De wereld staat in brand. Knack trok de straat op in Brussel. Om te betogen, tegen alles en nog wat. En we waren lang niet de enige. ‘Er is geen enkel land ter wereld waar zoveel betoogd wordt als in België.’ Dagboek van een beroepsbetoger.

Beste dagboek,

Het is vandaag 24 oktober. Voor de zestiende dag op rij betoogd in Brussel. Nooit gedacht dat ik ooit een beroepsbetoger zou worden. Ik, die vroeger al moeite had om een opinie over het weer te formuleren. Die zo wantrouwig tegenover massa’s stond. Zo graag aan de kant van de straat stond, ook. Omdat ik dat de beste plaats vond.

Maar de wereld draait door de laatste tijd. En dus brak nood principes. Niemand kan het zich nog permitteren om onverschillig te blijven, nu.

Ik stond samen met de cipiers op de barricades te schreeuwen voor meer koopkracht. Ik betoogde tegen de genocide van de Guarini-Kaiowà-indianen. Brandde een kaars voor de ter dood veroordeelde Troy Davis. Voor de Turkse gevangenen die mishandeld worden. En voor de sans-papiers, natuurlijk, verschillende keren zelfs. Geen mens die weet hoe vaak er elke week betoogd wordt voor die sans-papiers.

Ik riep mee met de Iraanse Koerden voor… tja, waarvoor eigenlijk? Zong mee met de fanfare van de buurtbewoners van Elsene voor een verkeersvrij Heilig-Kruisplein. En elke vrijdag om halfvijf stond ik op de trappen voor de Beurs. Om de vlag voor Palestina omhoog te houden.

In alle betogingen meelopen is trouwens onmogelijk. Ik moest vaak verscheurende keuzes maken: betoog ik vandaag mee met de spaarders van Kaupthing, of tegen de grondspeculatie in Brazilië? Tegen de brandstoftaksen van de regering, of voor de herinvoering van de beren in de westelijke Pyreneeën?

Gigantisch eigenlijk hoeveel betogingen er wekelijks door de straten van Brussel lopen. Politicoloog en betogoloog Stefan Walgrave vertelde me dat wij, Belgen, de wereldrecordhouders betogen zijn. Geen enkel volk op de planeet dat zo vaak betoogt. Natuurlijk, het is overal wel wat. Maar elk volk heeft zijn favoriete manier om zijn colère te uiten. De Britten en de Amerikanen tekenen bijvoorbeeld veel petities. Wat de Eskimo’s en de Ethiopiërs deden, dat wist de professor niet. Maar de Fransen, die betoogden ook extreem veel. Maar nog altijd niet zoveel als wij.

En dan was er nog iets, zei de professor. We zeuren toch zo graag over die wilde jaren zestig. De jaren waarin iedereen jong was en op straat kampeerde. Alleen: wáár? Het is foute nostalgie. Er is nog nooit zo veel betoogd als de laatste vijftien jaar in België.

Er zijn natuurlijk heel wat redenen voor. België heeft sterke vakbonden, en een middenveld dat graag betoogt. Maar er is ook een heel prozaïsche reden: we leven domweg in een klein land. Zelfs een Aarlenaar staat in twee uur in Brussel. En op den duur begon het een zelfversterkend ritueel te worden. Mensen zien andere mensen betogen. En als ze kwaad zijn, trekken ze ook naar Brussel. Om te betogen. Het zit allemaal in het hoofd, besloot de professor.

Mijn hoofd is moe, dagboek. Ik ga slapen. Morgen moet ik er vroeg uit, ik heb een afspraak met de burgemeester.

Het stadhuis van Brussel. Freddy Thielemans leunt achter-over in zijn stoel. ‘Zeg het eens.’

Ik kom u feliciteren. U leidt de stad waar het meest betoogd wordt.

FREDDY THIELEMANS: (lacht) Dat geloof ik best. Ik schat dat er nu jaarlijks vijf-, zeshonderd betogingen door Brussel lopen. En elk jaar worden het er meer. Als ik dat vertel in New York of Berlijn, weten ze niet wat ze horen. Voor mij is dat een teken dat Brussel de echte hoofdstad van Europa geworden is. Iemand die kwaad is, komt naar Brussel. (drinkt van zijn glas)

Burgemeester, u hebt gelijk. Ik wil mijn eigen betoging organiseren.

THIELEMANS:(verslikt zich bijna) En waartegen dan wel?

Ik twijfel nog.

THIELEMANS: Tja, stuur mij een brief. Waar en wanneer u wilt betogen. Hoeveel man u verwacht. En vooral: waar u tegen bent.

Is dat eigenlijk verplicht, een onderwerp? Heeft een betoger recht op twijfel?

THIELEMANS: Nee. Een van de voornaamste taken van een burgemeester is de openbare orde bewaren. Ik moet dus weten waar het over gaat. Ooit kreeg ik een brief van de boeren. Die wilden met zevenhonderd koeien naar Brussel afzakken. Zevenhonderd koeien in Brussel! Die betoging heb ik dus verboden. Maar dat gebeurt heel zelden. Ik schat dat ik er de laatste acht jaar zes verboden heb. Onder meer een manifestatie van het DHKP-C, omdat dat een terroristische organisatie is. En één van een zeer rechtse partij uit Vlaanderen.

Het Vlaams Belang?

THIELEMANS:(fijntjes) Ah, u noemt die partij zo…

Heeft niet iedereen met een mening – hoe verwerpelijk die ook is – het recht om te betogen?

THIELEMANS: Nee. Ik moet niet alleen kijken of een betoging de openbare orde in gevaar brengt, maar ook of ze in overeenstemming is met de wetten van dit land. En die betoging was tegen eerbied voor andere filosofieën. Ik wist dat ik daarmee last zou krijgen, maar uiteindelijk heb ik gelijk gekregen. Zij hebben het proces verloren dat ze aangespannen hebben.

Verbiedt u soms ook betogingen omdat de reden te onnozel is voor woorden?

THIELEMANS: Als er vijfhonderd betogingen zijn per jaar, zitten er uiteraard een paar bij die niet van mijn gedacht zijn. Betogingen van sektes of zo… Of iemand die betoogt tegen zijn ex. Theoretisch zou ik dat kunnen verbieden. Maar laten we serieus blijven: hoe kan één man nu een gevaar betekenen voor de openbare orde?

Daar zou ik toch niet zo zeker van zijn. Gaat u mijn betoging verbieden?

THIELEMANS: Ik denk het niet, maar ik zal eerst uw brief lezen. Vergeet trouwens niet om die tien dagen op voorhand op te sturen. De politie bekijkt dan of u een gevaar voor de openbare orde kunt betekenen. Dat is de standaardprocedure. U ziet er wel een lieve jongen uit, maar voor hetzelfde geld bent u een verklede terrorist. De politie maakt eerst een risicoanalyse. En daarna neem ik een beslissing.

Een verklede terrorist die gaat betogen! Bedankt, burgemeester.

Beste dagboek,

Het is vandaag 27 oktober.

Lang geleden stond er, bij opinies in ‘De Morgen’, een cartoon van ZAK. Een mannetje dat alleen aan het manifesteren was. Met daarboven de tekst: ‘Iedereen die niet is zoals ik: volge mij.’

Ik moest eraan denken toen ik vanmorgen telefoon kreeg van de politie. Ze hadden mijn brief gekregen van de burgemeester. Een spervuur van vragen. ‘Dus, u wilt gaan betogen voor het recht op twijfel voor betogers. Meent u dat? En u bent zelf verantwoordelijk voor de veiligheid van de betoging? Gaat u uw troepen in de hand kunnen houden, mijnheer? Aha, u verwacht alleen uzelf?’

Ik was, vertelde de politie nog, een van de weinige organisatoren die zijn toeschouwersaantal niet overschatte. Vooral de pro-Kabilabetogers waren legendarisch. Die schatten elke keer dat ze met 80.000 man zouden opdagen, en eisten dan maar meteen de Noord-Zuidas op. Maar de flikken kennen hun pappenheimers. Kabila krijgt in Brussel nooit meer dan tachtig man op de been. En zijn fans werd dus een iets bescheidener parcours toebedeeld. Er is weleens sprake geweest van een vast betoogparcours, op verzoek van de middenstand, die al die betogingen kotsbeu was. Het is er nooit gekomen. En de middenstand klaagt natuurlijk altijd.

Na al die jaren is de Brusselse politie zowat een specialist geworden in het omgaan met betogingen. Stefan Walgrave had me daarop gewezen: hoe low profile de politie elke keer blijft. Het gebeurt nog maar zelden dat ze op hun paard gaan zitten, en op het waterkanon ligt al jaren stof. Daardoor loopt een betoging in Brussel zelden of nooit uit de hand. Betogen is salonfähig geworden. We zijn dat ook gewoon geworden. Als wij dan beelden zien van een ontspoorde betoging in Genua of zoals in Rome vorige week, moeten we altijd denken: dommeriken, die weten nog niet eens hoe ze met een betoging moeten omgaan.

Maar we moeten niet overdrijven. Vorige week betoogd met mensenrechtenactivisten tegen de genocide op de Guarini-Kaiowà-indianen in Brazilië. We wilden voor de Europese Missie op de Rooseveltlaan betogen, maar moesten honderd meter verderop gaan staan aan de boskant. We belemmerden het zicht, stel u voor. Daar stonden we dan, in het bos en in de regen: dertig linkse manifestanten, drie agenten in burger en een inheemse Guarini-leider. For ol’ times’ sake wisselden mijn medebetogers dan maar oud-strijdersverhalen uit met de agenten. Over de tijd toen betogen, zoals het hoorde, nog een beetje waanzin was. En ‘flikken’ het ergste scheldwoord dat er bestond.

Toen kwam een meisje langs met rode lippenstift. Om drie indianenstrepen op onze wangen te krassen. Het begon wat harder te regenen.

‘Makkelijk tachtig, negentig procent van alle betogingen in België zijn linkse betogingen’, zegt Stefan Walgrave. ‘Het Vlaams Belang betoogt weleens. En niet zo lang geleden was er een betoging tegen drugs. Maar dat zijn veeleer uitzonderingen. Denk nu niet dat rechtse mensen meer tevreden zijn. Of dat er meer linkse mensen wonen in Vlaanderen. Nee, het komt gewoon omdat de rechterzijde niet zo’n sterk uitgebouwd middenveld heeft dat graag betoogt.

‘Heel wat van die organisaties volgen ook een dubbel spoor. Enerzijds trekken ze de straat op, rollen ze de spierballen. Dat is natuurlijk voor de buitenwereld, maar ook voor henzelf. De top voelt dat er ongenoegen is, dat ze de troepen moeten luchten. Noem het een therapeutisch moment. Maar daarna zeggen ze ook tegen hun achterban: ‘In uw kot, koest nu, we gaan lobbyen.’

‘Aan de andere kant komen werkgevers natuurlijk nooit op straat. In Parijs is dat eens voorgevallen – een betoging van 3000 werkgevers, dat was du jamais vu – maar hier zie ik dat niet snel gebeuren. Als André Leysen met een probleem zit, dan belt hij naar Yves Leterme. Hij heeft macht genoeg om te lobbyen voor zijn zaak, hij heeft de straat niet nodig.’

Is dat niet het probleem van betogers? Profileren ze zich niet als losers? Walgrave: ‘Let er eens op: betogers manifesteren altijd voor iets wat ze dreigen te verliezen. Bijna nooit voor iets wat ze willen winnen. Betogingen zijn dus sowieso altijd het wapen van mensen die aan de verliezende kant staan. Mensen die manifesteren voor hun eigen belang, pakweg de aandeelhouders van Fortis, profileren zich misschien als loser, dat is wel waar. Maar iemand die betoogt tegen de oorlog in Irak, beseft ook wel dat Bush daar geen rekening mee zal houden. Dat zijn absoluut geen losers. Zij zien het als hun morele plicht om te betogen. Betogen heeft dan iets moois, iets verhevens bijna.’

Beste dagboek,

Het is vandaag 23 oktober. Vandaag gaan betogen met Amnesty International voor Troy Davis, een zwarte die al zeventien jaar in de dodencel in het Amerikaanse Georgia zat. Hij werd beschuldigd van moord op een blanke politieagent, maar er is geen enkel fysiek bewijsmateriaal tegen hem. Zijn veroordeling was gebaseerd op getuigenissen die intussen ingetrokken zijn. Het was een indrukwekkende betoging: vijftig mensen die op het Poelaertplein een uur lang een kaars en een foto omhoog hielden.

Maar ze waren daar bijna anoniem in de hoofdstad. Onverschillig draaide de wereld door. Achteraf wat gepraat met Lore, de perswoordvoerster van Amnesty. Ze vertelde hoe moeilijk het wel was om te concurreren met het nieuws. Ze had die ochtend op de radio de opiniemakers gehoord. Over gouden parachutes en de garderobe van Sarah Palin, en hoe schandalig dat wel niet was. Dat vond ze ook wel. Maar Troy Davis, dat was even schandalig en die naam kenden de opiniemakers vast niet. Ze wist ook wel: als de zus van Troy Davis nu naar Brussel was gevlogen om mee te demonstreren, ja dan, dan waren ze misschien gekomen. Misschien.

Van alle betogingen die ik heb meegemaakt, heeft er geen enkele de krant gehaald. Zelfs de naakte meisjes en jongens die op het Luxemburgplein betoogden tegen de EU-subsidies voor stierengevechten niet. Op een foto in ‘P-Magazine’ na, met daaronder de tekst: ‘De vrouwen mogen komen solliciteren op onze redactie.’ Dan laat een mens al eens zijn borsten zien. Ik vraag me af of betogers soms twijfelen, dagboek. Aan de zin van hun betogingen.

‘Betogingen hebben zeker zin’, zegt Stefan Walgrave. ‘Ze hebben België zelfs fundamenteel veranderd. Denk maar aan de Koningskwestie, de Schoolstrijd, de Witte Mars… Maar de laatste tijd is er inderdaad sprake van een inflatie aan betogingen.

‘De impact hangt ook af van de media-aandacht. Politici staan niet elke dag aan de kant van de weg, maar ze lezen wel de krant. Betogers hebben de media nodig. Een betoging moet opvallen, interessant zijn voor de media. En het liefst ook nog veel volk trekken. Een betoging waar vijf man en een paardenkop is, wordt gewoon vertikaal geklasseerd. Dan kun je beter dreigen met een betoging: “Pas op, we gaan met heel veel volk komen.” Radicale middelen kunnen het kleine aantal wel compenseren. In die zin zijn gewelddadige betogingen ook veel effectiever. Als de boeren in Brussel betogen, zijn ze altijd enorm boos. Het Brusselse stadsbeeld ziet er daarna ook zo uit. Of neem terroristen: ze zijn met heel weinig, maar ze riskeren wel hun leven. Hetzelfde geldt voor hongerstakers. Het is niet alleen de mening die telt, maar ook het offer dat je wilt brengen.

Betogingen zijn ook zeker niet alleen zaligmakend. Hoewel het aantal manifestaties toeneemt, gebruiken heel wat actiegroepen vandaag ook andere middelen. Ze dagvaarden de overheid. Of neem de actievoerders rond de Oosterweelverbinding. Dat zijn intellectuelen die niet betogen, maar door hun expertise politici aan het twijfelen proberen te brengen. Met succes trouwens: ze dwongen de Vlaamse regering tot een nieuw alternatievenonderzoek.

‘Wij organiseren inderdaad nooit betogingen’, zegt Manu Claeys van de Antwerpse bewonersgroep StRaten Generaal. ‘Het ligt natuurlijk ook aan het thema: probeer maar eens voor een onderwerp als “de stadsontwikkeling van ’t Eilandje” mensen op de been te brengen. Maar betogen is ook gewoon ons ding niet. Wij zijn techneuten, zitten maandenlang op die dossiers te studeren om aan te tonen wat er fout gelopen is. Ik heb ook vaak de indruk dat decision makers eventuele betogingen al ingecalculeerd hebben. Het hoort bij het nemen van moeilijke beslissingen. Ze laten zich er zeker niet door beïnvloeden, tenzij ze kiezers dreigen te verliezen. Betogen heeft ook iets van “we zijn tegen”, iets licht agressiefs zelfs. Fatsoenlijke mensen betogen niet, denken fatsoenlijke mensen. Politici buiten dat beeld uit, zeker wanneer het groepje betogers klein blijkt: ze duwen de betogers in de hoek van kortzichtigen, mensen die alleen maar opkomen voor hun eigen belang en de vooruitgang tegenhouden. En dat werkt dan weer contraproductief.

‘Daarom vinden wij het zinvoller om te netwerken. Om bijvoorbeeld met ons verhaal naar bedrijfsleiders te stappen. Ze schrikken daar ook van: “Hé, dat zijn niet de klassieke actievoerders die betogen.” Ze zijn het zeker niet allemaal eens met ons, maar een paar wel. En dat zorgt dan weer voor hopelijk vruchtbare verwarring binnen die wereld.

Pas op, ik zeg niet dat betogingen nooit effectief kunnen zijn. Maar een betoging kan niet op zich staan, het moet passen in een ruimer verhaal. Een paar maanden geleden, net op het hoogtepunt van alle media-aandacht voor de Oosterweelverbinding, organiseerde het Sint-Jozefinstituut een betoging. Op dezelfde dag lanceerden Raymond van het Groenewoud en Stef Kamil Carlens een protestlied tegen de Wapper. Zij vertolkten samen met de kinderen, ouders, grootouders en het personeel van die school de stem van een vermoede stille meerderheid. Een week later besloot de Vlaamse regering om alsnog een alternatievenonderzoek op te starten. Die kinderen en hun begeleiders hadden door die betoging mee de bal binnengetrapt. Maar de onderbouw van hun boodschap was al bekend bij de publieke opinie. En ze was geleverd door actiegroepen die geen enkele betoging hadden georganiseerd.’

Beste dagboek.

Fax gekregen van Freddy Thielemans. Ik krijg toelating! Maar er hingen wel twee pagina’s voorwaarden aan vast: geen knalbommen, geen fakkels, geen dieren, geen helmen. ‘En uw aangezicht moet duidelijk zichtbaar zijn.’ En: ‘U mag geen enkele belediging uiten tegen om het even welke regering of overheidspersoon. Een ontering van vaandels is ten strengste verboden. Voorts zullen de nodige politiemaatregelen getroffen worden om het veilige verloop van uw betoging te verzekeren. Hoogachtend, de burgemeester.’

Maandagmorgen, elf uur. Brussel is wakker. Fris gewassen, en met het aangezicht duidelijk zichtbaar stap ik de trappen van de Beurs op. Met de blik op oneindig steek ik mijn bord omhoog.

Twee tellen later. Een agent stapt de trappen op. ‘Wat heeft dit te betekenen?’ vraagt hij in de taal van Molière. Hij bekijkt me alsof mensen bij hun volle verstand zich niet onledig houden met het omhoogsteken van borden.

Net op het moment dat ik trots mijn fax van Freddy Thielemans bovenhaal, stapt er nog een man de trappen op. ‘Goeiemorgen, mijnheer Tormans’, zegt hij. ‘Hier is Het Gezag. Ik kom u begeleiden bij uw betoging.’

Hij geeft mij een mannenhand en kijkt wat meewarig naar mijn bord. ‘Uw medebetogers zijn ook nog aan het twijfelen, neem ik aan?’ Hij grijnst en roept door zijn walkietalkie: ‘Betoging CS 807 is begonnen.’

‘U draagt helemaal geen uniform’, zeg ik.

‘Nee’, antwoordt Het Gezag. ‘Geef toe: dit is toch een stuk sympathieker. Anders voelt u zich misschien aangevallen en wordt u agressief.’

‘De politie is niet alleen uw vriend, maar ook uw psycholoog.’

‘Zo is dat’, lacht Het Gezag.

Voorwaar, het is verfrissend om samen te werken met echte vakmensen. Dat kan trouwens niet van iedereen gezegd worden die in Brussel op straat loopt. ‘En français!’ roept een voorbijgangster. En een bus Poolse schoolkinderen: ‘Sprechen sie Deutsch?’

Een vrouw met een rode jas vraagt wat dit moet voorstellen. Ik leg haar uit dat het verboden is voor betogers om te twijfelen. Een probleem waar de wereld nog niet over nagedacht heeft. Ze zegt dat ik zot ben. Alsof er niet genoeg ellende is in de wereld om mijn bord mee te vullen. ‘Maak dan zelf een bord’, repliceer ik. Ze blijft maar leuteren en ik ben te moe om haar gelijk te geven. Net voor het mij begint te dagen dat ik hier te maken heb met een tegenbetoger, redt Het Gezag mij.

‘Zolang u hier op het trottoir staat, denken ze alleen maar “onnozelaar”. Maar als u straks midden van de Anspachlaan gaat staan, dan zult u wat anders horen.’

Een kwartier later zwaait Het Gezag plots met zijn armen. Fini. Hij roept door zijn walkietalkie: ‘Betoging CS 807 is afgelopen. Er zijn geen accidenten te melden.’

‘En nu?’ vraag ik aan Het Gezag.

Hij kijkt in zijn boekje. ‘Ah, nu is er een betoging voor Kashmir.’

‘Kashmir?!’

‘Ja, ik zal direct wel horen wat daar weer aan de hand is. Wij van de Brusselse politie zijn specialisten in buitenlandse conflicten. En (wijst naar mijn bord) in filosofische vraagstukken.’

Wat later die dag belt Het Gezag terug. ‘Mijnheer,’ vraagt hij, ‘wat stond er nu weer precies op uw bord?’

DOOR STIJN TORMANS / FOTO’s SASKIA VANDERSTICHELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content