Met het terugtreden van Etienne Davignon als voorzitter van de Generale Maatschappij zijn de laatste dagen van de oude Belgische holding ingeluid. Davignon zelve zal blijven doen wat hij altijd heeft gedaan: netwerken, lobbyen, bemiddelen.

Jarenlang werd het al aangekondigd, afgelopen week is het werkelijkheid geworden: Etienne Davignon (68) is teruggetreden als voorzitter van de Generale Maatschappij van België. Voortaan zal Gérard Mestrallet, de voorzitter van de Franse nutsgroep Suez Lyonnaise die de Generale in handen heeft, rechtstreeks het voorzitterschap van Belgiës oudste holding waarnemen.

Het verdwijnen van de laatste Belg aan de top van de Generale mag als een duidelijk signaal worden beschouwd dat de Oude Dame haar laatste dagen beleeft. Voor Mestrallet en de zijnen heeft de Belgische holding al langer weinig of geen bestaansreden meer: ze is een nutteloze tussenschakel tussen het moederbedrijf en de filialen. Nu Davignon afscheid neemt, staat niets of niemand het opdoeken van de holding nog in de weg.

Zestien jaar van zijn leven heeft Davignon doorgebracht op het kantoor van de Generale, tegenover het Warandepark in Brussel. Aanvankelijk werkte hij onder gouverneur René Lamy en hield hij zich vooral bezig met de internationale strategie van de holding. Toen de Italiaan Carlo De Benedetti in 1988 een poging deed om de Belgische holding in handen te krijgen, werkte Davignon samen met Maurice Lippens van AG achter de schermen de tegenaanval uit. Uiteindelijk kwam er een vriendschappelijke overname door het Franse Suez – Lamy moest vertrekken en Davignon werd voorzitter (de gegeerde titel van gouverneur zou hij nooit krijgen). Samen met Mestrallet heroriënteerde hij de holding, die ooit meer dan duizend versnipperde participaties had, tot een groep met een beperkter aantal basisparticipaties.

Koesterde hij aanvankelijk nog even de ambitie om de Generale Maatschappij een tweede leven te geven en de groep op Europees en zelfs mondiaal vlak een belangrijke rol te laten spelen, in de praktijk moest Steve er genoegen mee nemen voor alles rekenschap af te leggen aan zijn Franse bazen. Niet dat Davignon een stropop was, die slechts de Belgische verankering van de holding verpersoonlijkte. In belangrijke dossiers, zoals bijvoorbeeld eind jaren negentig dat van de fusie tussen de Generale Bank en Fortis, had hij wel degelijk een grote vinger in de pap – mede ook door zijn uitstekende relaties met het koningshuis.

BENEDICTIJNEN

Toen hij in 1985 bij de Generale arriveerde, had Davignon al een zeer rijk gevuld leven en twee uiterst succesvolle carrières achter zich. De burggraaf werd geboren op 4 oktober 1932 in Boedapest, als zoon van een diplomaat en kleinzoon van een minister van Buitenlandse Zaken. Zijn kinderjaren bracht hij door in Boedapest, Warschau en Berlijn, de respectieve standplaatsen van zijn vader. Tijdens de oorlog woonde hij in Zwitserland. Na de bevrijding keerde de familie naar België terug. Etienne ging naar school op het college van Maredsous, bij de benedictijnen. Daarna studeerde hij rechten, economie en thomistische wijsbegeerte in Leuven.

Eigenlijk meer om zijn vader te plezieren dan uit eigen interesse werd Davignon in 1959 ook diplomaat. Wat hij zelf zag als een nuttige stage die hooguit twee jaar zou duren, werd het begin van een blitzcarrière op het departement van Buitenlandse Zaken. Bijna onmiddellijk raakte hij betrokken bij de besprekingen over de onafhankelijkheid van Congo. Zijn grote mentor werd de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Paul-Henri Spaak, met wie hij altijd bevriend zou blijven. Nog voor zijn dertigste was de christen-democratische Davignon kabinetschef van de grote socialist Spaak, die hem onder meer belastte met het dossier Ruanda-Urundi. Wanneer Spaak werd opgevolgd door de christen-democraat Pierre Harmel, bleef Davignon op post.

In 1969 werd hij tenslotte directeur-generaal van de politiek, de hoogste functie op het departement Buitenlandse Zaken. Davignon schitterde als diplomaat – onderhandelen, bemiddelen, netwerken is volgens vriend en vijand altijd zijn grootste talent geweest. Bovendien beschikte hij van huize uit over een enorm netwerk aan contacten, niet alleen in de hoge kringen in eigen land, maar ook internationaal. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger belde liever met de diplomaat dan met zijn minister, zo gaat het verhaal, en de Duitse kanselier Helmut Schmidt wilde Davignon mee op de foto om de vergadering van regeringsleiders enige sérieux te verlenen. Niet iedereen gunde hem zijn succes.

In 1976 hield de burggraaf de diplomatie voor bekeken. Even overwoog hij om in het zakenleven te stappen – hij kon onmiddellijk bij de groep Solvay-Janssen aan de slag. Maar het toeval wilde dat toenmalig premier Leo Tindemans (CVP) net op zoek was naar een christen-democratische francofoon om de Europese commissaris Henri Simonet (PS) op te volgen. Davignon liet de kans niet liggen. Acht jaar lang, twee ambtstermijnen, zou hij eurocommissaris zijn, en zo mee gestalte geven aan de uitbouw van de Europese Gemeenschap. De eerste vier jaar was hij bevoegd voor Industrie en de Interne Markt, de volgende periode beheerde hij de superportefeuille Industrie, Energie en Onderzoek.

Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig was hij de man die de ondankbare taak kreeg de verouderde Europese staalindustrie te saneren. Aanvankelijk probeerde hij de staalcrisis te bezweren met de invoering van minimumprijzen, de aanmoediging van vrijwillige productiebeperking en de beperking van de import. Toen deze maatregelen niet voldoende bleken, schrok hij er niet voor terug om quota’s op te leggen en bedrijven tot herstructurering te dwingen – dat de Belgische staalnijverheid daarbij in de klappen moest delen, kon de Europese commissaris niet tegenhouden.

NIEUWE HORIZONTEN

Tweemaal werd Davignon genoemd als kandidaat voor het voorzitterschap van de Europese Commissie. De eerste keer, in 1980, moest hij het afleggen tegen de Luxemburger Gaston Thorn, onder meer omdat Charles-Ferdinand Nothomb (van zijn eigen PSC) en Margaret Thatcher hem niet steunden. De tweede keer, in 1985, kreeg de Fransman Jacques Delors de baan, als troostprijs voor het feit dat hij in eigen land naast het premierschap had gegrepen. Davignon begreep dat hij in het Europese parcours fin de carrière was en zocht nieuwe horizonten op, bij de Generale Maatschappij. Maar de Europese politiek zou hem altijd blijven begeesteren. Ook in zijn Generale-jaren bleef hij behoorlijk veel tijd steken in Europese projecten zoals de European Round Table of Industrialists, de machtigste lobbygroep in de Europese Unie. En tot vandaag ventileert hij in interviews graag zijn visie op de grote en kleine kantjes van de Europese politiek.

Ook bij de Generale Maatschappij is Davignons tijd nu voorbij – al blijft hij als ondervoorzitter wellicht wel over een bureautje beschikken in de Koningsstraat. Naar eigen zeggen kijkt de burggraaf ernaar uit om nog wat meer van het leven te genieten – iets wat de fervente pijproker altijd al graag heeft gedaan. Verder heeft hij ook nog zijn talrijke bestuursmandaten. Niet alleen in het bedrijfsleven – Alcatel, Suez, Fiat, Kissinger Associates, Minorco, Arbed, Accor, Solvay, AG zijn enkele van de ondernemingen waarin Davignon een zetel heeft (gehad) -, maar ook bij zijn favoriete voetbalclub Anderlecht en het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten, waar hij zelfs voorzitter van de raad van bestuur is.

Uiteindelijk blijft Stevie gewoon doen waarin hij altijd goed geweest is: zijn contacten in het old boys netwerk van de Belgische haute finance en in de andere hoge kringen van het land onderhouden, een van de vijf best geïnformeerde mensen van het land zijn, en op informele wijze zijn invloed doen gelden in menig belangrijk dossier op de Belgische politieke of economische agenda.

Davignon stond, naast de verder onbekende Brusselse zakenman André Van den Borre, als enige Belg in het telefoonboekje van de onlangs gearresteerde Fransman Alfred Sirven – de sleutelfiguur in het Elf-omkoopschandaal, waarin voormalig minister Roland Dumas terechtstaat. Een bewijs voor zijn betrokkenheid bij het schandaal is die vermelding natuurlijk geenszins. Een bewijs van zijn lobby- en netwerktalenten is het mischien wel.

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content