Allochtonen op kieslijsten betalen leergeld.

Op 13 juni 1999 dongen 25 allochtonen van diverse Vlaamse partijen in Brussel naar de gunst van de kiezer. Geen van hen werd verkozen, ondanks hun vaak uitmuntende scores. Yamila Idrissi (onafhankelijke op de SP! Aga-lijst) haalde met haar 1621 stemmen drie keer zoveel als Brussels minister Robert Delathouwer (SP.A) op dezelfde lijst. En ze sprong ook over Adelheid Byttebier (Agalev), de tweede op de lijst.

Vooral strategische motieven gaven de doorslag om allochtonen op lijsten te zetten. ‘Maar dat hoef je niet eng of negatief te duiden. Het is niet zo dat partijen vooral op zoek waren naar stemmentrekkers, of dat die allochtonen daarom excuus-migranten zouden zijn’, zegt Maarten Rottiers die een onderzoek aan het thema wijdde. De Vlaamse partijen hebben er baat bij om zich electoraal niet af te snijden van één op de drie hoofdstedelingen, want zoveel allochtonen zijn er in Brussel.

Van de allochtonen die in 1999 op de Vlaamse lijsten stonden, is meer dan de helft Franstalig. Voor hen was de keuze voor een Vlaamse partij niet evident. Vooral tijdens de verkiezingscampagne moesten ze opboksen tegen Franstalige vooroordelen over de Vlaamse Gemeenschap. ‘Vertaal Vlaams Blok in het Frans en je krijgt le bloc flamand‘, zegt Fouad Ahidar (VLD-VU-O). ‘En zo begrepen zeker in 1999 veel Franstalige Brusselaars dat: Wat Vlaams is, Blok is.’ Francofone politieke tegenstanders buitten dat vooroordeel graag uit.

Het gros van de allochtone kandidaten wist bitter weinig af van de politieke spelregels. Zo wist de helft niet dat hun keuze voor een Vlaamse partij en dus voor de Nederlandse taalgroep in Brussel definitief is. Ze blijven voor de rest van hun leven, en ondanks de taal die ze thuis en op straat veelal spreken, Vlaams-Brusselse politici. Oud Brussel vloekt op dat vlak met nieuw Brussel. Zoals Rottiers treffend schrijft: ‘De communautaire strijd is niet de strijd van de allochtonen.’

Bij elke partij is ongeveer de helft van de kandidaten achteraf ontevreden over de plaats die ze kregen, of het resultaat dat ze behaalden. Verschillende kandidaten hadden op 13 juni geen flauw benul van de politieke rekenkunde met verkiesbare plaatsen en strijdplaatsen, effectieven en opvolgers.

Dat zorgde meteen na 13 juni voor de grootste katers. Vooral omdat die kandidaten veel en extra-gemotiveerde kiezers aantrokken. Die zagen hun initiële scepsis (‘Ze zullen je gebruiken’) bevestigd. ‘Dat was even doorbijten’, zegt Idrissi, die overigens wél perfect op de hoogte was van de spelregels en er ook geen moeite mee had. ‘Het is niet goed als je de eerste keer al verkozen wordt. Precies omdat er zo lang geen politieke participatie was, ken je het reilen en zeilen van het politieke bedrijf niet. Partijen kunnen je met zo’n parachutage dus zelfs doodknuffelen.’

‘Ik heb op heel korte tijd een politiek bad gekregen. Debatten, media, campagne voeren, mensen ontmoeten die ook tot de groep van de niet-overtuigden behoren. De proef op de som moet nog komen. Als politieke partijen in jou investeren, moeten ze ook consequent zijn en het opgebouwde kapitaal laten renderen. Als ze me in 2003 opnieuw een vierde plaats aanbieden, zal ik eens glimlachen.’

Ook Ahidar zegt dat 1999 maar een experiment was. En dat het in 2003 menens is. ‘Ik zal mijn voorwaarden stellen.’ In 2003 moeten zowel de partijen als de kandidaten zelf tonen dat ze iets geleerd hebben. Als dat niet gebeurt, vreest meer dan één allochtone kandidaat voor ‘ongelukken’. ‘Dan krijg je bij de volgende verkiezingen na 2003 wellicht extremistische migrantenpartijtjes.’ En verdere ‘verzuring’, van de niet-blanke man dan.

‘Een ontluisterende werkelijkheid? Allochtonen op de Nederlandstalige lijsten voor de verkiezingen van de Brussels Hoofdstedelijke Raad van 13 juni 1999’, Maarten Rottiers, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, KUL.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content