, omdat de partijleiding iemand anders op die post kwijt moest. ‘Dat heeft hem echt gepakt’, zegt senator Hugo Coveliers (VLD). ‘Sindsdien is hij meer en meer zijn eigen weg gegaan.’
Een nieuwe ministerportefeuille zat er voor Beysen niet meer in. Dus zette hij zijn zinnen op zijn geliefde Antwerpen. Al snel werd echter duidelijk dat hij ook daar geen schepen, laat staan burgemeester zou mogen worden. Nochtans dacht hij precies te weten wat de gewone Antwerpenaar nodig had: meer blauw op straat en een rechtsere ploeg op ’t Schoon Verdiep. ‘Het belangrijkste land is het binnenland’, luidde de slogan waarmee hij in 1991 naar de verkiezingen trok. Datzelfde jaar begon het Vlaams Blok aan zijn opmars, en Beysen volgde die met grote interesse. Hij stak ook nooit zijn afkeer van het cordon sanitaire onder stoelen of banken. ‘Achteraf gezien had hij iets visionairs’, zegt Oen. ‘Jaren geleden deed hij al uitspraken over veiligheid, die nu door een brede laag van de Vlaamse liberalen worden verkondigd. Er zijn vandaag ook niet veel VLD’ers meer die nog koste wat het kost aan het cordon willen vasthouden. Maar toen Ward zulke dingen zei, was de tijd nog niet rijp.’ Vandaag is Hugo Coveliers de verpersoonlijking van het rechtse liberalisme, maar naar eigen zeggen is hij toch niet zo rechts als Beysen was. Coveliers: ‘Ik vond vooral zijn standpunten op het vlak van veiligheid te sloganesk, en zijn oorspronkelijke discours over de problemen van de multiculturele samenleving ging me te ver.’
Zijn uitgesproken rechtse standpunten maakten het Beysen niet gemakkelijk in een partij die steeds meer naar het centrum opschoof. Niet alleen stapte de VLD in 1999 in een coalitie met de SP.A en het door Beysen zo verafschuwde Agalev. In naam van de verruiming werden ook nog een resem in zijn ogen uitgesproken linkse politici binnengehaald. Bovendien was hij in Antwerpen van zijn troon gestoten door een nieuwe generatie, met Ludo Van Campenhout op kop. Toch bleef hij koppig zijn eigen weg gaan, en werd daarin gesteund en zelfs voortgestuwd door zijn tweede vrouw, Linda Vinck.
‘Hij voelde zich steeds minder thuis in de VLD’, zegt Ingrid Keersmaekers, die negentien jaar zijn medewerkster was. ‘Daarom richtte hij in 2002 de beweging Liberaal Appel op. Het was zijn bedoeling om die groep een plaats te geven binnen de VLD, maar ook na lang aandringen zag de partijtop dat niet zitten.’ Als donkerblauw liberaal vond Beysen het zijn plicht om een klankbord te bieden aan iedereen die de toekomst van de VLD rechts van het midden zag. ‘Als ik het niet doe, wie dan wel?’, zei hij bijna drie jaar geleden in Knack. ‘Ik wil niet dat datgene wat ik gedurende jaren mee heb helpen opbouwen, verloren gaat.’
Alleen wou de VLD niet door Beysen worden gered. ‘Het kon dan ook niet anders dan tot een breuk komen tussen hem en de partij. Ward heeft dat nooit met zoveel woorden gezegd, maar die gebeurtenissen hebben hem gekraakt’, aldus Keersmaekers. Toen hij ook nog eens uit de liberale fractie van het Europees parlement werd gezet, verloor Beysen zijn laatste houvast. Toch vormde hij het Liberaal Appel om tot een echte partij, en zette de deuren open voor andere ontevreden liberalen. Maar op een paar mindere goden na, zoals de Boechoutse burgemeester Albert Mariën, durfde niemand de sprong in het diepe aan. Ook met de liberale scheurlijst van Leo Goovaerts bleek samenwerking niet mogelijk, door Beysens toenaderingspogingen tot het Blok. Zelfs Hugo Coveliers had na zijn zoveelste aanvaring met de VLD-bonzen geen zin in een overstap. Toch was het Coveliers die vorig weekend het aanbod kreeg om Beysen op te volgen als voorzitter van het Liberaal Appel. Zelf vond Coveliers het onkies om het daar nu al over te hebben.
Kameraad van het Belang
Bij de federale verkiezingen van 2003 haalde het Liberaal Appel amper een half procent van de stemmen binnen, en niet de voorspelde 2 tot 4 procent. Keersmaekers: ‘Dat was de zoveelste teleurstelling. Ik zeg niet dat de politiek de enige reden was voor Wards zelfmoord, maar het had er in elk geval veel mee te maken. Zowel zogenaamde politieke vrienden als oude zakenrelaties hadden hem op een paar jaar tijd aan de kant gezet.’
Toen Beysens Europese mandaat in juni 2004 afliep, kwam hij nog meer in een isolement terecht. Zijn partij had niet meegedaan aan de Vlaamse en Europese verkiezingen, want alle hoop was op de Antwerpse gemeenteraadsverkiezingen van 2006 gericht. Met een beetje hulp van het Vlaams Belang zou het Liberaal Appel daarbij behoorlijk moeten kunnen scoren. Alleen hapte Filip Dewinter nog steeds niet definitief toe. Postuum kreeg Beysen zondag wel waardering op de nieuwjaarsreceptie van het Vlaams Belang in Borgerhout. ‘Beysen was de eerste gewezen minister die het cordon sanitaire heeft doorbroken’, zei partijvoorzitter Frank Vanhecke in zijn toespraak. ‘Ook al kwam hij niet uit onze biotoop, hij was een kameraad die een stuk van de weg met ons heeft afgelegd.’ Alleen is die weg niet geeindigd in het rechtse front waar Beysen al jaren van droomde. Op zijn oproep aan het adres van N-VA, CD&V en het Blok kwam zelfs amper antwoord.
Van zijn grote dromen bleef dan ook niet veel meer over toen hij afgelopen zomer zijn kantoor in het Europees parlement leegmaakte, zijn huis in Wilrijk verkocht en samen met zijn vrouw naar hun afgelegen huis op een heuvel in de buurt van Nice vertrok. Van Beysens vertrouwde leven bleef alleen nog zijn vrouw over. Désirée Oen: ‘Ik heb dat nooit begrepen. Ward en Linda waren geen mensen om zich weg te stoppen op een berg in Frankrijk.’ Aan Ingrid Keersmaekers gaf Beysen toe dat de verhuizing naar Frankrijk een vergissing was geweest. ‘Hij dacht dat hij daar van het leven zou kunnen genieten’, zegt ze. ‘Hij wou er naar de universiteit gaan, en een boek schrijven. Maar hij miste zijn leven in Antwerpen.’
Bovenop die Franse quarantaine en de neergang van zijn politieke carrière kwamen ook nog eens de aanslepende problemen met de Antwerpse aannemer die de verbouwingswerken in Frankrijk leidde. Door die moeilijkheden moest Beysen begin december verstek laten gaan voor een debat in het Antwerpse Pershuis over zijn stokpaardje: de mogelijkheid van een rechts alternatief in Antwerpen bij de gemeenteraadsverkiezingen. ‘Hij belde me met de boodschap dat hij er niet bij zou zijn’, zegt Coveliers. ‘We hebben toen afgesproken dat we elkaar in het derde weekend van januari zouden zien, maar toen was hij er al niet meer.’ Volgens hem liep Beysen toen nog over van de plannen en wilde hij zich helemaal inzetten voor de gemeenteraadsverkiezingen. Maar dat is niet de indruk die Beysens goede vrienden hadden. Keersmaekers: ‘Volgens mij was hij helemaal niet van plan om nog aan een verkiezingscampagne te beginnen. Hij was de laatste maanden niet meer bezig met de partij, en bouwde al zijn activiteiten af. Ik geloof dat zijn afscheid heel bewust en doordacht was. Eigenlijk was hij er sinds afgelopen zomer al niet meer.’
Ann Peuteman