De fruitboeren hebben het moeilijk. Eendracht maakt macht – maar niet in Zuid-Limburg. De drie veilingen beconcurreren elkaar, terwijl hun gemeenschappelijke markt toch Europa en de wereld is.

Het leek een persbericht met een zomers fait divers. Zeven van de elf fruit- en tuinbouwveiligen – Vlaamse natuurlijk, want er bestaat slechts één Waalse veiling; in Wépion – sloten een samenwerkingsakkoord. Ze vertegenwoordigen een jaaromzet van 25 miljard frank. De zeven bundelen hun krachten om sterker de markt aan te vallen, voeren daartoe samen promotie en zetten een gemeenschappelijke kwaliteitscontrole op. Hun samenwerking heet Lava, de Logistieke en Administratieve Veilingassociatie. De fruittelers en de tuinders hebben eindelijk begrepen dat hun markt veranderd is en willen meespelen in de (Europese) Gemeenschappelijke Marktordening voor Groenten en Fruit, die al een paar jaar draait.

Zo suggereert althans de boodschap van het Verbond van Belgische Tuinbouwveilingen. Een halve leugen. De tuinbouwveilingen spelen inderdaad voortaan op één veld, maar de fruitveilingen blijven mekaar beconcurreren. Juist om de fruitsector was het te doen, want de sector verklaart zichzelf al sedert enkele jaren in grote crisis. De Belgische Fruitveiling trekt met Lava op; zijn buur in Sint-Truiden, de Veiling Haspengouw, en de Veiling Borgloon blijven in een afzonderlijk tijdelijk samenwerkingsverband. De fruitsector negeert de waarschuwing van minister van Landbouw Karel Pinxten (CVP), die al jaren pleit voor een intense samenwerking tussen de veilingen. De minister, “die een spoor wil nalaten in de Belgische land- en tuinbouw”, had liever een ander perscommuniqué gelezen.

Het gaat om appels en peren in Zuid-Limburg, elf miljard frank zwaar. Zo’n 2500 bedrijven en bedrijfjes, waarvan 1500 gespecialiseerd, zijn ermee bezig. Plus een ontelbaar aantal gelegenheidstelers, die van hun fruitbomenhobby in de tuin een lucratieve bezigheid maken. Hun productie heeft naam en faam, vooral de Jonagold onder de appelen en de Conférence bij de peren. Terwijl de waarde van de landbouwopbrengst blijft afnemen, stijgt die van de fruitsector. En nochtans, de goeie tijd is achter de rug. Hageland en Haspengouw zijn niet langer de Far-West, met rijke fruitboeren.

EEN KWESTIE VAN SMAAK

Daar zijn vele oorzaken voor, maar de allerbelangrijkste is de revolutie op de Europese en de internationale markt. Economen beschrijven ze als de overgang van de aanbod- naar de vraageconomie. Simpel gezegd: vroeger bood de teler zijn fruit op de markt aan, nu bepaalt de markt zelf welk fruit, op welk tijdstip en tegen welke prijs wordt verkocht. De Belgische groothandelaars zijn niet langer de grootste kopers van het Limburgs pitfruit, dat zijn de grote distributieketens, supermarktorganisaties en inkoopcentrales. Een 25-tal grote en sterke afnemers, uit het buitenland vooral, want 70 procent van het Belgisch fruit gaat de grens over.

Hoewel de consumptie van fruit de afgelopen jaren niet is gedaald, kent de sector een structurele overproductie. In tien jaar steeg de appel- en perenproductie in Limburg met 40 procent. Dat kan niemand meer verstouwen. Europa heeft weliswaar een Gemeenschappelijke Marktordening, die tegelijk op verbetering en beperking van de productie mikt. Maar om het evenwicht in de markt te herstellen gelden geen quota’s zoals voor de melk, of geen premiebeperking zoals in het vleesrunderenbedrijf. Europa koopt de overschotten op, tegen vijf of zes frank per kilogram. Dat is vanzelfsprekend geen commerciële prijs, maar beperkt wel het verlies. Het fruit wordt vervolgens gratis aan scholen, ziekenhuizen en gevangenissen geschonken, als veevoer gebruikt, of gewoon als mest in de grond geploegd.

De telers kunnen alleen met de hoge Belgische kosten leven als zij hoogkwalitatief fruit produceren. De markt betaalt de prijs voor de Limburgse appelen en peren die als dessert op tafel komen. Maar 30 tot 40 procent van de oogst is niet van de allerbeste kwaliteit. Een deel daarvan gaat goedkoop naar de fruitsap- en confituurfabrieken. Het kabinet van minister Pinxten weet dat de telers niet voldoende investeren. Het blijft waarschuwen dat vernieuwing van het areaal noodzakelijk is, want oudere bomen leveren vruchten van mindere kwaliteit. Men zou er zelfs durven suggereren dat de drie elkaar beconcurrerende fruitveilingen kwaliteitscontrole en eigenbelang vermengen. Minister Pinxten zegt het al lang: de veilingen moeten afspraken maken over een onafhankelijke kwaliteitscontrole, en lagere kwaliteit enkel als industriefruit in de handel laten. Dat is pas echt eigenbelang, het ondersteunt het vertrouwen van de kopers in het product en dus de prijs.

DE STROP OM DE NEK

Hoe weinig vernieuwend de Limburgse fruittelers wel zijn, bewijst hun monocultuur, zij kweken en verkopen allemaal hetzelfde. De Jonagold staat voor 60 procent van de appeloogst, de Golden Delicious, Cox, Elstar en Boskoop stellen kwantitatief weinig voor. De Conférence domineert met 80 procent de perenproductie. De Doyenné du Comice en de Durondeau zijn uitzonderingen. Dat schept een ongelooflijk commercieel risico: als de smaak van de markt wijzigt, vallen de Limburgers er allemaal samen uit. De meest vooruitstrevenden zien dat langzamerhand wel in, maar zij vinden niet meteen alternatieve variëteiten. Dat vergt inderdaad tijd – tien jaar om een nieuwe teelt te introduceren – en vooral geld voor onderzoek.

Investeringsgeld is inderdaad altijd een probleem in het fruit. De telers klagen over de twee, drie voorbije misoogsten, met lentevorst en hagelschade – voor de huidige oogst zijn de vooruitzichten daarentegen gunstig. Maar zij hoeven niet noodzakelijk het weerloos slachtoffer te zijn van ons nukkig Belgisch klimaat. Enige investering in beregeningsinstallaties die bloesems tegen late vorst beschermen, of in hagelnetten en hagelkanonnen had al veel kunnen oplossen.

De voorbije slechte oogsten hebben de financiële reserves van de fruitboeren aangetast. Zo zij al reserves hadden, want de meeste fortuinen zijn verdeeld in de erfopvolging. Vijf, zes jaar geleden was zo de tijd dat jonge boeren het fruitbedrijf van hun ouders overnamen – een merkwaardige coïncidentie in Limburg. De overnemers moesten broers en zusters uitkopen, en legden daarmee vaak de strop om hun eigen nek.

De voorbije jaren werkte menig fruitteler zich in het nieuws met de illegale tewerkstelling tijdens het oogstseizoen van Sikhs en andere buitenlandse sukkelaars. Tegen een schamel loon werkten zij lange dagen, om daarna hun nachten in stallen door te brengen. De Belgische loonkosten heten er te hoog, maar de lonen zijn dan weer te laag om Belgische werklozen aan te trekken. Een begrijpelijke, maar irrationele klacht uit een sector die uit het juridisch niemandsland komt en altijd heeft geprofiteerd van zwartwerk. Nu gelden nieuwe minimale fiscale en sociale verplichtingen, een uitermate lage werkgeversbijdrage van 112 frank per dag bijvoorbeeld. Meer wil de overheid de fruittelers niet meer toegeven. Het kabinet van de minister van Landbouw, dat terzake alleen maar waarnemer is, bestempelt de regeling voor het seizoenwerk als goed, en de boeren moeten ermee leren leven.

EEN JAAR IN DE KOELKAST

De fruitcrisis is niet alleen in België voelbaar. Limburg moet concurreren met Nederland, het gebied rond de Bodenzee, Zuid-Tirol en nog zes of zeven andere teeltgebieden in de Unie. En op de eigen markt komen steeds meer Kaaps fruit en vruchten uit Nieuw-Zeeland en zelfs Brazilië in de winkelrekken. Die concurrentie is dreigend als het commercieel apparaat niet goed werkt. Minister Pinxten had zich voorgesteld dat de drie veilingen – het zijn tenslotte buren van elkaar – weliswaar niet zouden fusioneren, maar op zijn minst een stevige commerciële samenwerking zouden opzetten. Dat is nodig om sterk te staan tegenover de mastodonten die zo vriendelijk willen zijn Limburgse appelen en peren te kopen.

Die grote (buitenlandse) inkopers moeten niets hebben van de beroemde veilingklok die de dagprijzen aantikt. Voor hen is dat nog slechts een stuk antiek, alleen nuttig voor de directe binnenlandse leveringen. Zij werken met termijncontracten en eisen grote volumes, continue leveringen en langlopende prijsafspraken. Elke veiling afzonderlijk heeft het daar moeilijk mee. Vaak is het onmogelijk het gevraagde volume van de juiste kwaliteit te verzamelen. Soms duiken ze onder de prijs van hun concurrent of speculeren ze zelfs op hogere prijzen. Dat kan makkelijk, want de telers bewaren hun appelen en peren negen maanden tot een jaar in koelhuizen. Niet zelden komt de oogst van vorig jaar samen met de nieuwe oogst op de markt. Dat heeft een negatief neveneffect: om het lang te kunnen bewaren, plukken de Limburgers hun fruit vroeg, en dat is niet echt bevorderlijk voor de smaak.

De samenwerking tussen de fruitveilingen, zo doceert minister Pinxten, maakt termijnafspraken mogelijk en leidt tot een grotere zekerheid van afzet, meer continuïteit in de levering van grote volumes en betere stabiliteit in de prijzen. Het is zelfs denkbaar dat de samenwerkende veilingen een rol zouden spelen in de commercialisering van ingevoerd fruit, de duizenden tonnen bananen die uit Centraal- en Latijns-Amerika in Antwerpen toekomen bijvoorbeeld. Dit inkomen zou uiteindelijk ten goede kunnen komen aan de Belgische fruitboeren.

IK WIL DE GROOTSTE ZIJN

Aan die mentale omschakeling zijn ze nog niet toe. De drie veilingen, die coöperatieve verenigingen zijn met fruittelers als leden – de moderne benaming telersvereniging is inderdaad beter geschikt – beconcurreren elkaar op leven en dood. Ieder van hen wil de grootste zijn. Zij zijn meer dan commerciële verenigingen: voor de coöperanten fungeren ze als een soort sociale club, waarin kameraadschap en wederzijdse bijstand voorop staan. De leden hebben in hun kleine vereniging nog iets te vertellen, zij vrezen dat eenmaal de drie samengaan hun fruitcommercie boven hun hoofden wordt gevoerd. De Limburgse fruittelers zijn nog altijd handelaars, ook al gaat het om commercie onder de kerktoren.

De fruitsector lijdt aan de ziekte van de hele landbouw: onduidelijkheid, slechte communicatie, problemen te laat gezien en te laat aangepakt. En hij heeft massa’s externe vijanden, die overal de schuld van krijgen. Voor het gemak willen de fruitboeren nog wel eens vergeten dat België en Europa hun sector pakken subsidies toeschuiven. Ze vinden het alleen maar lastig als anderen zich met hun problemen bemoeien – of het nu over werkgelegenheid gaat, of over hun mislukte samenwerking. De Belgische Fruitveiling herhaalt even stipt als haar veilingklok dat ze haar commerciële onafhankelijkheid niet wenst op te geven. En dan mag Pinxten uitentreuren blijven herhalen dat de concurrenten niét de veilingen naast de deur zijn, maar de producenten in de andere Europese landen, het maakt niets uit.

Willens nillens erkent het ministerie van Landbouw nu twee telersverenigingen: Lava met één enkele fruitveiling, en het vage samenwerkingsverband van de twee anderen. Daarmee stelt de overheid de subsidies van de Europese Gemeenschappelijke Marktordening veilig. Het gaat niet om een habbekrats, maar om 2,5 miljard frank van het in totaal acht miljard Europees belastinggeld voor de hele Unie, over twee jaar gespreid. Een appeltje voor de dorst, zogezegd.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content