Is de scheiding der machten geschonden in Fortisgate? Op die vraag moet een parlementaire onderzoekscommissie het antwoord zoeken. De Kamerleden-onderzoeksrechters zullen zich al snel in een whodunit wanen. Maar Fortisgate is niet alleen een thriller over eer, geld en macht. Het is ook een slechte deurenkomedie vol derderangsacteurs die voortdurend uit hun rol vallen. Het verhaal begint wanneer de belangrijkste politicus van het land zich bij het ontbijt verslikt in de koffie. Het bereikt zijn hoogtepunt met een bombrief van de hoogste magistraat aan de eerste burger en het eindigt met een lachende derde… Didier Reynders.

Hoofdstuk 1: De brief van de premier

15 december 2008. Premier Yves Leterme leest Le Soir bij het ontbijt. Wanneer hij op pagina drie de kop ‘ Le mari du juge est au CD&V’ leest, verslikt hij zich in zijn koffie. Het artikel gaat over Jan De Groof, de echtgenoot van Christine Schurmans die raadsheer is bij het Brusselse hof van beroep. ‘De Groof is een vertrouwensman van Yves Leterme’, schrijft Le Soir. ‘Hij is lid van de CD&V van Boechout. En als bewijs dat Leterme hem waardeert, heeft hij hem aangesteld als regeringscommissaris bij de Antwerpse universiteit.’ Nu het arrest ondertekend moet worden, is rechter Schurmans ziek. ‘De zaak is gepolitiseerd’, laat de krant doorschemeren.

Op 12 december, net voor het weekend, heeft het hof van beroep een voor de regering pijnlijk arrest geveld. Voorzitter Paul Blondeel heeft geoordeeld, dat de verkoop van Fortis Bank aan BNP Paribas (zie tijdlijn) voor 65 dagen moet worden opgeschort. Omdat de voorbereidingen van het arrest niet bepaald van een leien dakje liepen, gaat al snel het gerucht dat de regering heeft geprobeerd het negatieve arrest tegen te houden.

De volgende dagen verschijnen soortgelijke artikels in De Morgen en De Tijd . In TerZake zegt Stefaan Van Hecke van Groen! dat de regering in het Fortisarrest druk heeft uitgeoefend op de rechters. De stemmingmakerij neemt toe. Als in De Ochtend op Radio 1 Annelies Beck laat vallen dat Leterme er zijn hand niet voor omdraait om rechters te beïnvloeden, wordt het te veel voor de premier. Hij pikt het niet, dat er over hem leugens worden verteld. Zijn ‘persoonlijke eer’ staat op het spel.

Een toornige Leterme vordert zijn kabinetschef Hans D’Hondt op om een verslag te schrijven. Van A tot Z moet hij alle contacten van de beleidscel van zijn kabinet met magistraten op papier zetten. Hij moet neerschrijven wie er met wie gebeld heeft. En hoe lang de gesprekken duurden. ‘Een minuut en dertig seconden’. ’21 minuten 21 seconden’. Het verslag is gedetailleerd, en zeer precies. Maar het pleit de premier vrij van alle schuld. ‘Er heeft geen enkel contact plaatsgevonden tussen mezelf en welke magistraat dan ook in het kader van het Fortisdossier’, luidt het. In de Kamer, waar hij het document op 17 december laat ronddelen – het is een brief gericht aan zijn strijdmakker, minister van Justitie Jo Vandeurzen (CD&V) – staat iedereen perplex. Ook Jo Vandeurzen zelf. Hij wist niets van een brief, nog minder van wat er precies in stond.

Hoofdstuk 2: De hoogste rechter en de eerste burger

De reacties blijven niet uit. Het parket ontkent dat parketmagistraten buiten hun boekje zijn gegaan en te veel gebabbeld hebben, zoals Leterme schrijft. De eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, Ghislain Londers, de hoogste magistraat van het land, schrijft op 18 december op hoge poten een kattenbelletje naar de eerste burger van het land, Kamervoorzitter Herman Van Rompuy (CD&V). ‘Er zijn duidelijke aanwijzingen, dat alles in het werk is gesteld opdat het arrest van de achttiende kamer van het hof van beroep niet zou kunnen worden uitgesproken.’

De dag erna, 19 december, komt Londers met een langere nota, waarin hij besluit dat hij beschikt over ‘belangrijke aanwijzingen, dat er een poging was tot belemmering van de rechtsgang door de politiek’. Deze bombrief doet het land op zijn grondvesten daveren. De heilige scheiding der machten is in het geding. Jo Vandeurzen, die verantwoordelijk is voor de goede werking van justitie, trekt als eerste zijn conclusies en neemt ontslag. ’s Avonds kondigt ook Yves Leterme het ontslag van de voltallige regering aan.

De nota-Londers heeft zijn effect niet gemist. ‘Vandaag blijkt dat het Hof van Cassatie de impact ervan zwaar heeft onderschat’, zegt een goed geïnformeerde bron. Meer zelfs, ‘bij Cassatie zitten ze in zak en as’.

Flashback. Hoe kon het zover komen?

Tijdens het weekeinde van 4 en 5 oktober 2008, in volle kredietcrisis, wordt Fortis Bank aan BNP Paribas verkocht. De aandeelhouders van de beursgenoteerde Fortis Holding voelen zich bedrogen. Ze hebben de kans niet gekregen om zich over de uitverkoop uit te spreken en trekken naar de rechtbank. Een deel van hen wordt vertegenwoordigd door de Brusselse advocaat Mischaël Modrikamen. Ze spannen een kort geding aan bij de Rechtbank van Koophandel in Brussel waarin ze eisen dat de verkoop wordt opgeschort.

De aandeelhouders bevinden zich in goed gezelschap: ook het Openbaar Ministerie (OM) vindt dat ze geraadpleegd hadden moeten worden. Dat menen trouwens ook een aantal economen en juristen. Maar de regering hoopt dat de rechtbank haar toch gelijk zal geven. De paniek is dan ook groot wanneer het kabinet-Reynders te weten komt dat het advies van het OM de redenering van Modrikamen volgt. Het kabinet-Leterme wordt ingelicht en Pim Van Walleghem, een raadgever van de premier en voormalig magistraat, neemt meteen contact op met de substituut van de procureur des Konings, Paul Dhaeyer.Die moet het advies uitbrengen. Of Dhaeyer een uitbrander kreeg van Van Walleghem, weet niemand. Wel belt Dhaeyer meteen daarna naar de adjunct-kabinetschef van Vandeurzen, Eric de Formanoir, omdat het telefoontje hem dwarszit. De Formanoir stelt hem gerust en zegt dat hij sereen en in alle onafhankelijkheid het advies dat hij heeft opgesteld, moet uitbrengen.

De kabinetschefs van de premier en die van de vicepremiers vragen zich op hun wekelijkse vergadering af wat ze met dit negatieve advies aan moeten. ‘Is het wel gesteund door de gerechtelijke hiërarchie van het parket, of heeft de substituut het alleen opgesteld?’ wil Christian Van Buggenhout weten. Hij is de advocaat en adviseur van de Belgische staat, en treedt ook op als advocaat van Didier Reynders (MR).

De kabinetschef van minister Reynders, Olivier Henin, belt erover met de kabinetschef van Justitie, Herman Dams, die belooft zijn licht op te steken bij de Brusselse procureur des Konings, Bruno Bulthé, de directe overste van Paul Dhaeyer. Bulthé is kort en duidelijk: ‘Dhaeyer is een specialist in fiscale en financiële zaken, en heeft zijn advies zelf opgesteld. Ik heb het alleen maar nagekeken.’ Dams, die denkt dat het advies al officieel is uitgesproken, vraagt hem een kopie. Maar hij krijgt die niet. Dhaeyer zal zijn advies pas later op de dag uitspreken.

Zit het Dhaeyer dwars dat hij de regering, of de CD&V (hij was ooit parlementair medewerker van Hugo Vandenberghe) met zijn advies voor het hoofd heeft gestoten? In ieder geval vindt hij het noodzakelijk om zijn kijk op de zaak op het kabinet van de premier te gaan uitleggen. Hij vraagt zelfs dat de advocaten van de staat zijn advies zouden opvolgen. Dat doen ze uiteraard niet. Op 18 november volgt rechter Francine De Tandt de lijn van de regering en niet het advies van het OM. Ze vonnist dat de verkoop kan doorgaan zoals gepland. De aandeelhouders van Fortis Holding gaan meteen in beroep.

Hoofdstuk 3: Een zieke rechter

Het lot van de belangrijkste Belgische bank ligt vanaf dat moment in handen van de achttiende kamer van het Brusselse hof van beroep. Voorzitter Paul Blondeel, Mi-reille Salmon (die een rechter vervangt) en Christine Schurmans zullen zich samen dagenlang over de zaak moeten beraden. Rechter Schurmans is verheugd, zo klinkt het. Lang voor de zaak het hof van beroep had bereikt, hoopte ze hardop dat Fortis, als het zover kwam, aan de achttiende kamer zou worden toebedeeld.

De vreugde is van korte duur. Een tiental dagen na de start van het beraad, op 9 december, begint het fout te lopen. Het botert niet tussen voorzitter Paul Blondeel en raadsheer Christine Schurmans. Meer zelfs, er ontstaan hooglopende ruzies, waarbij de derde rechter meermaals tussenbeide moet komen.

Blondeel stapt naar de eerste voorzitter, Guy Delvoie. Na de Fortiszaak wil hij nooit meer met Schurmans zetelen, zegt hij. Ze hanteert ‘psychisch geweld’ en zal er alles aan doen om de meerderheidsbeslissing die bijna rond is, tegen te houden. Maar ook Schurmans trekt naar Delvoie. Ze zweert zich in geen geval bij een meerderheidsbeslissing te zullen neerleggen – zeker niet wanneer die tegen haar eed als magistraat zou ingaan. Blondeel maakt zich schuldig aan machtsmisbruik, beweert ze, en dat zal ze niet laten gebeuren.

Schurmans drijft het op de spits. Ze raakt overstuur en meldt zich ziek. Haar echtgenoot, Jan De Groof, stuurt de volgende dag, op 11 december, een mail naar de eerste voorzitter. Een doktersbriefje bevestigt dat ze tot 22 december afwezig zal blijven.

Hoofdstuk 4: De ‘zieke’ rechter staakt

Diezelfde dag op de griffie van het hof van beroep. De advocaten van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij (FPIM) – de overheid, zeg maar – dienen kort voor de sluiting van de griffie een verzoekschrift in om de debatten te heropenen. Dat kunnen ze perfect doen: artikel 772 van het Gerechtelijk Wetboek laat dat toe, wanneer tijdens het beraad plots een nieuw en belangrijk stuk opduikt.

Het gaat om het rapport van de Europese Commissie. Dat dateert van 3 december, maar de definitieve versie ligt pas op 10 december op het bureau van Leterme. Het rapport is positief. Het zegt dat België bij de reddingsoperatie van Fortis géén ongeoorloofde staatssteun heeft verleend en met andere woorden de Europese wetgeving niet geschonden heeft.

‘Dat is een cruciaal element voor het verdere verloop van de procedure’, meent Christian Van Buggenhout. Hij had altijd gevreesd dat Christine Schurmans, die specialist Europees mededingingsrecht is, de verkoop op die basis zou willen opschorten. Ironisch genoeg is het uitgerekend Schurmans, die de indruk wekt dat nu net niet te willen. Ze weigert het arrest te ondertekenen en daar blijft ze bij. Eerste voorzitter Guy Delvoie vraagt dat ze net als haar twee collega’s het verzoekschrift tot heropening van de debatten zou verwerpen. Schurmans houdt het been stijf en wil dat niet.

Wat nu geblazen? Ten einde raad loopt Guy Delvoie door de lange gangen van het Justitiepaleis naar het Hof van Cassatie. Ghislain Londers, de eerste voorzitter, moet hem raad geven. ‘Er zijn geen duizend oplossingen’, zegt die. Het is noodzakelijk dat de drie rechters beraadslagen over het verzoekschrift om de debatten te heropenen. Als dat niet gebeurt, is het risico groot dat Cassatie het arrest zal vernietigen. En dus kiest de achttiende kamer, althans de twee resterende rechters ervan, voor een andere oplossing. Ze bellen de advocaten van alle partijen en nodigen hen uit naar een zitting om twee uur in de namiddag. Het doel van Blondeel is de noodzaak van een heropening van de debatten ter discussie te stellen.

Hoofdstuk 5: De visitekaartjes van de advocaten

Het wordt een ongezien spektakel, die vrijdagmiddag 12 december. Géén van de advocaten weet waarom ze zijn opgeroepen. De partijen zelf zijn niet officieel op de hoogte gebracht. Het Openbaar Ministerie is niet aanwezig, en van de achttiende kamer is er alleen voorzitter Paul Blondeel. Is dit een zitting? ‘Het zijn informele besprekingen’, zegt Blondeel. Hij tracht zijn kijk op de zaak enigszins door te duwen. Maar de advocaten van de FPIM eisen ‘dat de wet wordt gerespecteerd’. Ze willen opmerkingen formuleren, en vragen dat die door de griffier zouden worden geacteerd.

Maar Blondeel ligt dwars. Hij wil niet dat iemand nog tracht om de procedure te vertragen. Hij verlaat de zaal, en zal de advocaten urenlang in het ongewisse laten. Nu eens belooft hij een arrest uit te spreken om kwart voor vijf, over de heropening van de debatten – dat er niet komt. Dan weer vraagt hij de visitekaartjes van de advocaten op, om hen het arrest later op de avond te kunnen doormailen. Een deurwaarder, die de advocaten van de staat hebben aangesteld, notuleert exact, op de minuut na, wat er zich die dag op het hof van beroep allemaal afspeelt.

De advocaten voelen zich voor de aap gehouden. Ze trekken naar hun stafhouder. Maar ook dat helpt hen geen stap vooruit. In de gang schrijft Hakim Boularbah, de advocaat van de FPIM, een verzoekschrift tot wraking. Met de hand. Maar hij kan het niet eens indienen. De griffie is dicht, en de eerste voorzitter weigert het in ontvangst te nemen.

Hoofdstuk 6: Ondertussen bij Vandeurzen…

In de kantoren van Justitie aan de Hallepoort, diezelfde vrijdag, bereidt Jo Vandeurzen zich voor op een toespraak die hij later die dag moet uitspreken. Op het middaguur krijgt hij een onrustwekkend telefoontje. Hans D’Hondt, de kabinetschef van Leterme, en Olivier Henin, de kabinetschef van Didier Reynders, lichten hem via zijn kabinetsmedewerkers in over de gang van zaken bij het hof van beroep. Er is sprake van procedurele onregelmatigheden. Er is een conflict gerezen tussen twee rechters, en een van hen, Christine Schurmans, heeft zich ziek gemeld. Het is niet bekend of Hans D’Hondt er ook bij vertelt wat hij tijdens de verschillende telefoontjes met Jan De Groof zoal heeft vernomen. Bijvoorbeeld dat er ‘een plotse wijziging zou plaatsvinden in de besluitvorming in het dossier-Fortis’. En dat zijn vrouw, Christine Schurmans, ‘de hoogste instanties bij het Hof van Cassatie’ had kunnen overtuigen van de ‘mogelijk dramatische wending in het dossier’.

Vandeurzen is bezorgd en wil meer weten. Zelf kan hij geen onderzoek instellen naar de vraag wat er nu gaande is tussen de twee raadsheren – en of er diezelfde dag een zitting is geweest. Wel kan hij op basis van artikel 140 en 399 inlichtingen vragen aan de procureur-generaal van het hof van beroep, Marc de le Court.

De le Court valt uit de lucht. Hij weet niets over een conflict tussen twee raadsheren, en al evenmin heeft hij informatie over een zitting. Hij gaat zich informeren bij de eerste voorzitter, Guy Delvoie. Daar krijgt hij te horen dat een van de drie raadsheren ziek is, maar dat die zal vervangen worden door een andere rechter in een nieuwe zitting.

Terug in zijn bureau krijgt hij een e-mail van Christine Schurmans. Het is de klacht tegen Blondeel en tegen de eerste voorzitter, wegens ‘ongeoorloofde druk’, die ze ook al bij Cassatie indiende. De le Court keert terug naar Guy Delvoie, en stelt voor om op maandag 15 december meteen de hele kamer te vervangen. Hij denkt dat het in de huidige vijandige omstandigheden niet aangewezen is om de nieuwe beraadslagingen nog aan Blondeel en Salmon toe te vertrouwen. Hij belt terug naar de kabinetsmedewerkers van Vandeurzen en licht hen in.

Hoofdstuk 7: Het hof spreekt

Guy Delvoie is buiten zichzelf. Nu de procureur voorstelt om de hele kamer te vervangen, kan hij zich niet van de indruk ontdoen dat de minister van Justitie meer weet. Misschien kent hij de inhoud of de strekking van de meerderheidsbeslissing, denkt hij. En is het daarom dat hij de procureur heeft aangestuurd om de hele kamer te laten vervangen.

Delvoie brengt Cassatie op de hoogte, en vervolgens ook Blondeel en Salmon. Voor hem is dit een georkestreerde operatie om een voor de regering ongunstige beslissing te vermijden. Daaraan meewerken zou een inbreuk zijn op de onafhankelijkheid van de rechtspraak, vindt hij. En dus staat er het hof van beroep maar één ding te doen: het arrest uitspreken, al is dat pas om 22 uur. En wat dan met het beraad over het heropenen van de debatten? Daarover is er ‘collegiaal’ beslist, schrijft Blondeel in zijn arrest. De vraag is of dat de toets van Cassatie kan doorstaan. Tot nu toe heeft niemand een cassatieverzoek ingediend. En het ziet er niet naar uit dat het snel zal gebeuren.

Conclusie:whodunit?

De ravage die Fortisgate aanricht, is groot. Een nieuwe regering. Een diepe crisis van de instellingen. Persoonlijke reputaties van politici en magistraten aan diggelen. Maar wie is de schuldige? Yves Leterme? Als hij zijn brief niet had geschreven dan was hij nu nog steeds premier, zeggen vriend en vijand. Maar Yves Leterme betreurt zijn brief niet. ‘Nee, ik heb geen spijt.’

De zaak is natuurlijk ingewikkelder dan een doordeweekse thriller. En de schuldigen zijn niet met één vinger aan te wijzen. ‘We bevinden ons wel degelijk in een diepe crisis van de instellingen’, zegt de Leuvense professor rechtstheorie, René Foqué. ‘Een crisis die bovendien niet typisch Belgisch is. Het is een symptoom van een complex proces dat al jaren aan de gang is. Het evenwicht tussen de rechterlijke, de wetgevende en de uitvoerende macht is verschoven of misschien zelfs verstoord, en dat in het voordeel van de uitvoerende macht. Het is een zeer zorgwekkend fenomeen dat we sinds een aantal jaren ook kunnen vaststellen in andere landen. De strijd tegen de terreur heeft dat verschijnsel alleen nog meer versterkt.

‘Het systeem van gedetacheerde magistraten op de kabinetten, zoals we dat met de raadgever van Leterme, Pim Van Walleghem zien, maakt het nog moeilijker om de balans in evenwicht te houden. Magistraten trekken zich tijdelijk terug uit de rechterlijke macht en gaan op een kabinet werken. Maar ze zetten natuurlijk geen streep onder het leven dat ze geleden hebben. Als ze dan bovendien in zaken terechtkomen waarin de overheid belanghebbende partij is, wordt het alleen nog delicater.’

Ook de positie van het Openbaar Ministerie, dat normaal gezien een brug slaat tussen de rechterlijke en de uitvoerende macht, staat in de huidige context onder zware druk. Foqué: ‘Enerzijds is het OM een deel van de ambtelijke dienst. Het participeert aan het vervolgings- en opsporingsbeleid, waarvoor de minister de verantwoordelijkheid draagt. Maar het Openbaar Ministerie is ook een magistraat, die in die rol onafhankelijk van de politiek moet kunnen optreden, en dus ook van de uitvoerende macht. In de discussie of hij al dan niet door de minister is aangespoord, rijst ook hier dus weer de vraag naar het evenwicht tussen de machten.’

Heeft het Openbaar Ministerie de scheiding van de machten geschonden, met zijn voorstel om een nieuwe kamer aan te stellen? Dat is in de huidige context bijzonder onduidelijk. ‘Misschien moesten er bij Vandeurzen wat meer belletjes zijn gaan rinkelen’, aldus Foqué, ‘en had hij wat meer moeten stilstaan bij hoe hij met de positie van het Openbaar Ministerie moest omgaan. Ik zeg niet dat hij te kwader trouw was, integendeel, maar hij had voorzichtiger moeten zijn.’

In de praktijk is dat niet zo vanzelfsprekend. Vandeurzen was zich wel degelijk bewust van de situatie. ‘We moeten in deze zeer delicate zaak uitsluitend zorgen dat de procedures correct worden toegepast. Niets meer, niets minder’, sms’te hij op de cruciale twaalfde december naar zijn kabinetschef. Maar in een zaak van staatsbelang kun je niet voorzichtig genoeg zijn.

En Didier Reynders?:

Vanaf de zijlijn kan hij, als altijd, lachend staan toekijken. Hij is de voogdijminister van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij. En als minister van Financiën heeft hij samen met de premier de verkoop van Fortis beklonken. In het proces zou je verwachten dat hij de meest delicate rol zou spelen van allemaal. Hij is politicus en vicepremier, en hij is een partij in het proces. Hij is ook politiek verantwoordelijk voor het doen en laten van de FPIM. Van hem wordt verwacht dat hij tegen mogelijke belangenvermenging zou optreden. Zowel de kabinetschef van de premier alsook Olivier Henin, zijn eigen kabinetschef, zijn bestuurder bij de FPIM, en dus betrokken partij. Maar Reynders kijkt de andere kant op.

DOOR INGRID VAN DAele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content