Ik dacht: ‘society’. En toen dacht ik aan mijn haar en hoe dat vet en krom op mijn hoofd stond. Maar ik weet vestimentair nooit echt te schitteren en dus bleef alles zoals het was. Beetje grof. Dat lijf, die kleren. En nadien had ik spijt. De Vlaamse Cultuurprijzen verdienden een pak. Desnoods mijn trouwkostuum. De knoop een maatje of twee opgeschoven.

Niet omdat het op het tapijt van Flagey droop van dure parfums. Mijn gebrek aan vestimentair talent wortelt in een diepe afkeer van al wat ruikt naar inhoud die uit flessen komt. De Vlaamse Cultuurprijzen verdienden het dragen van een kostuum omdat ze eerlijk waren. Warm en gulhartig. Je kunt ook zeggen: beetje braaf, beetje saai, beetje lang en waar bleef Frank Galan? Maar dat doet oneer aan de aandacht die de laureaten kregen en de manier waarop ze die aangrepen om zich dienstbaar te tonen aan hun werk. Er stond geen enkele egotripper op scène die avond. Dat de uitreiking van de Vlaamse Cultuurprijzen wellicht daarom nooit rechtstreeks op Één zal komen, is alleen maar de verdienste van de winnaars zelf.

‘Graag zien.’ Dat was het ordewoord van Anciaux. Ik dacht: ‘Daar gaan we.’ Maar ik zat fout. De gastheer toonde zich gul, meed de controverse en onderlijnde zo werk en leven van de laureaten. Geen speldenprik drong door zijn huid. Ook niet toen presentatrice Chantal Pattyn Gouden Uilen op zijn tenen liet vallen of zich hardop afvroeg of we nu een missverkiezing voorgeschoteld zouden krijgen of niet. Niet meer dan licht gezoem rond het hoofd. En de toon was gezet. Alleen wat moest gezegd worden, werd gezegd. Ik was allang blij. Vorig jaar ketste de prijsuitreiking die Compagnie De Koe nonchalant in elkaar draaide nog af op basisregels. Bijvoorbeeld dat nederigheid en dienstbaarheid ook kwaliteiten zijn. En hoe groter de mond die zich plots dienstbaar opstelt, hoe schoner het effect. Zelfs als het niet op Één te zien is, en zelfs als het maar gaat over een klein salut aan een sector die in loopgraven werkt. Dat zo een erkenning er komt, is belangrijk. Dat je die met de glimlach kunt ontvangen, is nog veel belangrijker.

Kun je de waarde van cultuurproducten en kunstenaars meten in medailles? In geld? Dat laatste gebeurt genoeg. Maar medailles? Oorkondes met dat lelijke logo van de Vlaamse Gemeenschap? Wel, misschien kan het wel. Als de jury’s een weloverwogen keuze maken en scherp kunnen stellen op een still van dat landschap in beweging. Zo waren er ouden van dagen genomineerd. En jongeren, nog te groen achter hun oren voor het fluweel van een pak, of voor de inkt van de oorkonde. Wat is daar fout mee? Op zijn minst de luisteraars van Klara kregen te horen hoe Hugo Claus zich met moeite, maar ook met pretogen door een gedicht worstelde toen hij laureaat werd van de Prijs voor Algemene Culturele Verdienste. Hopelijk hoorden ze ook die ene kleine uithaal die hij tussen neus en lip de zaal inblies. ‘Wie revolutionair wil doen in een onrevolutionaire omgeving, is een imbeciel.’ Hij reageerde daarmee op de lof voor zijn aanwezigheid en op de vraag of hij de prijs wel wilde aanvaarden. Zelfs als Claus de boter vraagt, kun je dat op verschillende manieren interpreteren. Maar ik verstond zijn woorden vooral als klap in het gezicht van Erwin Mortier, die met toegeknepen billen en geëmmer over missverkiezingen beloofd had niet naar Brussel te komen. Die Claus. Hoofs en nederig. Monkelend in zijn pak. En met een vette cheque op zak. Voor een keer ging het er bij mij in als zoete koek.

ROEL VERNIERS IS MEDEWERKER VAN HET KUNSTENCENTRUM VILLANELLA.

Roel Verniers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content