Hubert van Humbeeck

Europees parlementslid Miet Smet (CD&V) wou graag weten hoe bestuursleden van haar partij naar de Europese Unie kijken. Een kleine enquête met enkele verrassende uitspraken.

Het was Miet Smet in de eerste plaats om de uitbreiding van de Europese Unie te doen, en de discussie die daarover wordt gevoerd. Op 1 mei 2004 treden tien nieuwe landen tot de Unie toe. De Vlamingen zijn daar, zo blijkt, niet tegen. Zeker niet als ze zich tot de CD&V bekennen en in die partij een bestuursmandaat hebben opgenomen. Om de pols van dat volk te meten, bezorgde Smet de 11.388 bestuursleden van de partij najaar 2002 een enquêteformulier. Ze kreeg 1242 formulieren netjes ingevuld terug – een respons van 11 procent.

Het Europees parlementslid nuanceert de cijfers meteen. Het is natuurlijk geen wetenschappelijk onderzoek. Vooral mannen hebben geantwoord, voor de helft tussen 45 en 65 jaar oud. Het gaat om geëngageerde mensen, die hun mening hebben gevormd – maar dat is daarom niet minder interessant. Zo vindt 60 procent van de respondenten dat het moment om de Unie uit te breiden goed is. Bovendien zijn evenveel CD&V-mandatarissen van mening dat Turkije op termijn lid kan worden van de Europese Unie. ‘Dat is veel,’ weet Smet, ‘als je er rekening mee houdt dat er in Vlaanderen ook een mentaliteit bestaat die niet zo positief is ten aanzien van vreemdelingen.’

Het is overigens opvallend dat jongere mensen er minder van overtuigd zijn dat Turkije lid moet worden van de Unie. De vragenlijst van Smet werd tegelijk ook voorgelegd aan een tweehonderdtal studenten van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen in Kortrijk. Onder die groep scoort Turkije maar net de helft. Ze zijn over het algemeen trouwens strenger voor Europa, minder voorzichtig. ‘Dat is normaal’, denkt Miet Smet. ‘Ze reageren nog veel meer vanuit de buik, ze laten de emoties spreken.’

Dat haar respondenten vinden dat Europa op wereldvlak veel meer met één stem moet spreken, verbaast haar niet – dat is een mening die ze deelt. Merkwaardiger is dat het gemiddelde bestuurslid van de CD&V van oordeel is dat de begroting van de Unie mag stijgen om het welvaartsniveau in de kandidaat-lidstaten op te krikken. ‘Dat is zeer genereus’, zegt Smet. ‘Want ze weten natuurlijk ook dat het geld ergens vandaan moet komen. Onder meer uit hun portemonnee.’

BANG VOOR JOBVERLIES

Het verbaast haar wel dat bijna de helft van diegenen die het formulier hebben ingevuld, vragen dat het aantal werktalen in de Europese Unie zou worden beperkt. In het besef dat het Nederlands daar dan wellicht niet meer bij zal zijn. ‘Ik denk nog altijd dat het beter is om met alle talen te blijven werken, ook al zijn er dat straks twintig’, aldus Smet. ‘Dat is in verhouding helemaal niet zo duur, en het is democratischer. Als het aantal werktalen wordt beperkt, wordt dat op de duur een voorwaarde om kandidaat te kunnen zijn bij verkiezingen. Mensen moeten in Europese instellingen in hun eigen taal kunnen blijven spreken en naar elkaar luisteren.’

‘Ik kan begrijpen dat er op informele vergaderingen alleen Engels of Frans wordt gepraat, zoals dat nu trouwens ook al gebeurt. Maar als iemand uit het achterland van Polen zich kandidaat wil stellen voor het Europees parlement mag van die man of vrouw niet worden verwacht dat die Engels kent. Dat is niet democratisch.’

De respondenten zijn wel bang dat de uitbreiding in West-Europa jobs zal kosten. De invloed van de nieuwe landen op de handel en de economie in het algemeen wordt als positief ervaren, maar ze vrezen dat bedrijven naar Oost-Europa zullen trekken omdat arbeid daar goedkoper is. Die schrik is niet terecht volgens Smet. ‘Bedrijven zijn er in de eerste plaats op uit om nieuwe markten te veroveren. Het is ze om uitbreiding te doen. Maar je weet hoe dat gaat: als er één hier de deuren sluit, is dat voorbeeld meteen in de hele provincie bekend.’

Toch is het mooi hoe dit gezelschap van christen-democraten van de Europese Unie in de eerste plaats een verbetering van het leven verwacht. Gevraagd naar onderwerpen waar de Unie zich in de eerste plaats mee bezig moet houden, komen de strijd tegen de werkloosheid, economische ontwikkeling, sociale uitsluiting en democratie en eerbied voor de mensenrechten bovendrijven. ‘Het beeld dat opdoemt, is niet dat van bange mensen’, besluit Miet Smet. ‘Het zijn mensen die zich goed voelen in Europa. De kloof met de Unie is bij hen in ieder geval veel minder diep dan doorgaans wordt gedacht.’

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content