Als onafhankelijke scholen bestaan ze al langer, maar sinds enkele jaren richten ook de traditionele netten meer en meer methodescholen op. Met hun visie en werkvormen lijken ze de pioniers van de vernieuwing. Maar niet alles is wat het lijkt.

‘Mijn kinderen hebben minder stress en zijn socialer en zelfstandiger dan gemiddeld. Ze zitten beter in hun vel’, zegt Kris Appeltans. Als lector in de lerarenopleiding stuurde hij zijn kinderen uit overtuiging naar een freinetschool, vandaag doorlopen ze zonder problemen het regulier secundair onderwijs.

Hoewel van het totale aantal leerlingen in het basisonderwijs nog altijd minder dan 3 procent naar een methodeschool gaat, duik de ene na de andere nieuwe methodeschool in Vlaanderen op. Verrassend genoeg niet in het vrije net, wel in het gemeenschapsonderwijs (GO!) – dat vandaag liefst 52 methodescholen telt – en in het onderwijs van steden en gemeenten (OVSG) (zie tabel p. 62). Het stadsonderwijs Gent, wel een uitzondering binnen het OVSG, heeft er vandaag vijftien. ‘De eerste freinetschool is hier gestart in 1985’, herinnert Luc Heyerick zich, hij is het departementshoofd Onderwijs en Opvoeding in Gent. ‘Door dalende leerlingenaantallen stonden er drie gebouwen leeg. We stelden het stadsbestuur voor om een freinetschool te beginnen, en dat bleek na verloop van tijd een succes. Zelfs in die mate dat we vandaag een gebouwentekort hebben.’

Is het oprichten van nieuwe methodescholen bij het OVSG geen bewuste strategie van bovenaf, bij het GO! is het dat sinds twee jaar in elk geval wel. ‘Zorgen voor een goede geografische spreiding van methodescholen staat in ons strategisch beleidsplan 2007-2011’, zegt GO!-woordvoerster Ann Van Driessche. ‘We willen er mee voor zorgen dat ouders in hun buurt kunnen kiezen tussen verschillende soorten scholen. We proberen ze zoveel mogelijk van onderaf te laten ontstaan, maar we onderhandelen ook met bestaande onafhankelijke methodescholen over een eventuele overstap naar het GO!’ Van Driessche noemt die overnames geen bewuste strategie en het aantrekken van extra leerlingen niet de eerste bedoeling, hoe dan ook beleeft het methodeonderwijs gouden tijden (zie grafiek p. 62). Wat maakt het zo anders? En volgen niet alle scholen ‘een methode’?

ECOLE CASERNE

De naam methodescholen is inderdaad verwarrend, maar er zijn wel degelijk eigenschappen die ze apart maken. Hun wortels, allereerst. Of het nu gaat om – zet u schrap – een freinet-, montessori-, steiner-, Sudbury-, jenaplan-, leef-, dalton-, Decroly-, of een ervaringsgerichte school, allemaal stammen ze, rechtstreeks of onrechtstreeks, uit de internationale pedagogische vernieuwingsbeweging die ontstond rond de eeuwwende, bij het begin van de twintigste eeuw. Die Nieuwe Schoolbeweging zette zich af tegen de ‘école caserne’, zoals de Franse pedagoog Célestin Freinet ze noemde: de negentiende-eeuwse school die kennis in kinderhoofden pompt, een model waarin de leraar praat en de kinderen vooral goed moeten luisteren. Dat systeem doodt hun natuurlijke interesse om te leren, stelden de vernieuwers. Ze meenden dat niet de kennis maar het kind het uitgangspunt van het onderwijs moet zijn, en dat elk individu zich zoveel mogelijk in zijn eigen tempo moet kunnen ontwikkelen. Dat kinderen zelf keuzes leren maken, leren leren en weerbaar worden, vonden ze belangrijker dan het voortbrengen van papegaaien. Zoals Confucius zei: opvoeden is niet het vullen van een vat, maar het aanwakkeren van een vuur.

Hoewel alle methodescholen op dat basisidee steunen, hebben ze elk hun eigen inslag, afhankelijk van hun inspirator en het moment en de plaats van ontstaan. Sommige, de steinerscholen met hun antroposofie op kop, zijn sterk ideologisch onderbouwd. Ze zijn verenigd in een eigen Federatie Steinerscholen, en hebben, als enige, aparte eindtermen die lichtjes afwijken van de reguliere. Maar ook op andere vlakken is steiner een buitenbeentje: van het eerste tot het zesde studiejaar hebben kinderen bijvoorbeeld dezelfde klastitularis.

NIET BESCHERMD

In Vlaanderen zijn alle methodescholen erkend en gesubsidieerd – op enkele privéscholen na, waaronder Sudbury Valley (zie p. 70). Zonder te veralgemenen, kun je zeggen dat ze meestal met graadklassen of leefgroepen werken, zodat kinderen met verschillende leeftijden, interesses en talenten van elkaar kunnen leren. Typisch is ook dat ze niet of niet uitsluitend met naakte cijfers evalueren, en dat zelfkennis en sociale vaardigheden even zwaar wegen als de kennis dat een en een twee is. Dikwijls werken methodescholen met projecten, waarbij gedurende een pe-riode alle vakken zoveel mogelijk passen in eenzelfde thema. Is dat afvalverwerking, dan kunnen de leerlingen de hoeveelheid afval per inwoner berekenen, een krantenartikel over het onderwerp lezen en leren hoe ontwikkelingslanden ermee omspringen. Andere vernieuwende ideeën van methodescholen zijn hoeken- en contractwerk, al worden die didactische werkvormen intussen ook in reguliere scholen gebruikt (zie interview met professor Ferre Laevers op p. 61). Dat bevestigt Jan Saveyn, de verantwoordelijke pedagogie van het katholieke basisonderwijs. ‘Hoewel er bij ons een groter evenwicht is tussen de traditionele en de kindgerichte aanpak, gebruiken wij die moderne technieken ook en hebben we meer dan vroeger oog voor de emotionele ontwikkeling.’ Anders dan het GO! en het OVSG stapt de Guimardstraat evenwel niet mee in de trend om nieuwe methodescholen op te richten. Vernieuwen komt niet aan op het kleven van etiketten, benadrukt Saveyn.

Wat ons weer bij de cijfers brengt. Omdat scholen met het label ‘methodeschool’ niet per definitie innovatiever zijn dan reguliere scholen, zeggen die cijfers niet noodzakelijk veel. Want het label is niet beschermd. ‘Elke school mag zich methodeschool noemen’, weet Kris Appeltans van de lerarenopleiding. ‘Sommige reguliere scholen profileren zich van het ene op het volgende jaar plots als een methodeschool, hoewel ze met hetzelfde team blijven werken, en geen inhoudelijke ondersteuning van buitenaf krijgen. Dat is ouders voor de gek houden.’

Onuitgesproken maar doorslaggevend daarin zijn marktoverwegingen: de scholen willen hun imago verbeteren en leerlingen uit de ‘betere’ klassen aantrekken.

ELITAIR TEGEN WIL EN DANK

Zijn methodescholen dan meer elitair dan andere? Algemeen gesproken wel, zegt professor Jan Van Damme van de afdeling pedagogische wetenschappen K.U.Leuven: ‘Dat vernieuwing van elites uitgaat, is normaal, dat weet elke socioloog. Methodescholen worden vaak opgericht door geëngageerde, hoger opgeleide ouders, en trekken een progressief publiek aan. Hoewel dat bij steinerscholen niet zo is. Waarom weet ik niet, maar blijkbaar moet je niet gestudeerd hebben om je aangesproken te voelen door die pedagogische overtuiging.

‘Dat methodescholen minder kansarme leerlingen tellen, is trouwens geen bewuste strategie. Wel integendeel. Ze doen veel inspanningen om ze te werven, maar dat verloopt moeizaam. Allochtonen en lagere sociale klassen hechten meer aan traditionele waarden. Bovendien worden er weinig methodescholen opgericht in kansarme wijken.’

Toch zijn ze er. In De Buurt in Gent, een projectschool van de Federatie van Onafhankelijke Pluralistische Emancipatorische Methodescholen (FOPEM), heeft 23 procent van de leerlingen een andere thuistaal. Niet vanzelfsprekend, zeker als je weet dat ouders in methodescholen sterk betrokken worden bij de werking ervan. Zoals in de onafhankelijke freinetschool De Tuimelaar (zie p. 64), waar teamleden en ouders lid zijn van de algemene vergadering, het belangrijkste beslissingsorgaan van de vzw. ‘Die vergadering beslist over de begroting. Zo horen we van de ouders of we wel goed bezig zijn’, preciseert de coördinator An Jacobs.

VOORTREKKERSROL

Doordat het basisonderwijs in vergelijking met het secundair meer focust op algemene ontwikkeling dan op het verwerven van kennis en kunde, is methodeonderwijs niet onbestaand maar wel minder uitgesproken ontwikkeld in het middelbaar.

Hoewel Vlaams minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A) voorlopig niet ingaat op de vraag voor het ter be-schikking stellen van infrastructuur aan onafhankelijke methodescholen (zie p. 70), lijken methodescholen tout court hem toch enthousiast te maken. ‘We laten ze in Vlaanderen niet alleen toe maar ondersteunen ze ook, omdat ze voor een enorme pedagogische rijkdom zorgen. Methodescholen spelen een voortrekkersrol in de onderwijsvernieuwing. Als minister mag ik me er eigenlijk niet over uitspreken, maar de bezieling die ervan uitgaat, is opmerkelijk.’

http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/bao/methodes.htm

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content