Marleen Finoulst
Marleen Finoulst Arts en journalist

Seksuele problemen hebben vaak een lichamelijke oorzaak. Maar aandacht voor de relationele en psychologische aspecten blijft belangrijk, vindt seksuoloog Paul Enzlin van de KU Leuven.

Aan het eind van de 19e eeuw startte de wetenschappelijke studie van seksualiteit, in navolging van de fenomenologische traditie in de psychiatrie, als de beschrijving van een ‘rariteitenkabinet’.

Het was de Amerikaanse bioloog Alfred Kinsley die een meer empirische interesse aanwakkerde met zijn onthullende boeken over Sexual Behavior in the Human Male (1948) en Sexual Behavior in the Human Female (1953). Hij onderzocht aan de hand van interviews hoe vaak, wanneer, met wie en hoe Amerikanen het deden.

Masters en Johnson focusten zich in hun onderzoek in de jaren 1950-1960 meer op de onderliggende fysiologische processen die aan het seksueel functioneren ten grondslag liggen. Op basis daarvan overtuigden ze de wereld dat seksualiteit een natuurlijke functie is, wat de deur openzette voor verder onderzoek. Masters en Johnson ontwikkelden ook een specifieke vorm van sekstherapie die bestond uit een combinatie van gesprekken en oefeningen die aan koppels werden meegegeven.

Doordat er bij gebrek aan onderzoek weinig bekend was over mogelijk lichamelijke oorzaken van seksuele problemen, werden die beschouwd als psychologische problemen. Gevolg daarvan is dat gesprekstherapieën voortaan de hoeksteen van de therapie vormden. Daarmee werd volkomen voorbijgegaan aan het feit dat ook lichamelijke oorzaken aan de basis kunnen liggen van seksuele problemen. De voorbije jaren is de situatie echter omgekeerd en wordt de psychologie vergeten. ‘Tegenwoordig wordt vooral de nadruk gelegd op het feit dat seksuele problemen een lichamelijke oorzaak hebben. Een logisch gevolg hiervan is dat er voor seksuele problemen een medische oplossing moet worden geboden’ zegt Paul Enzlin, docent seksuologie aan het Instituut voor Familiale en Seksuologische Wetenschappen van de KU Leuven. ‘Seksuele problemen worden in onze huidige samenleving sterk gemedicaliseerd. Daar is niets op tegen. Omdat de farmaceutische industrie interesse kreeg voor de problematiek werden nieuwe fondsen vrijgemaakt voor fundamenteel fysiologisch en biochemisch seksonderzoek Hoewel het hoofddoel van dit onderzoek de ontwikkeling van medicijnen voor seksuele problemen voor mannen en vrouwen was, heeft dit de kennis over de onderliggende fysiologische basis van seksualiteit enorm doen toenemen.’

Seksuele problemen hebben in feite zowel een medische, psychologische als relationele kant, maar artsen zowel als psychologen hebben de neiging de problematiek op hun terrein te houden. ‘Seksuologen hebben in vergelijking met deze beroepsgroepen een voorsprong omdat ze in hun opleiding leren aandacht te hebben voor zowel de culturele, psychologische én lichamelijke aspecten van seksueel functioneren’, stelt Enzlin.

Erecties

In 1998 werd Sildenafil op de markt geïntroduceerd als het eerste doeltreffende erectieverbeterend medicijn. Het blauwe pilletje sloeg in als een bom en kondigde de ontwikkeling aan van een nieuwe klasse geneesmiddelen: de PDE-5-inhibitoren. Paul Enzlin: ‘Het is goed dat we over deze oplossing beschikken, maar het is ook belangrijk om de beschikbare PDE-5-inhibitoren rationeel te gebruiken.’

De gepubliceerde cijfers over erectiestoornissen stellen dat 20 tot 52 procent van de mannen erectieproblemen hebben. Veel hangt echter af van de definitie die men bij de bevraging hanteert. Bovendien is er ook heel wat recreatief gebruik (zie elders in dit dossier) van erectiebevorderende middelen. Enzlin: ‘Minder dan de helft van de mannen die erectieproblemen hebben, heeft daar daadwerkelijk een probleem mee. Een aantal mannen accepteert het achterwege blijven van een erectie als behorend tot het normale verouderingsproces of vindt het niet meer passen in hun relatie.’ Volgens de DSM IV (erkende diagnostische criteria voor psychiatrische en seksuele stoornissen) wordt een erectiestoornis gedefinieerd als ‘de aanhoudende of terugkerende onmogelijkheid om een erectie te krijgen of deze aan te houden tot het einde van de seksuele activiteit’. Belangrijk bijkomend diagnostisch criterium is dat het probleem ‘persoonlijk lijden’ moet veroorzaken. Enzlin: ‘Als een man er geen problemen mee heeft, hoeft het ook niet behandeld te worden. En daar wordt vandaag nog te weinig rekening mee gehouden. De counseling rond het gebruik van erectiestimulerende geneesmiddelen kan beter. De partner moet daar zo veel mogelijk bij betrokken worden.’

Praten over seks ligt nog altijd moeilijk, zowel binnen koppels als tussen arts en patiënt, ondanks de openheid in de media, de opkomst van doeltreffende medicatie en campagnes die mensen aanmoedigen hun arts te raadplegen in geval van seksuele problemen.

Paul Enzlin: ‘Al dan niet makkelijk communiceren over seks heeft vooral te maken met de boodschappen die je daarover als kind hebt gekregen. Wat heb je van je ouders gezien? Op welke manier werd er thuis mee omgegaan? Hoe werd het op school aangebracht? Op die manier krijgt onze persoonlijke visie en attitude ten aanzien van seksualiteit vorm en die bepaalt of we er makkelijk over kunnen praten.’

De nieuwste trend is de aandacht voor vroegtijdige zaadlozing vanuit de medische wereld. ‘Vroegtijdige zaadlozingen hebben veel te maken met het prestatiegericht model van seksualiteit’, vindt Enzlin. ‘Samen klaarkomen met je partner wordt daarin voorgesteld als het summum. Te snel of vroegtijdig wil in die context zeggen dat een man vroeger klaarkomt dan hij zelf wil, of dan zijn partner wil. Vroegtijdige zaadlozing vormt een probleem in zoverre dat een man (of zijn partner) het als problematisch aanvoelt.’

Het is moeilijk om daar een objectief cijfer aan te koppelen. Dat het fenomeen tegenwoordig volop in de belangstelling staat, heeft te maken met het feit dat bepaalde antidepressiva als nevenwerking uitstel van zaadlozing hebben. Die vaststelling opent de deur naar een nieuwe medische therapie voor een bekend seksueel probleem, dat jarenlang ook met specifieke vormen van sekstherapie succesvol werd behandeld. Paul Enzlin: ‘Ook in dit geval mag men niet uit het oog verliezen dat dergelijk medicijn enkel nuttig is in geval het te snel klaarkomen werkelijk met persoonlijk lijden gepaard gaat. En wat merken we? De wetenschappelijke literatuur wil vooral aantonen hoeveel lijden de vroegtijdige zaadlozing wel veroorzaakt en hoe belangrijk het dan ook is ze te behandelen.’

Media en seks

Niet alleen de wetenschappelijke literatuur heeft een grote invloed op hoe er over seksualiteit wordt gedacht. Ook de media bepalen in belangrijke mate de zogenaamde normen die er op vlak van seksualiteit in een bepaalde cultuur gelden. Er gaat geen dag voorbij zonder dat een krant, dag- of weekblad seksualiteit op de voorpagina zet: ‘sex sells’. Ook de televisie speelt hierin een belangrijke rol. ‘In iedere soap zitten wel verhalen over echtscheidingen, ontrouw, onechte kinderen, enzovoort. Ze vertekenen het beeld van hoe een doorsnee relatie eruitziet en beïnvloeden de manier waarop mensen naar relaties kijken. Het aanbod aan informatie is op alle fronten gigantisch groot’, besluit Paul Enzlin. ‘Het is belangrijk om uit te zoeken hoe je daar het best mee omgaat en ook je kinderen te helpen om die informatie goed te verwerken. In mijn klinisch werk valt het me op dat bijvoorbeeld het bekijken van pornowebsites vaak een heel gevoelig gegeven is binnen koppels. Sommige koppels vinden een manier om hiermee om te gaan: ze kijken samen of houden het bespreekbaar. Soms loopt het ook uit de hand en kijkt man of vrouw in het geniep, voelt zich gefrustreerd of niet meer aangetrokken tot zijn partner en fixeert zich op internetseks. Seksverslaving heeft niet zelden toch met internetporno te maken.’

Marleen Finoulst

‘Minder dan de helft van de mannen die een erectieprobleem hebben, heeft daar daadwerkelijk een probleem mee.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content