Moet Aalst Carnaval business worden? Sommigen oordelen dat het tijd is voor verdere commercialisering. Anderen oordelen dat die de doodsteek voor het Aalstse volksfeest zou betekenen.

Hoeveel geld gaat er om ter gelegenheid van Aalst Carnaval? Dat is moeilijk te berekenen. Het economische weekblad Trends deed in 1992 een poging en kwam op minstens honderd miljoen frank uit. Acht jaar later zal het bedrag er zeker niet kleiner op geworden zijn.

Op de dienst PR van de stad, verantwoordelijk voor de organisatie van de feestelijkheden, wil men geen exacte cijfers geven over de carnavalsbegroting. Burgemeester De Maght verklaarde destijds in Trends dat het budget in evenwicht was: bijna zeven miljoen ging buiten, bijna zeven miljoen kwam binnen. De grootste bron van inkomsten was de kermis, de belangrijkste uitgave de prijzenpot voor de zondagstoet.

In het carnavalsmilieu wordt geschat dat het stadsbudget nog steeds onder de tien miljoen frank ligt. Dat is ontzettend laag in vergelijking met andere Europese carnavalssteden zoals Keulen, Viareggio en Nice, die tientallen en soms zelfs honderden miljoenen franken investeren in de feestelijkheden.

De stad Aalst is zo goedkoop af omdat de carnavalsgroepen zo goed als zelfbedruipend zijn. De enige steun die zij ontvangen, is het prijzengeld voor de stoet. Dat bedraagt momenteel in totaal 2,6 miljoen frank. De hoofdprijs, voor de mooiste wagen in de categorie ‘grote groepen’, bedraagt 160.000 frank. Het prijzengeld wordt over alle deelnemers in de drie categorieën (groot, middelgroot en klein) verdeeld. Grote groepen besteden momenteel een à twee miljoen frank aan hun wagen en hun kostuums. Middelgrote groepen geven ook algauw ettelijke honderdduizenden uit.

Niet alleen de wagenbouwers hebben geld nodig, ook de kandidaten voor de verkiezing van Prins Carnaval moeten heel wat financiële middelen hebben. Prins Gary, die dit jaar de wedstrijd won, spreekt over meer dan een half miljoen frank.

Waar halen de carnavalisten al dat geld? Sommige groepen vragen enkele duizenden franken lidmaatschapsgeld. Er zijn de traditionele benefieteetfestijnen en -fuiven. De laatste jaren brengen de cd’s met carnavalsliedjes enkele honderdduizenden franken op. En dan zijn er de sponsors. In de stoet is reclame absoluut taboe, zelfs op het uitgedeelde snoepgoed mag geen merknaam staan. Maar de carnavalsgroepen hebben ook pompiers, oude brandweerwagens die worden omgebouwd tot rijdende geluidsinstallaties. Daarop mogen wel reclameborden hangen. Voorts zijn er de gadgets, de petten, de T-shirts en truien die de groepen verkopen en/of uitdelen. De sponserende bedrijven zijn meestal zelfstandigen en kleine kmo’s uit de regio.

Jo Van de Wijngaerde, een van de leidende figuren achter de groep Schiefregt’Oever, was tien jaar geleden al dat geschraap om geld beu. Hij vond een andere financiering: Schiefregt’Oever organiseert met oudejaar de reuzenfuif ‘De Langste Nacht’, die aanvankelijk in Aalst plaatsvond, maar intussen naar de Gentse Expohallen is verhuisd. Met de opbrengst van deze megafuif bouwen de carnavalisten hun praalwagen.

Van de Wijngaerde ziet nog wel meer mogelijkheden om carnaval commerciëler aan te pakken: reclamezuilen op de grote invalswegen, wel logo’s op de wagens en de kostuums, reclameborden op de tribunes. ‘In de sportwereld is dat toch de gewoonste zaak van de wereld?’

Kamiel Sergeant, alias Keizer Carnaval, huivert bij het idee van een doorgedreven commercialisering. ‘Voor je ’t weet, komt Herman De Croo en zegt, hier is vierhonderdduizend frank, maak me een wagen en zet me erop in al mijn glorie. En biedt Dehaene honderdduizend meer voor een dubbele wagen. Voor je ’t weet, is Interbrew er, en Maes Pils en Coca-Cola en Disneyland. En dan is ’t gedaan met Oilsjt Carnaval.’

‘Trouwens, waarvoor hebben we al dat geld nodig? Om nog grotere wagens te bouwen? De carnavalsstoet is geen bloemenstoet. Waarom komen de mensen kijken? Om te lachen. Daarvoor heb je geen reusachtige spektakelwagens nodig. Dat kun je ook bereiken met een kleine, ingenieuze vondst.’

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content