Geboren op 10 juli 1971 in Menen. Schrijnwerker.

Camaraderie, dat is het woord dat hem typeert. Zijn hele leven lang al. Als tiener, toen zijn vrienden hem van zijn studies afhielden. Met de meesten van hen trok hij, net van school af, direct de fabriek in. Schrijnwerker bij een zetelfabriek, een bedrijf dat een deel van het gemeenschapsleven domineert. Het bedrijf ook waar zijn vader zijn brood verdient. ‘Arbeider sinds zijn veertiende. Al heeft hij altijd het beste met me voorgehad, hij heeft zich niet tegen mijn beslissing verzet om meteen na de verplichte leertijd te gaan werken.’

Dat had op dat moment ook geen zin gehad, weet hij. Met het hout werden echter ook zijn ambities bijgeschaafd. Na een jaar al, en onder impuls van zijn vriendin, kwam de drang naar meer, naar anders, naar beter. Het besef ook dat hij het kon. ‘Ik heb me toen bij de plaatselijke tekenacademie ingeschreven en ben in de avondschool een cursus architectuur gaan volgen.’ Vijf jaar lang werken en studeren wierp vruchten af, maar behalve de voldoening verschafte het diploma hem weinig vreugde. ‘Ik was nog maar pas afgestudeerd, of ik kreeg al te horen dat ik zonder een extra opleiding computertekenen weinig toekomstkansen had. Maar nog eens drie jaar bijstuderen, daar had ik de moed niet voor.’

‘Ik heb toen een moeilijke periode doorgemaakt, ook privé. Ik heb eruit geleerd hoe belangrijk mijn ouderlijke thuis voor me is. Mijn ouders hebben me schitterend opgevangen, elk op hun manier: vader veelzeggend in zijn geslotenheid, moeder vertederend in haar onmacht om de grote gevoelens onder woorden te brengen.’ Na de frustratie kwam de berusting. ‘Ik verdien goed en doe mijn werk graag. Waarom zou ik veranderen? Van zeven tot vier aan de machines, de rest is vrije tijd.’ Een beetje Vlaming klust na de werkuren bij, maar dat is niet aan hem besteed. ‘Zet vier kiekens in een kiekenkot, en voorzie ze rijkelijk van eten en drinken. Drie ervan gaan gegarandeerd de grond omploegen, op zoek naar wormen. Ik ben die eenzame vierde die zich tevreden stelt met wat hij heeft. Natuurlijk is de drang naar status en prestige me niet vreemd, maar ik wil daar niet aan toegeven. Ik wil van het leven genieten. En het meeste plezier vind ik in de kleine dingen. Een avond op café met vrienden, af en toe een tentoonstelling bezoeken, nu en dan eens op reis gaan, een concert meepikken. Meer moet dat niet zijn.’

Muziek is zijn grote passie. Eerst de pop, dan de rock, nu de folk en de kleinkunst, genres die vooral in de sompige klei van de Westhoek gretig gedijen. ‘Ik hou van de open mentaliteit die de folkliefhebber kenmerkt. Ben je ooit in Dublin geweest? Daar speelt in elk cafeetje wel een bandje gezellige rootsmuziek. Die sfeer is onevenaarbaar. Maar groepjes als Laïs en Ambrozijn slagen er toch in om er ons ook hier van te laten proeven.’

De energie die hij in zijn werk niet kwijt kan, slaat hij er ’s avonds op zijn bongo’s en conga’s uit. Of hij gaat rennen. Want atletiek, en sport in het algemeen, is zijn tweede grote passie. ‘Ik heb jaren gevolleybald, maar raakte uitgekeken op de groepssport.’ Na een periode van inactiviteit besloot hij in een impulsieve bui zijn eerste marathon te lopen. Hij had nog twee weken om zich voor te bereiden op de Nacht van Vlaanderen. ‘Vijf uur was de tijdslimiet. Ik ben na vier uur en 54 minuten over de meet gestrompeld, meer dood dan levend. ‘Nooit meer’, dacht ik op dat moment, maar na een verkwikkende douche was ik de ellende al vergeten. De kick die je krijgt als je zo’n koers uitloopt, is onbeschrijfelijk. Sindsdien loop ik elk jaar een marathon. Niet méér. Je wilt het goede van het leven niet meer inzien als je je te veel op één ding focust.’ Het gaat er hem om zijn grenzen te verleggen. ‘Mijn beste tijd ooit? Drie uur 17 minuten.’

Vorig jaar liep hij in Madrid, dit jaar stond Utrecht op de agenda. Maar een blessure gooide roet in het eten. Ter compensatie legt hij zich op de organisatie van de jaarlijkse loopwedstrijd Dwars door Wervik toe. Het is zijn enige vorm van engagement. ‘Politiek interesseert me maar matig. Al doe je in zo’n kleine gemeente waar iedereen iedereen kent altijd wel wat aan politiek.’ Waar staat hij over tien jaar? Hij zucht, lacht en vraagt waar Knack dan zal staan. ‘Neen, serieus. Mijn vriendin Charlotte studeert nog. Ik weet niet of de liefde tegen de eeuwigheid bestand is, maar in ons geval wíl ik er wel in geloven. Kom over tien jaar nog eens terug.’

K.D.G.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content